Veranderingen
Een egoscript

Naar de homepage
hhBest

 

Verwante artikelen:
Kitty (1923-2007)
Develbridge Avenue Portret van mijn vader
Mijn levenspartner had een afspraak in Breda, in een betrekkelijk nieuwe wijk in de buurt van de Willem van Oranjelaan. Omdat ik niet ver daar vandaan geboren ben, moest ik natuurlijk wat aanwijzingen geven, hoe te rijden. Maar toen het zover was, kreeg ik een bevlieging: 'Ik ga mee'.
'Ik heb geen idee, hoe lang het duurt' zei ze, maar dat vond ik juist helemaal niet erg. 'Ik red me wel', zei ik en als je klaar bent dan bel je me maar op het mobieltje.
Zo begon ik aan een wandeling over mijn geboortegrond, me voornemend, nu eens alle veranderingen goed in me op te nemen. Veranderingen die zich in de loop van meer dan een halve eeuw hebben voltrokken.

Ik zie hier méér van de Duivelsbruglaan dan ooit.

Ginneken.

'n Zeker plichtsgevoel drijft me allereerst naar het parochiekerkhof, tegenwoordig geseculariseeerd Vogelenzang geheten

Het bezoek geeft me de bevestiging, dat het graf van mijn ouders er netjes bij ligt. Van hen-zelf kan dat na 37, respectievelijk 24 jaar waarschijnlijk niet meer gezegd worden. Ik sta er letterlijk en figuurlijk niet meer bij stil en bewaar hen in mijn geest.

Ik zie de graven van de dorpsslager en zijn vrouw


De Prinsenplassen bestaan nog!

zijn vrouw, van de sigarenwinkelier tevens postbode, van de legendarische pastoor (1943-1965) en ik zie de erebegraafplaats van de bij onze bevrijding gesneuvelden van de Eerste Poolse Pantserdivisie, dewitte kruisjes met de Poolse adelaar in het gelid. De Afdeling Onderhoud rijdt met een lichte pickup de begraafplaats op, ik huiver bij de zoveelste gure windvlaag.

Vanaf de Schoolakker (de officiële benaming Schoolakkerplein kan ik niet uit m'n strot krijgen), loop ik door de Raadhuisstraat langs het monumentale gemeentehuis uit 1792 en zie met voldoening dat de woning van wijlen burgemeester jhr. Theodoor Serraris in de steigers staat. Want natuurlijk ben ik niet voor het eerst in 50 jaar in 't Ginneken en het is mij niet ontgaan, hoe het majestueuze pand destijds voorop ging in de inmiddels gestuite verloedering van de Ginnekenmarkt. Van mij hoeft er niet weer een freule in een fiacre door de dubbele deuren de straat op te rijden - voorbij is voorbij - maar als daar een appartementencomplex wordt ingericht en de voorgevel krijgt weer haar deftige aanzien, dan ben ik dik tevreden. Veel monumentale gebouwen in Ginneken danken hun behoud aan een wijziging van de bestemming in 'comfortabel wonen'. Jammer dat men niet eerder op het idee kwam, want in de jaren zestig zijn er (zoals ook in het centrum van Breda) zaken gesloopt (en gedempt), die beter onaangetast hadden kunnen blijven.


Klooster in Meerseldreef,niets veranderd

Op de stoep bij Boerke Verschuren maken ze reclame voor snert, dus waarom niet? Het antwoord volgt verderop. In dat café annex kolenhandel mochten we in de winter van 1944 gratis onze botten warmen.

Maar de snert is zuur en ik ruil 'm in voor 'n capuccino. Intussen

Intussen tast ik de gevelwanden van het marktje af en stel definitief vast dat 95 procent van de winkels z'n primaire functie (bakker, slager, drogist, loodgieter/sanitair, fotograaf, garen en band, sigarenmagazijn) heeft verloren en het domein is geworden van kleding- en fashionachtige nerinkjes. Enkele winkelramen zijn voorzien van vitrage. Daar wordt nu achter gewoond. Wel is er, aan de Ginnekenweg, een echte boekhandel bij gekomen. (Er is er ook een, annex partikuliere bibliotheek, aan de Duivelsbruglaan al vele jaren geleden verdwenen.) Het is er gezellig rommelig, zoals het een boekhandel betaamt en er loopt heel wat in en uit voor een doordeweekse middag. Ik zie hier veranderingen, die iedereen ziet als hij terugkeert naar het terrein van zijn jeugd.

 

 


Pater Pio in Meerseldreef

Het al in 1942 door Breda geannexeerde dorp heeft nog steeds dat familiesfeertje, maar het lijkt meer georganiseerd dan vroeger. Mijn vader, die de kruidenierswinkel (koloniale waren en comestibles) betrad en aan de vrouw achter de toonbank vroeg: 'Wa plakte gij op 'nne brief?'

'Op 'nne brief? 'n Possegel natuurlijk', antwoordde ze verbaasd.

 

Stond er de volgende dag in het Dagblad van Noordbrabant, de voorloper van BN De Stem: 'Brabants dialect, dialect der luiheid. Een Ginnekenaar zegt bij voorbeeld niet 'posTzegel', maar 'possegel'. Flauwekul natuurlijk, want ik denk dat de meeste dialecten letters en lettergrepen inslikken.
En ik kreeg op school te horen: 'Jullie vader is hartstikke gek. Komt-ie bij ons in de winkel en vraagt-ie aan ons moeder: Wa plakte gij..' Enfin.

 


De Laurentiusschool.

Ik loop door de Duivelsbruglaan, langs de middeleeuwse Laurentiuskerk (al eeuwen in hervormd bezit), langs de plek, waar ik 19 jaar van mijn leven heb doorgebracht. Ik loop een poort in, stuit op een gesloten hek, waarnaast een bord dat de aanwezigheid van een bloemisterij meldt. De kwekerij die er altijd al geweest is en waarvan ik niet kan geloven dat-ie nog bestaat. De bloeMMisterij, die mijn vader (alweer) aanleiding gaf aan de eigenaar te vragen: Jan, wat zitte gij daar te misten? Da's 'n M teveel jongen. Vervolg

 

 

 

En dan is er nog tijd voor een laatste ronde door de straten van Ginneken, waarbij het opvalt dat er nog een reeks statige herenhuizen zijn, waaraan niets is veranderd en die zich in uitstekende staat bevinden. Wel blijf ik bepaalde winkeltjes missen, zoals die slijterij aan de Ginnekenweg. Had een lichtreclame: Wed. Adank. Hulstkamp, altijd bij de hand. Viel bij een storing het woord Hulstkamp weg. Stond er...Precies.

Uit de honderdjarige Sint-Laurentiuskerk, gebouwd door 'de zoon van de oude Cuypers' en monument, wordt een dode gedragen. (Mijn oudere broer heeft eens aan de serveerster in het er tegenover gelegen etablissement Oncle Jean gevraagd, of er in de week nog wel eens diensten zijn. 'k Zou 't nie weten, zei die meid.) Op het hek van het kerkplein staat: 'Dit plein wordt na

Ik vervolg mijn weg en kom langs het huis van mijn klasgenoot en vriend van weleer, die daar nog steeds lijkt te wonen... Ik ben daar jaren geleden al eens binnen geweest en besluit niet opnieuw aan te bellen, want we hadden toch wat onwennig tegenover elkaar gezeten...

Op de brug over de Mark draai ik me om en ik zie de Duivelsbruglaan, zoals ik 'm nog nooit heb gezien. Vroeger stond rechts, op het terrein van Mariëndal, geboomte dat het zicht op de kerk blokkeerde. Ik heb het nooit zo ervaren, maar nu het groen er niet meer is constateer ik dat niet alle veranderingen vervelend zijn - de onvermijdelijke rij geparkeerde auto's buiten beschouwing gelaten. Aan het Markdal wijdde ik rond 1970 een gedicht.

Het mobieltje zwijgt nog steeds, dus stap ik in de auto en rijd naar het Mastbosch, 'n stukje door het Montenspark, waar ik een huis van Rietveld vermoed en over de Overaseweg. Dat is eigenlijk van oudsher grondgebied van Princenhage, maar het lag al vroeg binnen mijn actieradius. Vlak voor een scherpe bocht naar links, aan de rechterkant had je vroeger een openluchtzwembad, genaamd De Prinsenplassen. Het ontving zijn water uit de nabije Aa of Weerijs. Behalve het zeer druk bezochte Het Ei in de Bredase wijk Boeimeer, was het eigenlijk de enige zwemgelegenheid in de buurt. De Mark en de Aa werden te gevaarlijk geacht (draaikolken). De Prinsenplassen was een tamelijk primitief recreatieoord, maar het had, zo tegen de bosrand aan iets gemoedelijks. Tot mijn verrassing liggen de bassins er nog steeds, zij het dat ze nu fungeren als partikuliere eendenvijvers.

Via het Huis Den Deijl, een restaurant, dat zijn bestaan aan mijn moeder te danken zou hebben, omdat die de vrouw van de eigenaar destijds zou hebben geadviseerd een 'theeschenkerij' daar achter het Mastbosch te beginnen, geraak ik in het dorpje Galder, met zijn 15e eeuwse St.Jacobskapel. Die bevindt zich in veel betere conditie dan in mijn jeugd, wordt elke zondag voor de eredienst gebruikt en is zeer geliefd bij bruidsparen. Uiteindelijk

Uiteindelijk bereik ik Meerseldreef in...België, wat voor een Ginnekenees heel gewoon is. Een bezoek aan het Capucijnenklooster daar en vooral aan het Processiepark met zijn Lourdesgrot en Kruisweg, lag minstens een keer per jaar voor de hand.

Er is rond dat klooster nauwelijks iets veranderd, maar je kunt niet zeggen dat de paters niet met hun tijd meegaan. Ze hebben hun heiligdom ('Rust! Stilte!') uitgebreid met een statie, gewijd aan hun beroemde ordegenoot Pater Pio. Inclusief kaarsendepots en offerblokken.

 


Hier kun je reageren. E-mail naar de schrijver, Guido t'Sas, kan ook.

de bijeenkomst gesloten.' Een zeldzame kans dus om even naar binnen te lopen. De kerk, waar ik ben gedoopt, koorzangertje en misdienaar ben geweest. Die de lidtekens draagt van de beeldenstorm in de jaren zestig. Sloop van altaren, verwijdering van de Cuyperiaanse atelierkunst, maar gelukkig geen totale kaalslag.

Een recente restauratie heeft veel goed gemaakt. Het ziet er prima uit, met teruggeplaatste kunst, nieuwe glas-in-loodramen, het orgel in de noordelijke zijbeuk. Het gevoel van herkenning is er, zeker als ik de kruisweg zie die voor mij als kind toch veel betekende. Bekijk ook mijn verhaal over de achtergronden van de zogenaamde religieuze atelierkunst, naar aanleiding van de restauratie van de Nicolaaskerk in Helvoirt.

Het hek wordt gesloten, want de centrale plaats van de parochiekerk in de gemeenschap is minder nadrukkelijk geworden, zeker nu de pastorie niet meer wordt bewoond door een pastoor en drie kapelaans en het aangrenzende nonnenklooster met scholen vrijwel geheel is ontmanteld. En dus is Oncle Jean Oncle Jean en niet meer Hotel Brabant, laat staan zaaltje Segeren, waar het parochieel zangkoor het Ceciliafeest vierde (worstenbrood) en waar toneeluitvoeringen werden gegeven. Welgemeend advies aan het tafeltje van de Stem-correspondent: Schrijf mar dazze goed gespuld'ebben.

Nog even langs de jongensschool, die nu natuurlijk een gemengde basisschool is, maar die, inclusief koepel, nog precies zo oogt als toen.

Ik maak een foto en dan vraagt er een kindje: 'Wat doe je?'

Ik zeg: 'Ik maak een foto, want ik heb op deze school gezeten.'

Ze kijkt me met open mond aan, want dit is even niet te bevatten.

Naar boven

Naar hoofdpagina Geschiedenis

Soldatenpadje
Het Soldatenpadje vormt de toegang tot het Mastbosch vanaf de Bouvignelaan. De naam van het paadje is in Ginneken niet meer gangbaar. Men spreekt van het berkenlaantje. Maar die naam is wel héél oud, namelijk uit de tijd dat de in Breda gelegerde soldaten hierlangs, uiteraard te voet, naar de Schiethei (Galderse Heide) gingen.

 

 

 

 

 

Markdal

In het Markdal bedierf ik
misschien als eerste
het milieu
door het schielijk trekken
aan een surrogaat-sigaret.

Merk Succes.
Stonk als een boerderijbrand.
Achter Mariëndal
waar een Mof
met bretels boven z'n laaibroek
lag te luieren tegen de walkant

plukte ik pinksterbloemen.
Thuis was er een altaartje
met een Mariabeeld.
Over de rivier gleed een kano
waarop een jengelende koffergrammofoon:
'Om jou te schaken
heb ik een glazenwassersladdertje
laddertje

laddertje
laddertje
...huurd.'


En onder de houten Duivelsbrug
geratel van autowielen over het plankier

spiedde ik naar vlugge ratjes
schrijverkes en voorntjes
geheimzinnig in het koele halfduister
van plechtig wuivende planten.
Symmetrisch geplante
houten lantaarnpalen
zinloos in zompig grasland
waren overgebleven van een ander
wit land
dat ik met bonzend hart had doorkruist
speurend naar een fluwelen rokje.

Eerst was er de wieg (dat moet wel)
Toen de box
Daarna het Markdal
Weerloos jeugdland

veel kleiner dan ik dacht.

(Ca. 1970. Eerder gepubliceerd in Dagblad De Stem)

Terug naar de wandeling
Naar boven

Naar hoofdpagina Geschiedenis

Dit ben ik in 1942 op de fiets, die afkomstig was van mijn achterneef Ron van der Elst (hij was 'n paar jaar ouder en eraf gegroeid). De foto is genomen door mijn inmiddels 82-jarige broer Berry, die mij trots mailde: 'met de Zeiss Ikon box (f. 10,- van tante Marie uit Nice en in Den Haag in de Passage gekocht)'.

De fiets had één handrem, die je duidelijk ziet zitten. Wat je niet ziet, is dat de rembeweging werd overgebracht naar een vertikaal stangetje, dat door een gaatje in het voorspatbord voerde en daaronder het remblokje op de band drukte. Levensgevaarlijk als je plotseling zou moeten remmen, maar dat hoefde toen eigenlijk niet,want er was nauwelijks verkeer.
Aan de vrouwen op de stoep kun je zien, dat een jongen op de fiets en een fotograferend iemand een bezienswaardigheid waren. Ik fiets door de Brugstraat (toen in verband met de annexatie door Breda net omgedoopt in Duivelsbruglaan) in Ginneken.
Ik heb van die fiets niet lang plezier gehad. Hij had geen slot en is simpelweg 'uit de voortuin gelicht'.

Het huis met de vlaggenstok is mijn ouderlijk huis. Dat huis bestaat niet meer. Let ook op het wegdek: zeer slipgevaarlijke koperslakkeien. Liggen alleen nog in privé-inritten en 'museumwegen'.

 

Over molens, een maalderij en een brouwerij

De maalderij De Fortuyn van Vic van de Reyt aan het begin van de Bavelselaan, hiernaast op de foto, is een van de monumentale Ginnekense gebouwen, die een woonbestemming hebben gekregen. Wooneenheden dus in het gebouw-zelf en een hofje (Fortuynhof!) erachter. Jammer dat niet ook het brouwerijtje ernaast (De Zwaan, Ginnekens Oud Bruin) is bewaard. Andere voorbeelden zijn, de statige woning van wijlen burgemeester Theodoor Serraris aan de Raadhuisstraat en het hoofdgebouw van het Laurensziekenhuis. Hier is onder de naam Laurenspark een complete woonwijk uit de grond gestampt, met veel respect voor het aanwezige groen. Ooit zou men die gevel weer zijn oorspronkelijke kleur van gele baksteen moeten geven en de zandloperluikjes, zo karakteristiek voor dit plattelandsziekenhuis, weer moeten aanbrengen.
Ik heb iets met dat Laurens (welke Ginnekenees trouwens niet?), omdat ik er in kamer 2, rechts van de hoofdingang, ben geboren.

Maar 't Fortuyn.
Die maalderij was eigenlijk niet eens zo oud: in 1923 gebouwd door mulder Van de Reyt, die aanvankelijk de Ginnekense molen op de hoek van de Bavelselaan en de tegenwoordige Kerkhofweg had bemalen. Die molen was door hoog geboomte en de bouw van het Sint-Laurensgesticht de wind ontnomen en raakte in verval.

Er is nog 'n aardige anecdote over in omloop, die de toenmalige burgemeester van Ginneken en Bavel, jhr. Theodore Serraris tot molenaar maakt. Bij een onmoeting in de trein is de molen door Victor van de Reyt aan de burgemeester cadeau gedaan. Vic heeft me dat verhaal vijftig jaar geleden in geuren en kleuren verteld, toen ik hem als aankomend journalistje voor inmiddels wijlen de Bredasche Courant interviewde. Serraris was het verval van de molen een doorn in het oog en hij bracht dat de mulder minzaam


 

 


onder de aandacht. 'Juist, burgemeester,' reageerde die, 'maar wie zal de restauratie betalen? En na zijn genereus aanbod: 'Da ziede niet dikwijls hé, dat een rijke burgemeester een molen cadeau krijgt van 'nen armen mulder'.

Dat ik nog regelmatig aan mijn molenverhaal wordt herinnerd, komt door de vanaf de A16 te volgen restauratie van de molen in Princenhage. Die is ook bezit geweest van de familie Van de Reyt en kent een vergelijkbare vervalgeschiedenis. Alleen de romp, de hoogste van Nederland (zelfs van de wereld, meent BN De Stem te weten) is altijd blijven staan. Ik vond het knipsel uit de Bredasche Courant nog in mijn archief. Het eindigt zo: 'Wij pleiten voor de molen van Princenhage. Hij heeft ons hart gestolen!'

Naar boven

Hier kun je reageren. E-mail naar de schrijver, Guido t'Sas, kan ook.

Naar hoofdpagina Geschiedenis

Devilbridge Avenue

Echt Amerikaans, om een weg te hernoemen en om te nummeren, vanwege een Duivels imago. Ik ga er althans van uit, dat bijgeloof de reden is, dat Highway 666 het nummer 491 heeft gekregen.

Ik heb meer dan tien jaar aan een 'Duivelsweg' gewoond, zonder ooit enige last van boze geesten te hebben ondervonden.

In 1943 wisselde onze familie compleet van adres, zonder te verhuizen. Dat zit zo. We woonden Brugstraat 2 in Ginneken, deel uit makende van de gemeente Ginneken en Bavel. In genoemd jaar maakte de gemeente Breda gebruik, zo niet misbruik van de bezettende Duitse macht, om een reeds langgekoesterde wens in vervulling te doen gaan: annexatie. Van Ginneken c.a. én van Prinsenhage. Nu was er in Breda al een Brugstraat, twee zelfs, een korte en een lange. Dus moest onze straat worden omgedoopt en dat werd - naar de verderop gelegen brug over de Mark - Duivelsbruglaan. Het huisnummer veranderde van 2 in 8.

Duivelsbrug? In die tijd hadden bruggen officieel nog geen namen, maar déze naam lag, vermoedelijk sinds de negentiende eeuw, in de volksmond en is gebaseerd op een legende. Ik weet nog, dat mijn ouders de naam Duivelsbruglaan in 1944 vertaalden voor onze Amerikaanse bevrijders: Devilbridge Avenue!

Trouwens, om verschillende redenen (ook het verbod van de Duitsers op het noemen naar nog levende leden van het koningshuis) moesten heel wat Ginnekense straten er aan geloven. Prinses Julianastraat werd Dillenburgstraat, Wilhelminastraat Ginnekenweg, de Boschlaan, die in het verlengde van de Brugstraat lag, gemakshalve ook maar Duivelsbruglaan en - heel subtiel - Oranjelaan werd Willem van Oranjelaan. Die was lang genoeg dood.

 

 

Meer duivels gedoe

Naar hoofdpagina Geschiedenis

 

Naar boven

Duivels dilemma

Duivels zorgen ook in de voormalige Sovjet Unie voor dilemma's. de Volkskrant had daar in komkommertijd 2003 een nogal warrig stukje over. Nou moet gezegd, dat de toestand in de Russische stad Archangelsk op zichzelf ook alle kenmerken van verwarring had.

Ik vat het Volkskrantstukje even samen:

Gouverneur Anatoli van Archangelsk weigerde zijn handtekening onder de wet te zetten, die regelde dat alleen de engel in de stempels en briefhoofden van Archangel zouden worden opgenomen. Hij vond dat de duivel er ook bij moest. Hij kreeg de meerderheid van het parlement achter zich. En nu is de minderheid kwaad, want: vanaf nu zal het symbool van het kwaad, van ultieme vijandschap zichtbaar zijn op elk officieel document etc.

Is nu wel of niet gekozen voor het oude stadswapen van de aartsengel Michael die de duivel overwint, of wonnen degenen die alleen de duivel wilden? Daar mag de Volkskrant de volgende keer antwoord op geven.

Foto rechts:

Duivelsbruggen zijn er over de hele wereld. Hier: de Pont du Diable over de Ariege in de Franse Pyreneëen, in de buurt van Foix. Ik heb van de ruïne de indruk, dat op deze middeleeuwse brug ooit een bouwsel heeft gestaan. Een tolgaardershuisje? Een kennis vertelde, dat hij ook eens bij die duivelsbrug was geweest en dat hij daar een vrouw had aangetroffen in een duidelijk sombere gemoedstoestand. Hij vond het allemaal; zo griezelig, dat hij maar gauw weer weg is gegaan.

Naar de homepage
hhBest

 

Naar hoofdpagina Geschiedenis

 

 

 

 

 

 

 

Het oude stadswapen van Archangelsk, met engel en duivel. In ere hersteld of niet?

 

Pont du diable

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Portret

Ik trek teveel op de manier van een ex-sigarettenkoker aan een wilde havana. Achter mij hoor ik het doodsgereutel van het zojuist afgezette koffiezetapparaat. Ze zeggen dat verslavingen dikwijls het gevolg zijn van frustraties.

Alsof het zo vooraf geregeld is, bevindt de vaste plek waarop ik dit soort regels op een Liquid Cristal Display laat verschijnen, zich tegenover een olieverfportret van mijn vader. De broodschrijver-kunstenaar. Volgens de gangbare opvatting is dat een contradictio in terminis. Maar ik houd het erop, dat hij zich door het schrijven op contract de onafhankelijkheid verwierf om datgene te kunnen doen, waartoe zijn talenten hem riepen.

Hij was al over de dertig toen hij zijn baantje van handelsreiziger in suikerwerken als een vuile vaatdoek van zich afwierp om in de stijl van zijn tijd de muze aan zijn hart te drukken. Zij die mijn moeder zou worden volstond niet met af en toe de plaats van die muze in te nemen. In een Amsterdams pension borduurde zij voor haar Bredase dichter op een zijden lap in wijnrode gotische letters de Zeeuwse wapenspreuk, die hij tot de zijne had gemaakt: Luctor et emergo Ik worstel en kom boven. De zijde is verteerd; ik bewaar de letters in het vaste vertrouwen dat ooit iemand over de vereiste genegenheid zal beschikken om die van een nieuwe ondergrond te voorzien.

Het portret is gemaakt door de Bredase schilderes Fie van Dael. Nog eens kijken: uit de datering valt af te leiden dat hij toen 83 was. Sommigen vinden dat het niet lijkt. Als het dan moet, wil ik de minpunten best noemen. De ogen staan iets te dicht bij elkaar, wat te maken heeft met een te smal uitgevallen neuswortel. In tegenstelling tot de werkelijkheid, heeft hij puntige oren. Toch herinner ik me dat hij tevreden was over het resultaat. Hij had kijk op schilderkunst, maar bovendien moet hij gezien hebben, wat ik nu zie. Een man in de behaaglijke rust van de voltooiing. Het kromme pepke in de karakteristiek gevormde, linkervuist. De slanke, geaderde rechterhand, rust in de schoot. De tors schuin, als in beweging. De vorm van het hoofd met het recente werk van de dorpskapper (niet te vaak, niet te duur!) is volmaakt. De woordspeelse causeur zittend tegenover een charmante, schilderende architectenvrouw. De eeuwige jeune premier met de ijdelheid die daar bij hoort. Hoogst actief. . 'Ha ha, ik ben er nog.' En dan die kleren. Het vlinderstrikje met klemmetjes. Makkelijk en toch heer. Het grijze, ribfluwelen jasje. De zakdoek, waarmee hij soms de ooit door ziekte geplaagde ogen moest deppen, als 'n soort pochet. Het onveranderlijk witte overhemd. Gekleurd was per definitie minderwaardig. De lichtval in het tuinatelier heeft over alles een groen waas gelegd. Alle vermakelijke sessies, nodig voor het tot stand brengen van dit stuk, zijn erin weerspiegeld.

De beste foto kan dit niet evenaren. De lens mag dan perfect het moment registreren, een goed geschilderd portret, althans dit portret laat ons de totale mens zien. Over het leven zei hij: Alles is komedie. Dat is het. De schilderes heeft het, zo niet gehoord, dan toch haarscherp gezien. Haar product is een samensmelting van beeldende kunst en theater.

© Guido t'Sas 16.12.1986

Henri t'Sas volgens Fie van Dael
Henri t'Sas volgens Fie van Dael

 

Naar de homepage
hhBest

Naar boven

 

 

Hier kun je reageren. E-mail kan ook.

Naar hoofdpagina Geschiedenis

 


Dit is een fragment van een dagboek, dat mijn moeder, Dina t'Sas-Schunterman in Wereldoorlog II bijhield. De passage stamt vermoedelijk uit 1944. Het is allemaal vluchtig, in telegramstijl genoteerd.

Uit het dagboek van ’n moeder in oorlogstijd

9 Augustus verjaardag van Vader. Voornemen om te tracteeren met echt boerenbrood, volle melk voor koffie, eieren, taartjes, koekjes voor de visite.

diner:

tomatensoep

haantje

appelmoes

pudding

bowl voor ‘s avonds

De voorbereiding

Drie maanden tevoren in Gilze bij Pieta 'n haantje besproken, de appelen voor appelmoes moesten of liever moest ik in de Bremberg halen. Om 8 uur 's morgens uit Ginneken met de bus met 4 kinderen die dan in ‘t Liesbosch mochten spelen en het vrachtje helpen dragen.

Aan 't station 1 ½ uur op de bus gewacht - te voet van de Markt van Prinsenhage naar de Bremberg. 's Middags met levensgevaar voor gedrang terug, overal voor de bussen nog eens 'n klein uurtje in de rij staan, de appelen verstopt, maar zus had toch kans gezien 10 grote er af te pikken om mee naar 't bosch nemen.

6 eieren bij 3 boeren verzameld, meIk ook in Gilze gehaald, taartjes van te voren gebakken, thuis alles klaar gemaakt, met de vormpjes naar 't Kaboutertje om voor te bakken, maar voor de verjaardag aanbrak waren er alweer enige van gepresenteerd zoodat er weer nieuwe voorraad moest worden bijeengescharreld, hiervoor met de noodige boter en suiker à Fl.12 per kilo zwart gekocht naar Leo t'Sas, de banketbakker, ging met vacantie, bakte in die week niet, met de ingrediënten naar 't Kaboutertje..... schuimpjes werden niet meer gemaakt, te veel werk. Speculaas werd alleen 's woensdags gebakken …….maar pas 4 uur klaar – ‘n pudding - 2 ons suiker 1 ½ ons boter en bloem - bonnen - kon gehaald worden - schaal en doos meebrengen - dat was voor mekaar, maar nou de koekjes nog 'n probleem - geen oven - 't electrisch kooktoestel stuk, geen onderdelen om te repareeren. Dinsdag 8 augustus deeg klaar gemaakt, eerst naar zangles om; 3 uur, om 4 uur naar v.d.Meer om in hun oven te bakken, voorzichtig met de koekjes op 'n plaat achter op de fiets naar huis, thuis aangekomen alles in gruis - doordat ze versch waren toen 2 1/2 ons suiker weggebracht voor ½ p. schuimpjes bij 'n andere bakker.

Toen het drama van de bowl - 'n week van te voren de laatste: frambozen bij ‘n boer gehaald, die moesten direct op rooie wijn gezet worden, met veel praten had ik 1 fl.wijn en 3 flessen most (appelwijn) losgepeuterd.
Toen 't zaakje 'n dag gestaan had begon het te gisten....dat werd dus drank! Oppassen dat de boel niet uit elkaar springt - iedere dag controleeren.

Eindeljjk kwam de lang verwachtte dag, vader had haast geen ge duld meer want er was hem als present 'n pakje 'sjek' beloofd! Om 8 uur 's morgens in de dikke mist naar Gilze voor het haantje, eieren en melk en brood te halen en 'n geleende fiets terug te brengen. Om half negen luchtalarm, toch maar door fietsen, ik was er bjjna. In Gilze bij Piëta 1 ½ uur gewacht, 't luchtalarm blééf duren, toen maar weer terug gereden tot. Bavel naar de volgende boer, (Lees verder in de rechter kolom.)

Moeder
Mijn moeder in 1946 in Oostende. Ze was toen 56 jaar, maar draaide er haar hand niet voor om, van Breda naar de Belgische kust te fietsen. Vanwege haar reislust droeg zij het koosnaampje mereke voyageuse.

 

daar tot 11 uur moeten wachten op de bus die ook maar doorreed. Half twaalf thuis, de kinderen hadden Vaders stoel versierd!. O ja,'s morgens om 7 uur waren we naar de kerk gegaan om hem 'n Geestelijk bouquet aan te bieden van 'n H.Mis en 'n Communie, dit kostte geen moeite, is zonder bon en altijd te krijgen, vóóroorlogs. We wilden om 12 uur buiten picnikken om gauw klaar te zijn, halt, visite, nog niets als wat schuimpjes om te presenteren, die hadden 'n strop, gauw 'n boterham gegeten, nog 't een en ander gekookt, even 'n kwartier rusten boven en verkleden en nog wat boodschappen doen - thee zetten. Visite: Oom G. en tante Cath. en Dineke - nog geen tractatie - om 4 uur de spullen gehaald, we moesten 5 1/4 uur eten want Dineke had om zes uur weer dienst - half vijf Pieter v/d Meer en z'n vrouw - ze vertrokken half zes - vlug gegeten, 't Haantje was maar zoo klein, voor 2 pers hoogstens, 't diner was toch fijn vond vader. Half zeven visite, we moesten 9 uur binnen zijn - weer thee zetten - half 9 visite vertrokken, toen kwam de nachtploeg, alles huisgenoten: Bob, Puck, Piet en Gerrit je , v..d. Pas. Thee, allemaal een koek je, op de plaats achter, zachtjes praten niet lachen, niet zingen - de grote bowl midden op tafel en tot half elf inschenken en vlug uitdrinken en nog lekker voor de volgende dag wat overgehouden.Toen vader 's avonds naar bed ging,vond-ie dat hij een gezellige verjaardag gehad had. Moeder was blij dat 9 Aug. achter de rug was en hoopte nooit meer 'n verjaardag in de oorlog te moeten vieren. Naar het begin van het egoscript

Doorsturen

Naar hoofdpagina Geschiedenis

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Kanttekeningen

Pieta Koijen woonde aan de Bavelseweg in Gilze, ter hoogte van het kerkdorp Molenschot. Ze heeft ons bijna voor niks dikwijls aan 'bijvoeding' geholpen. Zo bakte ze wekelijks boerenmikken in haar eigen bakhuis, waarbij die voor ons met een S werd gemerkt. Haar zoon, Toon Koijen, mailt mij naar aanleiding van bovenstaand stukje: 'Mijn moeder Pieta Koijen-Klaassen woonde in de oorlogstijd inderdaad op de Bavelseweg tegen Molenschot aan. Ik kan me nog herinneren dat uw vader ook later nog bij ons kwam. Mijn moeder was inderdaad iemand die alles weggaf om een ander te helpen. Ik heb hele prettige herinneringen aan haar. Ik ben blij te lezen dat ook anderen dit zo ervaren hebben.'
Ik kan hier nog aan toevoegen, dat Pieta de schoondochter was van Janeke Koijen (de opa van Toon). Die woonde enkele honderden meters verderop richting Breda aan de Bavelseweg. Mijn vader, Henri t'Sas, verbleef in de jaren twintig of dertig enige tijd op zijn boerderij, om het boerenleven te bestuderen, alvorens hij zijn roman Op den tweesprong schreef. 'Ik heb daar persoonlijk de sloten staan uitvlaggen', vertelde hij. Janeke zei bij zijn afscheid: 'Jammer', want tijdens Henri's logeerpartij werd er dagelijks in de mooie kamer een borreltje gedronken. Het was ook Janeke die na het uitbreken van de oorlog tegen ons zei: 'Gullie zult nooit honger hoeven lijen'. Hij stierf niet lang daarna, maar Pieta heeft zoals gezegd de belofte waar gemaakt.

De Brembergwas een grote fruitkwekerij annex conserven- en jamfabriekje aan de Etten-Leurse kant van het Liesbosch. De Boswachter in dat bos was een in de wijde omgeving (bestemming van schoolreisjes!) populaire uitspanning, waar wij minstens één keer per zomer, meestal op de fiets, naar toe gingen.

Banketbakkerij 't Kaboutertje aan de Rozenlaan in Ginneken. Produceerde tot diep in de oorlog prima patisseriewaren, mits de klanten de daarvoor benodigde ingrediënten kwamen brengen. Zo herinner ik me met Kerstmis verrukkelijke bavaroises...

De schrijver Pieter van de Meer de Walcheren.

Vooroorlogs was in die tijd een kwaliteitsaanduiding. Uit de passage - trouwens niet vrij van ironie - blijkt, dat mijn moeder een diep gelovige vrouw was. Nu gold dat in de oorlog voor bijna iedereen. De kerken hadden nooit voller gezeten. 'Nood leert bidden', zei men. Begin

 

Zwemles

13.10.04 10:48
Radio 1, Het Filiaal, was vanmorgen in een zwembad en ondervroeg de mensen over de manier waarop ze zwemmen hadden geleerd. Bijna iedereen zei: schoolzwemmen. Hoe gingen ze daar naar toe? Met de bus! Ik moest natuurlijk denken aan mijn schoolzwemmen. Hoe we, het was in 1946 of '47, de 2,5 kilometer naar het Sportfondsenbad liepen. Netjes in de rij. En ik weet nog, dat een klasgenootje, voor hij op de terugweg de rij verliet om zijn huis binnen te gaan, tegen mij zei: 'Ons moeder is vandaag jarig. Dan krijgen we een extra schepke pudding!' Het tekent een beetje de schamele tijd, waarin we leefden.

Het schoolzwemmen wordt wegbezuinigd. Wat nu? We leven toch in een (water)rijk land? Nou ja, ik heb het zwemmen ook helemaal niet schoolsgewijs geleerd. Het gebeurde als het ware vanzelf. De kikkers nadoen, zal ik maar zeggen. Dat was in

Padvinderskamp
Het padvinderskamp in Bedford (Eng.), waar ik in 1945 leerde zwemmen. Op de voorgrond Luvvelie . Ik ben het jongetje geheel rechts. Wijs aan om te vergroten. Let op het gat in m'n broek.

Engeland, in 1945, op een padvinderskamp in de buurt van het plaatsje Bedford. Ik was daar als 10-jarige deelnemer aan een kinderuitzending, die al in maart (dus nog vóór de bevrijding van noordelijker Nederland) vanuit Brabant en Limburg was vertrokken.

Wie wilde kon toen ook mee naar dat door de boyscouts opgezette kamp op een schitterend gevarieerd terrein aan de rivier de Ouse. Onder Engelse èn Nederlandse leiding. In die Ouse heb ik leren zwemmen. Elke dag was er wel een jongetje,

Zwemles vroeger
Droogzwemmen. Dit plaatje van vroeger vond ik op het internet.

dat onder gejuich de overkant van de rivier haalde en op een goed moment was ik daar ook bij! Schoolslag.

Luvvelie

Als ik de foto's van dat verkennerskamp bekijk, zie ik alles weer haarscherp voor me. De enorme lawn, aan de rand waarvan de vier- of zespersoons tenten stonden, de rivier, het bos waar we een egel braadden in klei. Ik herinner me ook het Anglicaanse kerkje, waar 's zondags werd gezongen op de wijs van Moeder onze kraai is dood. En waar ze een vrouwelijke predikant hadden! Denk eraan, 1945.

En dan was er Luvvelie. de Engelse hopman. Hij was naturist, wat onder meer inhield dat hij dagelijks in zijn blote kont in de Ouse dook. Waarna hij zich voor zijn tent omstandig ging staan afdrogen. Aanvankelijk kwam hij op de kant staan als wij aan het zwemmen waren, riep Lovely en dook. Met als gevolg dat hij voortaan Luvvelie heette. Inmiddels had de Nederlandse leiding tot zijn teleurstelling gevraagd, zijn naaktzwemmerij te verplaatsen naar onze verplichte rustpauze in de middag. (Zodat wij hem vanonder het tentzeil konden beloeren.) Wij liepen daar overigens die hele warme zomer van 1945 in dunne, bijna

River Ouse De rivier de Ouse, zoals ik me haar herinner, zij het in een ander jaargetijde.

doorzichtige witte broekjes rond. Als een soort concessie van de Nederlandse leiders, want Luvvelie had ons natuurlijk ook het liefst naakt gezien. Waarmee ik niet beweer dat hij een liefhebber van jongetjes was, want daar hebben we expliciet nooit iets van gemerkt.

Doorsturen

Naar hoofdpagina Geschiedenis

Kitty

Deze <- prachtige meid is mijn zus Kitty. Eigenlijk heette ze Catherine (Katrientje t'Sas, oeioei), maar ergens in 1943, toen de plaatselijke fotograaf ook deze foto moet hebben gemaakt, is ze op de tennisbaan van 't Ginneken omgedoopt. Gelijk had ze dat ze die nieuwe voornaam aanvaardde. Ze zou trouwens doortennissen tot in haar tachtigste levensjaar.

Vol verwachting kijkt ze hier als ongeveer twintigjarige het leven in; een leven, zo zou ze aan het eind ervan zeggen, dat volledig aan die verwachtingen heeft beantwoord.

Want Kitty is op 17 juli 2007 in de armen van haar twee dochters op 84-jarige leeftijd gestorven en gisteren, 23 juli, op Wolfswinkel in haar laatste woonplaats Son bij haar man (Harry, overleden in 1983) gelegd.

Kitty was bijna 11 jaar toen ik werd geboren en de omstandigheden hebben er toe geleid dat zij enkele jaren als een moedertje voor mij en mijn twee jaar jongere broertje heeft gezorgd. Zorgen is haar specialiteit gebleven. Ze werd verpleegkundige en heeft ook tijdens haar huwelijk de zorgbehoevenden in de familie opgevangen; ook onze moeder toen die in 1966 weduwe werd.

Mijn zus was kunstzinnig. Ze speelde piano (gaf daarin ook les) , schilderde en aquarelleerde. Vooral bloemen en de natuur. 'n Week of vier geleden nog heeft ze met haar sterk vermagerde handjes de pianotoetsen beroerd. En op nieuw schilderslinnen tekende ze een cirkel. Dat volstond: 'De cirkel is rond'.

Ze ging graag. Het enige waartegen zij zich verzette was geestelijke aftakeling door te rigoureus gebruik van medicijnen. 'Is dit nu dood gaan?' vroeg ze haar dochters? 'Ja mama, dit is nu doodgaan.'

Enkele weken geleden vlak voor haar laatste verjaardag, zat ze 's morgens om vier uur aan haar kleine secretaire en schreef: 'Nu is het zover dat ik afscheid moet gaan nemen. Maar niet voorgoed, zeker weten!' Zij had het optimistische geloof, waarin ze was opgevoed, behouden. Ze voegde er nog aan toe: '...en als het regent, stuur ik jullie de zon.'

Haar kinderen en kleinkinderen hebben haar afscheid gevierd zoals Kitty het zich had voorgesteld: met muziek en met wonderbaarlijk stemvaste solozang. Haar oudste dochter droeg een korte biografie voor en dit alles heeft mijn gevoel van trots op mijn zus versterkt.

Het regende even niet.

Guido.

Naar het begin van het egoscript

Naar hoofdpagina Geschiedenis