|
Niccolò Ammaniti: 'Zoals God het wil' Arnon Grunberg: De Joodse Messias |
Rory Stewart: The Places in Between |
Hans Daalder: Drees en Soestdijk Jan Siebelink: Knielen op een bed violen |
Anne Enright met haar bekroonde roman. |
Veronica is ook de ik-figuur in het boek, en de dood van haar broer treft haar op een delicaat moment: een diepe huwelijkscrisis, die niet alleen te maken heeft met haar man Tom, maar op de een of andere manier ook met vele, zo niet alle leden van haar familie. Met Liam, de dode alcoholist, had Veronica nog de beste relatie – in het kleine huisje hebben ze als kind lang het bed gedeeld, en daar beginnen de hints die Enright voortdurend geeft over wat zich eigenlijk in dat gezin heeft afgespeeld, maar nooit helemaal uitspreekt. Hebben die twee seks met elkaar gehad? Je zou het wel zeggen. Wat in ieder geval wel gebeurd moet zijn is het volgende: grootmoeder Ada, al lang dood, was in 1925 verliefd op een man, Nugent, maar trouwt met Charlie. Nugent blijft een huisvriend. Wat heet: de schrijfster suggereert seks, maar ook andere dingen, bijvoorbeeld dat Charlie, die gokverslaafd is, zijn huis aan Nugent vergokt, waarna Ada huur moet betalen aan Nugent. Hoe betaalt ze die huur? |
Is het trouwens wel waar dat Charlie het huis heeft vergokt? De sfeer in het boek maakt dat je van alles denkt. Nugent heet in Ada's droomwereld 'Nolly May Tangerine', een rare naam, natuurlijk. Het is een verbastering van 'Noli me tangere', raak me niet aan, ook wel 'Kruidje-Roer-Me-Niet'. Associatiereeks Nugent speelt misschien nog andere rollen. Heeft hij Veronica, in de winter van 1968 acht jaar oud, gedwongen hem af te trekken of te pijpen? Het wordt gesuggereerd. Dat hij in diezelfde winter Liam verkracht heeft in de garage, dat lijkt me wel duidelijk, ook al omdat Enright verband legt tussen dat feit en het latere alcoholisme en de zelfmoord van Liam – maar ook dat blijft half in het verborgene. Op de begrafenis blijkt Liam een zoon van drie te hebben, uit een van de vele vluchtige relaties in zijn leven, dat heeft er ook mee te maken – Veronica voelt zich plotseling sterk tot die jongen aangetrokken.. Veronica – in haar hoofd speelt het hele boek zich af – springt schijnbaar van de hak op de tak. Een belangrijke vraag, ook voor haar: is het allemaal wel echt gebeurd? Het hele boek is een soort associatiereeks. Maar op zo'n manier dat vóór je een samenhangend beeld oprijst van zo'n gezin dat je ook in Nederland wel eens tegenkwam in de jaren zestig en zeventig: twaalf kinderen in een principieel katholiek gezin, de vader bij wie de handjes los zitten, de moeder die nog zwanger wordt van de wind. In elk gezin heb je grote en kleine geheimen, grote en kleine verschillen tussen de kinderen: de grootste vijandigheid die je in je leven kunt tegenkomen, is die van je eigen vlees en bloed – Veronica blijft daarom ook bij haar man, die haar onverschillig laat, maar ze weet dat het veel erger kan. Aan het eind constateer je dat dit boek je leert dat er in elk gezin wel eens wat is, sterker nog: dat de grootste geheimen bewaard worden in de schoot van het gezin. 'Vertel het niet aan mammie!' Zou mammie het echt niet geweten hebben? Of wilde ze het gewoon niet weten? Ook dat wordt besproken, maar blijft in het duister. Het boek is vertaals als De samenkomst, uitgegeven door De Bezige Bij en kost rond de 19 euro. |
Reacties op Plein |
Reacties op Plein |
Daarnaast schreef Camilleri namelijk een aantal romans, losjesweg gebaseerd op (auto)biografische feiten. Voor zover mij bekend heeft hij daar nu voor het eerst mee gebroken met het in oktober uitgekomen ‘woordenboekje’ over het leven van de begin vorig jaar gearresteerde ‘capo di tutti capi’ Bernardo Provenzano, naar wie de politie al 43 jaar op zoek was. Om het boekje te kunnen schrijven kreeg Camilleri inzage in de verzameling briefjes (‘pizzini’) die Provenzano gedurende de periode dat hij leiding gaf aan de Siciliaanse maffia, vanaf het midden van de jaren negentig tot vorig jaar. |
Provenzano zorgde ervoor dat de buitenwereld de indruk kon krijgen dat het de laatste jaren wel meeviel met de maffia. Zijn voorganger als hoogste baas, Toto Riina, hanteerde zeer grove methoden – zo gaf hij de opdracht tot het opblazen van hoge politiefunctionarissen, zoals Falcone en Borsellino. Na Riina’s arrestatie en veroordeling kwam Provenzano aan de macht, tot dan toe opgeklommen als afperser en huurmoordenaar – vermoedelijk heeft hij eigenhandig veertig mensen omgelegd – en die besloot dat die aanslagen niet goed waren voor het bedrijf. Hij zorgde dat de maffia geheel ondergronds (‘onder water’, in het Italiaans) ging, waarbij alleen degenen die het slachtoffer waren, merkten wat er aan de hand was. En die zwegen, uiteraard. Het afpersen, of beter gezegd: opeisen van beschermingsgeld, il pizzo, ging gewoon door en daarbij gingen als vanouds nog wel bedrijven in vlammen op of werd de weigerachtige eigenaar dood gevonden. Daarnaast was er een omvangrijk organisatie die zich bezig hield met smokkelen van drugs en andere spullen, het witwassen van geld – lees de berichten van de afgelopen weken over de mate waarin de Italiaanse economie doordrongen is van de maffia. (Ik zou dat wel eens in Nederland onderzocht willen zien, trouwens.) 'Jullie weten niet' |
Reacties op Plein |
De ene lijn is die van pater Pancrazio die een villa op de kop heeft getikt waar hij een stuk of dertig vondelingen met harde hand opvoedt, daarin bijgestaan door een stel ‘nonnen’, die veel weg hebben van het tuig uit de film ‘The Magdalena Sisters’. Marteling en vernedering zijn de voornaamste instrumenten in de opvoeding.
|
En een zwak punt van Veronesi’s boek is vooral dat je al vrij lang van tevoren kunt zien aankomen, waar dit op uitdraait: de ondergang van Pancrazio’s onderneming in vuur en vlammen, door de hand van de verwilderde jongen. Brucia Troia is in de Italiaanse pers niet buitengewoon vriendelijk ontvangen, herhaaldelijk kreeg hij zelfs het advies eens wat langer na te denken over een boek. Eigenlijk heeft hij dat ook gedaan, hij heeft er twintig jaar aan gewerkt, terwijl zijn andere boeken verschenen. Misschien had hij ook wel willen wachten, maar na zijn Premio Strega voor Caos Calmo wilde uitgeverij Bompiani de vruchten plukken, en Brucia Troia is de boom waar die aan moeten groeien. Veronesi heeft zich er absoluut niet gemakkelijk van afgemaakt. Het is echt een boek waar je een nachtje voor opblijft, al is het totaal anders dan Caos Calmo. Voor Italianen zijn sloppenwijken en godsdienstwaanzin misschien onderdelen van het dagelijks leven, waar ze het liefst zo weinig mogelijk over horen. Voor ons geeft dit boek een completer inzicht van het land ten Zuiden van de Alpen, dat na de komende verkiezingen ook nog eens een vierde lijn gaat opleveren: die van de mafkees Berlusconi en diens sinistere volgelingen die de godsdienstwaanzin wel mooi vinden, de mafia geen strobreed in de weg leggen en wel raad weten met de lastige viezeriken van de vele ‘werven’ die Italië kent. |
Reacties op Plein |
Exit GhostJe moet als bejaarde sterk in je schoenen staan bij lezen van wellicht laatste boek Philip Roth |
Door Sante Brun |
Een groot deel van het oeuvre van Philip Roth. | Tijdens zijn verblijf van een week in de grote stad ontdekt Zuckerman dat een jonge literatuurhistoricus, Richard Kliman, bezig is een biografie voor te bereiden van de lang geleden overleden en grotendeels vergeten maar daarom nog geen onbelangrijke schrijver E.I. Lonoff; Zuckerman heeft allerlei redenen om te verhinderen dat dat boek uitkomt; mede doordat hij, ook heel toevallig, op het spoor is gekomen van Amy Bellette, de vrouw die in de jaren vijftig de vriendin van Lonoff was. En hij ontmoet Jaimie Logan, rond de dertig en aankomend schrijfster, op wie hij prompt verliefd wordt. Verliefdheid op jonge vrouwen overkwam hem vroeger veel vaker, maar de tijden zijn veranderd, zoals zal blijken. Met Amy Bellette heeft hij een lang gesprek, dat moeizaam verloopt omdat Amy geopereerd is aan een hersentumor die juist weer is teruggekeerd – en ook doordat Zuckermann hogelijk verontrust is over zijn eigen falende geheugen, dat geheugen waarmee zijn literaire werk staat of valt. |
Amy heeft in haar verwarring door haar ziekte nogal wat medewerking verleend aan de activiteit van Kliman, maar smeekt Zuckerman Kliman tegen te houden. Het blijkt uiteindelijk dat Zuckerman absoluut niet opgewassen is tegen de bruisende vitaliteit van Kliman. Gerimpeld stukje vel Hij vergeet niet alleen geregeld wat er precies in gesprekken gezegd en gedaan is, en hij moet ook vaak per dag zijn luier wisselen en douchen om niet naar pis te ruiken. Ondertussen voert hij lange interne dialogen met Jaimie – vlak voor zij (in die dialoog genaamd Hij en Zij waar zij dus niets van weet) aankondigt hem in zijn hotelkamer te zullen opzoeken, stapt hij in de auto en rijdt terug naar de bergen; hij realiseert zich immers voortdurend dat hij de vrouw niet anders zou kunnen bieden ‘dan dat gerimpeld stukje vel waar voornamelijk pis uit loopt.’ Exit Ghost, Philip Roth, ISBN-13: 978-0-618-91547-7 Sante Brun besprak eerder van Philip Roth: Everyman |
Reacties op Dorpsplein |
Intrigerend geschreven documentaire over negentiende-eeuwse Friese boeren achter de dijkDe oerpolder, op de huid van de werkelijkheid |
Door Guido t’Sas |
Brandeburen in It Heidenskip. Foto Marten Idema. |
Rampen en calamiteiten als Zuidwest Nederland in 1953 en recenter, de dreiging van overstromende rivieren in de jaren negentig, ligt velen nog vers in het geheugen. De oerpolder, een lijvige geschreven documentaire van Hylke Speerstra heeft als subtitel Het boerenleven achter de dijken. Het gaat erover. Speerstra (1936), boerenzoon uit de Zuidwesthoek van Friesland, journalist en publicist, heeft met dit boek het wel en wee van It Heidenskip (Het Heidenschap) in de negentiende eeuw onderzocht en beschreven. Een gebied ten oosten van het stadje Workum, tussen het meer De Fluessen en (wat toen nog was) de Zuiderzeekust. Die boeren konden de masten van de Oost-Indiëvaarders met gebolde zeilen boven de dijk voorbij zien glijden. |
Onderschat overigens het incidentele natuurgeweld van binnenmeren als De Fluessen en het Slotermeer niet; in Holland werd niet voor niets onder leiding van Leeghwater aan drooglegging van dit soort waterbekkens gedaan. In Friesland konden de gekruide platen ijs als kanonskogels door de polder vliegen.
De werkelijkheid kan spannender zijn dan fantasie. Mits die werkelijkheid goed wordt beschreven, natuurlijk. Hylke Speerstra is al vergeleken met zijn vriend Geert Mak (onder meer De eeuw van mijn vader en In Europa). Beiden zitten als het ware op de huid van de door hen opgediepte werkelijkheid. Maar Speerstra gebruikt ook fictie, namelijk als cement voor de bakstenen van de gedocumenteerde waarheid. Flinterdunne gegevens (zoals hij het zelf uitdrukt) krijgen zodoende body in die zin, dat ‘het zo wel eens gebeurd zou kunnen zijn’. In het boek komen veelvuldig dialogen voor. Dat doet helemaal niet geconstrueerd aan. Je gelooft in een ‘redelijke mate van authenticiteit’, omdat je weet dat Speerstra zijn materiaal heeft ontleend aan gesprekken met honderden mensen, nazaten van de Heidenskippers, dagboeken en persoonlijke notities uit de beschreven periode, negentiende-eeuwse literatuur als die van de gebroeders Halbertsma en wetenschappelijke publicaties op allerhande terrein. De Oerpolder is een boek geworden, dat leest als een trein en dat je onderwijl inzicht verschaft in een wereldje, waarvan je het bestaan hoogstens vermoedde. Een wereldje, waarin het leven een worsteling kon zijn, waarin de armoede proporties kon hebben, vergelijkbaar met wat we nu in de derde wereld kunnen zien, waarin godsdienstig fanatisme en zorgvuldige gecultiveerde standenverschillen de levenssfeer konden vergiftigen. Maar waarin toch weer elk ogenblik de humor als een zonnestraaltje kon doorbreken. (Humor wil in de ellende nogal eens gedijen.) Hylke Speerstra: ‘De oerpolder’. Uit het Fries vertaald door onder anderen Jurjen Faber. Uitgeverij Contact, 23,50 euro.
|
Reacties op Dorpsplein |
Jaren later, als de strijd om Kaboel tussen de verschillende elkaar bestrijdende partijen duizenden slachtoffers eist, raakt een meisje in de straat waar Mariam woont, Laila, bij een raketaanval haar ouders kwijt en wordt zelf zwaar gewond. Ze wordt door Mariam en Rasheed in huis genomen, van de zijde van Rasheed met een interessant doel: de veertienjarige Laila als tweede vrouw te nemen. Laila doet dat opvallend graag, want ze is kort daarvoor zwanger geraakt van haar kort daarna verdwenen vriendje Tariq. Rasheed denkt dat het van hem is en hoopt op een zoon maar raakt verbitterd als het een meisje blijkt. Terwijl de Taliban hun bizarre schrikbewind vestigen in het verwoeste Kaboel, wordt Rasheed steeds gewelddadiger. Makkelijk zat, want als de twee vrouwen proberen te vluchten maar door de politie bij Rasheed worden teruggebracht, zegt een van de politiemannen: Wat een man in zijn eigen huis doet, is zijn zaak. Rasheed hanteert dan ook veelvuldig de riem. Intussen krijgt Laila toch een jongetje, dat ter wereld komt bij een onverdoofd uitgevoerde keizersnee – uiteraard is in het vrouwenziekenhuis gebrek aan alles. Het geweld escaleert nu dusdanig dat Mariam Rasheed doodslaat met een schop, als die Laila probeert te wurgen omdat zij weer contact heeft met de vader van haar eerste kind. De executie met een Kalasjnikov van de in boerka gehulde Mariam in een overvol stadion kennen we uit het nieuws en van internet. Vanaf dat moment wordt het boek een wat onwerkelijk sprookje, waarin alles goed komt, met als hoogtepunt dat Laila niet alleen getrouwd is met Tariq, maar ook in verwachting blijkt van een derde kind, dat Mariam zal heten als het een meisje is. Schrijver Khaled Hosseini, Amerikaans staatsburger en woonachtig in Californië, is sinds enige tijd medewerker van de vluchtelingenorganisatie van de VN in Afghanistan, en dat kun je zien aan de laatste hoofdstukken, die wel erg politiek correct overkomen. Niettemin is het, net als De Vliegeraar, een schitterend geschreven boek dat een buitengewoon indringend beeld geeft van geteisterd Afghanistan. Maar als lofzang op Kaboel is het niet bij stem. |
Reacties op Dorpsplein |
Stapje dichter bij het raadsel Reve |
Door Sante Brun Ook nu heb ik me, bij het ter hand nemen van een nieuw boekdeel met brieven van Gerard Reve, weer afgevraagd waarom ik dat eigenlijk zou doen. Alweer dat oeverloze gemeier over het katholicisme, het revisme, blanke matrozen en zwarte ‘politsies’, angst voor zo ongeveer alles, oeverloos gezuip, bijna hysterisch gedoe over punten en komma’s – alles overdekt met een ongelooflijke centenpikkerij. Waarbij de krenten in de pap worden gevormd door het ironisch bedoelde epateren van de burgerij. En toch, en toch, als je met een zucht het boek dichtslaat, ben je tevreden over jezelf omdat je toch weer een, uiteraard opnieuw mislukte, poging hebt gedaan dichter bij het raadsel Gerard Reve te komen. Niet helemaal mislukt. Dit nieuwe boek, het eerste postuum uitgegeven boek, bevattende brieven die Reve gedurende dertig jaar stuurde aan zijn uitgever Bert de Groot, laten een schuins licht schijnen op Reve’s schrijverschap. Een uniek schrijverschap, is het eerste dat je vaststelt. De boeken komen soms vrijwel moeiteloos tot stand, slechts een heel enkele keer beklaagt Reve zich er over dat hij even niet verder kan. Maar meestal schrijft hij, soms in een paar dagen, het ene hoofdstuk na het andere en stuurt die dan al naar de uitgever. Hij schrijft enigszins zonder plan, lijkt het wel, nooit weet hij tevoren hoeveel hoofdstukken het boek dat hij onderhanden heeft gaat bevatten. Bijna nooit leidt de voortgang van het schrijven ertoe, dat er een eerder hoofdstuk herschreven moet worden. |
Waarbij ook opvalt hoezeer de auteur meer bezig lijkt met de vorm dan met de inhoud. Vele brieven gaan heen met discussie over de kleur van het omslag, over het lettertype van de titel, hoeveel groter de titel gezet moet worden dan de naam van de auteur, of de titel en de naam kapitaal dan wel onderkast gezet moet worden, of er een dun lijntje omheen moet of er tussenin, en zo voort. Het boek verschaft verder inzicht in de eigenaardige rondreis die Reve maakte in de Nederlandse uitgeverswereld – daarbij tot zijn geluk deskundig op de weg gehouden door Bert de Groot. Door klunzig en ondoordacht optreden van de Auteur Soleil zelf ging het daarbij herhaaldelijk bijna mis; iedere keer weer ziet hij dat zelf in, iedere keer weer kan hij zich niet beheersen en stuurt hij weer dreigbrieven die hij niet kan waarmaken, bijvoorbeeld aan Johan Polak. In de marge is dit brievenboek ook een geschiedenis van de relatie met Joop Schafthuizen. Vele jaren lijkt die rimpelloos te verlopen, al maakt Reve zich in zijn brieven vaak vrolijk over Schafthuizens taalgebruik en opvattingen. Maar allengs verneem je van ruzies, letterlijk slaande ruzies soms, en tijden waarin ze min of meer gescheiden leven, tot opluchting van met name Reve zelf. Dit brievenboek is ook uniek omdat het een lange periode beschrijft waarin Reve feitelijk geen enkele keer ruzie heeft met de geadresseerde, zoals in bijna alle andere brievenboeken (zie bijvoorbeeld de briefwisseling met Geert van Oorschot.) En heel bijzonder zijn de reportages uit de brieven, bijvoorbeeld aangaande Lourdes en Indonesië. Voor de rest is het natuurlijk weer lachen, gieren, brullen om allerlei, ook uit de andere brievenboeken bekende passages in het genre ‘poep en pies’, gekke citaten, zogenaamd fascistoïde kreten die indertijd tot veel ophef aanleiding waren, waar Reve dan weer intens van kon genieten: ver weg op zijn landgoed in Frankrijk, achter een fles goed en toch goedkope wijn. Gerard Reve, 'Moedig Voorwaarts, Brieven aan Bert en Netty de Groot 1974-1997', uitg. L.J. Veen in samenwerking met De Bezige Bij. |
En ik moet er meteen aan toevoegen: anders dan bij zijn vele eerdere boeken en verhalenbundels, val ik voor dit boek niet in katzwijm wegens de kwaliteit. Kenmerk van de boeken van Tom Boyle: tot op de bodem doorgeconstrueerde plots, ook waar het historische figuren betreft; uitgewerkt in een prachtig en elegant Engels dat leest als een superieure gedichtenbundel. Dat laatste is ook met Talk Talk het geval. Hoewel het er soms op lijkt dat Boyle zich verliest in detaillering en beeldspraak die voor het verhaal op zich niet nodig zijn en soms wat hinderlijk werken. Maar het plot laat helaas veel te wensen over. Wat zijn precies de gevolgen van diefstal van je identiteit? Waarom is de politie maar matig geïnteresseerd in een misdadiger met het nodige onopgeloste werk op zijn conto, die met wat snel recherchewerk vrij vlot te pakken te krijgen zou zijn? Nu speelt het toeval, op grond waarvan uiteindelijk een dramatische ontknoping plaats vindt voor het ouderlijk huis van Peck Wilson, een veel te grote rol, de twee amateur-detectives worden wel erg geholpen door toevalligheden. Natuurlijk beschrijft Boyle alle personen tot in detail en zeer geloofwaardig, van de dove Dana, de games-ontwerper Bridger, Peck zelf, zijn Russische vriendin; ook de omstandigheden, de detaillering van de vertelling, als vanouds sterke punten van Doyle, komen schitterend uit de verf, jammer dat het feitelijke raamwerk wat krakkemikkig is. Het verhaal gaat uiteindelijk ook als een nachtkaars uit. Over blijft feitelijk de liefdesgeschiedenis van Dana en haar vriend, en de vraag of een relatie tussen een dove en een horende wel stand kan houden. |
Reacties op Dorpsplein |
Vikram Chandra: GodenspelenMaffia op zijn Indiaas |
Door Sante Brun Je hebt gauw de neiging om, als je een boek net uit hebt, te zeggen: zelden ben ik zo onder de indruk geweest van een boek. Met dat voorbehoud zeg ik in het geval van Sacred Games (Godenspelen) van de Indiase schrijver Vikram Chandra: zelden ben ik zo onder de indruk geweest van een boek. Dezer dagen heb ik al aan een kennis geschreven dat het boek zich afspeelt in een wereld die je denkt te herkennen maar tegelijk speelt het zich af op een afgelegen planeet. Natuurlijk ontkomt Chandra niet aan de bazige vrouwen met kippenverstand die vast bestanddeel zijn van moderne Indiase romans; zelfs de bijbehorende mannen die bewust hun wereld beperken en daardoor haan in eigen kippenhok zijn, ontbreken niet. |
Maar daar gaat Sacred Games niet over. Eerst maar eens het verhaal. Dat is in essentie het relaas van de ontmoeting tussen een Bombayse politieman, Sartaj Singh en een bendeleider en maffiabaas, Ganesh Gaitonde. De laatste pleegt zelfmoord in zijn atoombomvrije bunker als hij daar zelf Sartaj Singh naartoe gelokt heeft; hij wil de politieman, via de intercom, zijn levensverhaal vertellen, maar dat lukt niet omdat Sartaj een bulldozer heeft besteld en de toegang tot de bunker forceert. Vlak voor Sartaj binnengaat schiet Gaitonde zich voor zijn kop. In de bunker treft Sartaj behalve Gaitonde ook een dode jonge vrouw aan, Jojo Macarenas. Zij was een (telefonische) vriendin van Gaitonde, filmproducer, eigenaar van een casting bureau en hoerenmadam, en hij heeft haar doodgeschoten omdat zij niet alleen niet door hem gered wil worden, maar hem tevens onthult dat heel hun relatie fake is geweest, tot en met de zogenaamde maagden die ze hem leverde. En vooral om het feit dat zij al die tijd sterk getwijfeld heeft aan zijn seksuele kwaliteiten. De rest van het boek is afwisselend het levensverhaal dat Gaitonde aan Sartaj Singh had willen vertellen enerzijds, en de wederwaardigheden van Sartaj nadat hij de bomkelder heeft laten verwoesten anderzijds; dat laatste verhaal komt in een soort omtrekkende beweging weer uit bij die bomkelder, die Gaitonde niet in een vlaag van paranoia blijkt te hebben gebouwd. Er is nog een geval van symmetrie: Sartaj krijgt een relatie met Mary, de zuster van Jojo. Het hele verhaal speelt tegen de achtergrond van de miljoenenstad Bombay, waar corruptie, likwidatie, afpersing en moord tot de dagelijkse praktijk horen, niet alleen van rivaliserende gangsterbenden, maar ook van respectabele politiefunctionarissen. Het zou nuttig kunnen zijn, alvorens aan Sacred Games te beginnen, het boek ‘Maximum City, Bombay lost and found’ van Suketu Mehta te lezen. En als u toch bezig bent ook meteen maar ‘La Mala Vita’ van de Napolitaanse maffiabaas Mario Savio. Beide, voor zover mij bekend, geen van beide vertaald in het Nederlands. Ganesh Gaitonde heeft geen illusies over zichzelf. Maar dat verhindert hem niet trots te zijn op zijn ‘prestaties’, de enorme hoeveelheden geld die hij ‘verdient’ met afpersing, beroving, wapen- en drugssmokkel, intimidatie van kiezersvolk, moord en doodslag. |
Een belangrijk onderdeel van zijn leven is de bestrijding van de moslimgangster Suleiman Isa. In Gaitondes visie moet voor zijn belang en dat van zijn organisatie alles wijken. Van het geld betaalt hij zijn leger, en voert hij een ordinair en patserig leven met luxe jachten, eersteklas vliegreizen en snelle auto’s, en betaalt hij voor de talloze hoeren – bij voorkeur maagden – die hij Jojo laat aanvoeren. Tegelijk is hij een vrome hindoe, is hij trouw aan zijn vrouw (tot ze vermoord wordt) en voert hij lange, spiritueel gestemde telefoongesprekken met zijn goeroe. Chandra beschrijft prachtig hoe Gaitonde tegelijk voor zichzelf alles rechtvaardigt, zichzelf voorstelt als een prins op het witte paard. Terwijl uiteindelijk alles illusie blijkt te zijn; want behalve Jojo en haar nepmaagden is ook zijn goeroe niet wat hij leek te zijn: die wil namelijk Bombay laten verwoesten, op zo’n manier dat Pakistan daar de schuld van krijgt om zo een oorlog tussen India en Pakistan uit te lokken. Vikram Chandra: Godenspelen, uitgave: Mouria, ISBN 9045851431) |
Reacties op Dorpsplein |
Veel tijd en gelegenheid heeft de ikfiguur trouwens niet want hij en zijn vrouw Fiza – modern ‘Fizz’ genoemd – hebben een schier onverzadigbare sekshonger. Een groot deel van Tejpals ruim vijfhonderd pagina’s tellende boek is gevuld met uiterst inventieve en bevlogen beschrijvingen van zijn seksuele leven (niet hún seksuele leven) die soms grenzen aan pornografie, maar ach, laten we niet kleinzerig zijn.
Op zekere dag krijgt de ikfiguur een grote erfenis, waar hij een beetje verlegen mee is en die hij besluit te steken in de aankoop en restauratie van een oud landhuis in de noordelijke heuvels van India, die de aanloop vormen tot de Himalaya. Ook daar lukt het schrijven niet, maar bij de restauratiewerkzaamheden ontdekt de ikfiguur een kist met 64 dagboeken, geschreven door de excentrieke Amerikaanse vrouw die in het begin van de twintigste eeuw het huis liet bouwen. (Intrigerend: het is duidelijk dat het huis staat afgebeeld op de foto op de stofomslag van het boek. Zelfs de hond van de ikfiguur, Bagheera, staat op de foto.) De schrijver wordt vervolgens zo gefascineerd door die (al in 1942 overleden) vrouw, dat de liefde voor zijn eigen vrouw bekoelt en de relatie zelfs stuk loopt. Het verhaal wordt vervolgens een tijdlang overgenomen door de geschiedenis van de Amerikaanse Catherine zoals die blijkt uit de dagboeken. De schrijver ontdekt dan ook dat de mensen die zich ophouden in en rond het landhuis daar niet toevallig zijn. Na een langdurige reis naar Amerika, waar hij de clandestiene dochter van Catherine vindt, keert hij in de laatste weken van 1999 terug naar India waar hij op zoek gaat naar de al enkele jaren geleden vertrokken Fizz. Op de laatste avond van het millennium krijgt hij bericht dat Fizz naar hem onderweg is en ontdekt hij dat een schrijver maar één ding kan doen: over zichzelf schrijven. Wat hij dan eigenlijk ook al de hele tijd gedaan heeft. En zo eindigt het boek met dezelfde zin als waarmee het begon, zij het dan geparafraseerd. De eerste zin luidt: ‘Liefde is niet datgene dat mensen het meest bindt. Seks wel.’ Maar de laatste zin is daar een correctie op: ‘Seks is niet datgene dat mensen het meest bindt. Liefde wel.’ Ik heb nu het plot heel lineair beschreven, maar feitelijk is Tejpals boek opgebouwd uit spiralen, steeds keert hij terug naar het uitgangspunt, zij het dan op iets hoger of lager niveau. Ingenieus gedaan. Ik vond het verhaal op zich niet buitengewoon geloofwaardig overkomen. Het boek moet het hebben van stukken tekst die je ‘reisbeschrijving’ zou kunnen noemen, tevens recente geschiedschrijving van India. Hij is een van de weinige leesbare – hij schrijft in een schitterend Brits Engels – Indiase schrijvers die gewoon in India wonen en toch scherpe kritiek oefenen op de teloorgang in geweld en corruptie van de democratie van de grootste ‘democratie’ van de wereld. Hilarisch is bijvoorbeeld de beschrijving van zijn familieleden die veelal moderne banen in de computertechnologie of iets dergelijks hebben maar tevens aanhangers van de meest krasse bijgelovigheden zijn. Soms zijn de verhalen die Tejpal door zijn tekst weeft echt verhalen van een Indiase sprookjesverteller. Maar de ikfiguur komt dus eigenlijk over als een nogal verwerpelijk figuur die erg veel medelijden met zichzelf heeft en bovendien bij tijd en wijle ontzettend schijnheilig is. Maar ik zou het verhaal niet gemist willen hebben en ik ben Benti B. dan ook eeuwig dankbaar dat hij Suresh in Benares zo over heeft gekregen, dat hij het boek per zeepost (P&O, denk ik) naar me toestuurde. Samen met het boek dat ik nu ga lezen, Sacred Games van Vikram Chandra. |
Reacties op Dorpsplein |
elkaar vertellen welke kleren Step en Babi zouden dragen, vertellen wat hun favoriete citaat uit het boek is, welke melodie van de filmmuziek hen het best bevalt. De diepere betekenis van het verhaal, dat overigens in een eigenaardig kinderachtig Italiaans is geschreven, vol met clichés ook, ontgaat de meeste kennelijk. 'Ik heb zin in je' Gewelddadig type Step is een 'rebel without a cause', hij doet niet veel anders dan fitness, op zijn zware motor achter de meiden aan, op die motor deelnemen aan riskante straatraces en rotzooi trappen: straatmeubilair en auto's vernielen, binnendringen op feestjes en daar de boel kort en klein slaan en er met geld en juwelen vandoor gaan, met een hele troep gelijkgestemde vrienden uit eten gaan en vertrekken zonder betalen. En hij is uiteraard Lazio-fan. Step ziet ook wel in dat als hij Babi wil houden, hij zal moeten veranderen – maar het lukt niet, ook niet als Pollo verongelukt met de motor: zo is hij nu eenmaal, zijn image, dat van een gevaarlijke nietsnut, en de romantische tripjes op de motor naar fraaie stranden en sjieke huizen zijn voor Babi op den duur geen compensatie. Ondanks de foto in Il Messaggero van haar achterop de motor bij Step die aanvankelijk haar 'straatwaarde' enorm heeft vergroot. |
Reacties op Dorpsplein |
Tractors en liefdeHet is zo'n boek als Komt een vrouw bij de dokter van Kluun. Met ‘zo’n boek, bedoel ik: het boek van ‘n eenboekschrijver. Kluun liet het volgen door een ander, en daarna nog een, maar ik heb ‘De Weduwnaar’ gelezen en daarin aanleiding gezien Kluun definitief in te delen bij de schrijvers die één boek schrijven dat behoorlijk goed is, maar daarin al hun kruit verschieten. Geen probleem, toch een goed boek geproduceerd. Kluuns boek ging over ‘leven, sterven en wonderen’ van zijn vrouw, een zuiver (auto)biografisch boek dus over die ene gebeurtenis in zijn leven. A Short History of Tractors in Ukrainian van Marina Lewycka is een dergelijk boek. Een 84-jarige weduwnaar uit Oekraïne, aan het eind van de Tweede Wereldoorlog met vrouw en twee dochters aangekomen in Engeland, komt kort na het overlijden van zijn vrouw in contact met de flamboyante Oekraïense Valentina, 36 jaar, die samen met haar zoon asiel zoekt in Engeland. Het lijkt haar het beste daarvoor te huwen met een rijke Engelsman, waardoor ook een dure studie voor haar zoon in het verschiet ligt. Ze heeft voor dat doel Nikolaj Majevskij, de oude weduwnaar, op het oog. |
Majevskij is in het bezit van een huisje met tuin en twee dochters van voorbij de middelbare leeftijd, en verder niet veel meer. En hij is een beetje gek. Dat hij volledig van de kaart is door de enorme borsten van Valentina is zo gek nog niet – maar verder is hij een Echte Man, dus bezig met Grote en Belangrijke Dingen, met name op technisch gebied. Zelfs wanneer de problemen met Valentina (met wie hij intussen getrouwd is) groteske vormen aannemen, denkt hij eigenlijk maar aan twee dingen: de juiste verhouding tussen lift en zwaartekracht voor vliegtuigvleugels en de geschiedenis van de tractor in het Oekraïens, die hij aan het schrijven is. Met de tekst ervan is het boek doorspekt. Zijn dochters hebben allerlei problemen met de nieuwe relatie van hun vader, niet in het minst omdat het duidelijk is dat Valentina vooral uit is op dat paspoort en vaders (weinige) centen. De dochters zien ook met lede ogen toe hoe Valentina vrolijk de nagedachtenis van hun moeder besmeurt met haar tactloos en hebzuchtig gedrag, dat zijn hoogtepunt bereikt wanneer niet alleen blijkt dat de centen op zijn, maar ook dat de dochters uit zijn op een echtscheiding. Die op zich gemakkelijk zou moeten zijn, want Valentina’s smakeloosheid kent ook haar grenzen, en het huwelijk van Majevskij is dan ook niet ‘geconsumeerd’, mede wegens een zekere ‘flippy-floppy’ aan de zijde van Majevskij. Wanneer de ex-echtgenoot van Valentina uit Oekraïne opduikt en een al even maffe techneut blijkt te zijn als ‘pappa’ Majevskij, is dat het sein voor de kentering. Uiteindelijk vertrekken Valentina, haar ex en haar zoon en een mysterieus geconcipieerde baby in een van de drie auto’s die Majevskij kocht voor Valentina, de Rolls Royce, richting Oekraïne. Waarna het tijd wordt nog een paar losse einden in de familie op te lossen en de oude Majevskij in een aanleunwoning te plaatsen, waar hij zich gaat verdiepen in yoga. Tussendoor speelt de eigenaardige relatie tussen de twee zussen een beslissende rol in het verhaal. Tegen het einde wordt zelfs twijfel gezaaid over de vraag of de ikfiguur wel een ‘echt’ kind van Majevskij is, maar dat blijft een van de niet opgeloste losse einden. Wat is dit voor een boek? Laat ik het zo zeggen: ik denk dat het als klucht in John Lantings Theater van de Lach nog een succesvolle tournee zou kunnen maken. Een klucht met een mooie, ietwat weemoedige (Russisch/Oekraïense!) ondertoon. De verengelste dochters versus de vader die gewoon een Oekraïner is gebleven en die dus romantische gedichten voor zijn geliefde Valentina schrijft, Valentina die, hij ziet dat zelf uiteindelijk ook in, een ordinair varken is, maar wel gezelschap in zijn eenzaamheid. Hij ziet daarvoor over het hoofd dat ze op zijn minst met drie mannen ‘vreemd’ gaat – het kluchtige is natuurlijk dat iedereen die het met Valentina doet, gedaan heeft en zou willen doen uiteindelijk gezellig bij elkaar pruimenwijn uit de nalatenschap van wijlen Ludmilla, de moeder van de dochters, zit te zuipen. Het verhaal is zo hilarisch, dat het wel waar gebeurd moet zijn. En dus een eenmalig werkje. Waar ik me uitstekend mee geamuseerd heb. Vertaald in het Nederlands met als titel: ‘ De geschiedenis van de tractor in de Oekraïne’ ISBN10: 9045849941, ISBN13: 9789045849942, 10 euro bij bol.com. Engelse versie ISBN: 9780141025766 |
Reacties op Dorpsplein |
PC Hooftprijs voor Maarten Biesheuvel16|12|06
|
Tot ik laatst jarig was en iemand vroeg wat ik wilde hebben, als cadeau. En toen zei ik, impulsief als altijd: Kluun! Feest |
Kluun, Raymond van de Klundert dus, verdoezelt in een interview met hem dat ik las niet dat Stijn en Carmen weliswaar romanfiguren zijn, maar dat hij zelf zijn vrouw op deze manier verloren heeft. ‘Het sterfbed van mijn vrouw was elke minuut een feest,’ en een betere omschrijving kan ik er niet van geven. Is het dus een goed boek? Literatuur? Van de Klundert kan dat, zegt hij in het interview, geen bal schelen. De vraag is ook in toenemende mate onzinnig. Het is een vermakelijk boek, het is ook een echt boek, als je begrijpt wat ik bedoel, en het is ook een eenmalig boek, denk ik. Ik heb net ook het vervolg, ‘De Weduwnaar’, gelezen – de eerste honderd pagina’s hebben veel weg van Ik Jan Cremer, met name door de elkaar snel in aantal en exotisme opvolgende geslachtsdaden – waar min of meer een eind aan komt door de aanslagen op het WTC in New York, door Stijn gezien op een groot beeldscherm op feestend Ibiza. Wel weer heel raak is de beschrijving van de absolute onverschilligheid van ‘de Dolly’s’ met wie hij daar op vakantie is, voor alles buiten hun handtas. Leest toch nog
Reacties op Dorpsplein |
Het boek speelt zich grotendeels af in de tweede helft van de achttiende eeuw, en dat heeft tot gevolg dat het grootste deel van de genoemde straatnamen intussen met straat en al verdwenen is, en een ander deel een andere naam heeft gekregen. Bovendien is Maassluis sindsdien een keer of drie, vier zo groot geworden. Zelfs de 'Breede Trappen' bij de sluis die de grachten van de plaats met open water verbindt, zijn er niet meer, maar de sfeer is er wel degelijk, ik heb er nog eens een mooie foto van gemaakt. Extreem protestants Een ander bezwaar tegen het boek heb ik ook nog opzij moeten zetten. 't Hart heeft net als Jan Siebelink of Geert Mak een voor mij zwak punt: zij beschouwen de wereld vanuit een extreem protestants standpunt – zij beschouwen zichzelf misschien als zeer gematigd, maar voor mij komen ze met godsdienst en al van een andere planeet. |
Maar het is gelukkig ook een poging tot een historische roman. Poging tot, want 't Hart is er niet echt in geslaagd, het was dan ook zijn eerste keer. Kleine reder Het verhaal wordt verteld in de vorm van een biografie van Roemer Stroombreker, reder van een paar vissersscheepjes die heeft moeten trouwen met een vrouw die een paar schepen inbracht, en dus niet met Anna, op wie hij smoorverliefd was. Tijdens een wandeling in het dorp komt hij Anna eens tegen en voor ze weten liggen ze tegen de dijk en wordt Anna zwanger van hun zoon Gilles. Die speelt later een centrale rol in het oproer en wordt daarom voor lange tijd verbannen uit Maassluis.
|
Napoleon Het laatste hoofdstuk speelt zich tientallen jaren later af, in 1811, en beschrijft een komische ontmoeting van Stroombreker cs met Napoleon in het paleis op de Amsterdamse Dam.
|
Reacties op Dorpsplein |
Dubbelspel is niet hét boek om Nederland |
Door Sante Brun Ik heb het uitgelezen, het een aardig boek gevonden en terzijde gelegd met een blik op de stapel boeken die ik nog móet lezen, waarbij ik er een aantal vermoed die beter geschikt waren voor het doel dan Arions boek. |
|
Het hele verhaal speelt zich op een zondag; op zondagmiddag wordt op vele erven in Curaçao het dominospel gespeeld. Dit verhaal draait om vier man: Manchi Sanantonio, deurwaarder, Sanchi Pau, dromer en idealist, Chamon Nicolas, immigrant en huisjesmelker en Boeboe Fiel, taxichauffeur en geroutineerd hoerenloper. Ook de vrouwen van Manchi en Boeboe, Solema en Nora spelen een rol, zij zijn beide niet erg deugdzame maar wel serieuze types, het is hun taak hun mannen en kinderen in leven te houden, al is het maar door soms ‘met een man te gaan liggen.’ Van de mannen moet je dat niet vragen, die hebben belangrijker dingen aan hun hoofd: zuipen, domino spelen en neuken. |
Het komt in het kort neer op het volgende: Hans Sievez is nog een jonge jongen als hij wegvlucht van zijn gewelddadige vader, een doodarme fabrieksarbeider, nadat zijn geliefde moeder is overleden en zijn vader zijn al even geliefde konijn aan een opkoper heeft meegegeven. De vader was in de greep van een duistere protestantse sekte, dat moeten we even goed onthouden. Hans komt bij toeval terecht in een bedrijf in Den Haag, waar hij opgeleid wordt tot varenkweker en waar hij ook Jozef Mieras ontmoet die dan niet alleen colporteur in antieke vrome boeken is, maar vooral aanhanger van een ultraconservatieve protestantse sectie, de paauweanen. Om een idee te geven: in de eerste jaren van het bestaan van de EO kon je op elke uitzendmiddag een half uurtje luisteren naar een dominee, die op galmende toon luidkeels een tekst voordroeg die op het eerste gezicht klonk als Nederlands, maar niettemin volstrekt onbegrijpelijk was, want hij sprak de Tale Kanaäns, wij mogen rustig stellen: de wártale Kanaäns. Dat was ook de taal der paauweanen, die overigens geen ‘voorgangers’ kenden. De paauweanen hielden zich aan de oorspronkelijke teksten van de eerste dagen van de reformatie, daar kwam het op neer. Hans trouwt met zijn voormalige klasgenootje Margje en begint in Velp een varenkwekerij. Ze hebben het niet breed, maar het lukt net. Ze krijgen een zoon, maar intussen is Mieras weer opgedoken en Hans komt onmiddellijk onder diens invloed. Met name als hij een ‘visioen’ krijgt is het hek van de dam en slaat de godsdienstwaanzin in alle hevigheid toe. Hij doet enkele pogingen zijn gezin mee te krijgen maar met name Margje verzet zich hevig. Dat levert steeds dieper ingrijpende spanningen op in het huwelijk. Uiteindelijk zijn we getuige van de teloorgang van de kwekerij die misschien hoe dan ook geen toekomst had, maar de neergang wordt mede veroorzaakt door het duistere gedrijf van de paauweanen waar Hans geen weerstand aan kan bieden. Hans sterft uiteindelijk aan longkanker (hij was een straffe roker) en bij zijn overlijden verhinderen de ‘mannenbroeders’ dat zijn gezin er bij aanwezig is, want dat zou kunnen verhinderen dat Hans opgaat tot de Heere. Een mooi verhaal voor een roman, maar Siebelink heeft niet de zelfbeheersing op kunnen brengen om er ook een echte roman van te maken. Daarvoor bevat het boek te veel episodes die niet terzake doen, zoals Hans’ verliefdheid op zijn schoondochter, het alcoholisme van zijn jongste zoon en het zwembad van Maters in zijn achtertuin. Het boek is ook geen ‘biografie’ of een gepubliceerd dagboek, het is eigenlijk vlees noch vis. Wat dan over blijft: een middelmatige streekroman. Knielen op een bed violen, door Jan Siebelink, 31ste druk 2006, ISBN 90 234 16651 uitg. De Bezige Bij. |
Reageer via Dorpsplein
Arnon Grunberg kan inderdaad niet schrijven maar Tirza is geweldigDoor Sante Brun Maar ik geef toe: dit zijn niet buitengewoon belangrijke terzijdes. Het gaat bij de roman Tirza opnieuw om een belangrijk en vooral fascinerend boek. Het is ook een heel ander boek dan het vorige, De Joodse Messias. Dat was vooral een ironisch boek. In Tirza is alle ironie ver te zoeken. Tirza is een magistrale beschrijving van één persoon, de hoofdfiguur, Jörgen Hofmeester. Hij is medewerker van een uitgeverij, echtgenoot en vader van twee bijna volwassen dochters. En hij is spaarzaam. Of eigenlijk: hij wás dat allemaal. De uitgeverij heeft hem afgedankt, zijn echtgenote heeft hem vaak bedrogen en is vervolgens verdwenen. Ze komt ook wel weer terug, maar nauwelijks als echtgenote. |
De beide dochters overloopt hij, op ver van elkaar verwijderde tijdstippen, bij het bedrijven van de liefde. De oudste dochter is al lang woedend het huis uitgegaan, maar de jongste dochter, Tirza, is er nog en Hofmeester heeft zich voorgenomen van haar iets te maken. Een actie die hij zelf beëindigt. En het kapitaal dat hij had opgespaard, vervliegt in een hedge fund.
In de tegenwoordige tijd beschrijft Grunberg de avond waarop het eindexamenfeest van Tirza plaats vindt. De rest van het verhaal bestaat grotendeels uit flashbacks vanuit dat feest. Het feest dat uitdraait op een parodie op Hofmeesters leven; net als dat leven slaagt het feest maar half en dus helemaal niet. Het voornaamste resultaat voor Hofmeester is dan ook, dat ook zijn laatste ‘aanhangster’, Tirza, hem toevoegt: ‘Wat ben je vies, papa’. Ze heeft hem dan ook tijdens het feest betrapt terwijl hij in het tuinschuurtje een – ook al mislukt – nummertje maakt met een van haar klasgenoten. Tirza heeft al enige tijd het voornemen na haar examen een reis te maken naar Zuidelijk Afrika. Ze gaat dat doen in het gezelschap van haar meest recente vriendje, Choukry, door Hofmeester hardnekkig Mohammed Atta genoemd, naar een van de kapers van 11 september. Hier zie je hoe Hofmeester snel het contact met de realiteit verliest, want hij lijkt er van overtuigd dat Choukry, Atta dus, zijn miljoen heeft gestolen via de aanslag op het WTC in Manhattan. Als Tirza na haar vertrek niets van zich laat horen, gaat Hofmeester haar zoeken in Namibië. Wat hij er vindt is een klein zwart meisje dat hem ‘gezelschap’ wil houden, een armzalig surrogaat voor de verloren dochter. En beseft hij dat hij nog maar één ding wil: verdwijnen. Van Tirza niet het geringste spoor. Waarom, dat blijkt uit het verrassende slot van het boek.
De meeste figuren in de roman blijven schetsmatig, en dat is ook de bedoeling. Het gaat Grunberg om Hofmeester die in zijn onwrikbaarheid en rechtlijnigheid doet denken aan Bint, of aan Katadreuffe. Het boek beschrijft de teloorgang van een koele, nuchtere, verstandige man die een mooi huis op een uitstekende locatie in Amsterdam heeft gekocht en via onderverhuur heeft kunnen sparen, de man die nauwgezet soesji en sashimi maakt voor de gasten op het feest, tot een irrationele gek die het contact met de realiteit in één avond kwijt raakt; en de daarop volgende catastrofe als in een Griekse tragedie. Arnon Grunberg: Tirza. Nijgh en Van Ditmar ISBN 90 388 2726-1 |
Reageer via Plein Naar de column van Sante Brun over de AKO Literatuurprijs 2007, die Grunberg overigens niet won, maar zijn tegenstrever A.F.Th. van der Heyden. |
Wat gebeurde er vervolgens? De eerste prioriteit van de regering bleek, te zorgen dat de affaire buiten de publiciteit zou blijven. Vervolgens werd het gehele haarkloofcircuit in werking gesteld, waarbij vergeleken het zoeken naar de kwadratuur van de cirkel een peulenschil leek. Hoe hield je een koningin, die bepaalde politieke denkbeelden wilde doordrukken, tevreden, er tegelijk voor zorgend dat haar duidelijk werd dat haar in haar positie geen politieke denkbeelden pasten? Althans geen denkbeelden die strijdig waren met die van het zittende kabinet? Onnodig geklets
|
Reageer via Dorpsplein
Ze zien hem minstens als spion, vaak ook als ongelovige. Ze vragen de raarste dingen, demonstreren uitvoerig hun gebrek aan kennis van het Engels en van geografie, lezen de Koran ondersteboven, trappen de hond, schieten in de lucht vlak naast iemands oor, vragen Rory's camera even te mogen vasthouden en maken dan zijn op een na laatste rolfilm op, aan foto's van de vloer. |
Dankzij een aantal gevallen van puur geluk, maar ook dankzij Rory's ervaring met zijn wandelingen door Iran, Pakistan, India en Nepal, dankzij ook zijn kennis van de geschiedenis van het land (hij is oud-militair, oud-diplomaat en historicus en was tot voor kort Brits ondergouverneur van een Iraakse provincie en is nu hoogleraar in Harvard) weet hij er het, vaak op het nippertje, levend van af te brengen. Intussen is zijn verhaal er niet alleen een van een schitterend landschap met daarin mensen met een soms bizarre cultuur. Het is ook het verhaal van de verwoestingen die de Taliban hebben aangericht, van de verwoestingen aan kostbare archeologische vindplaatsen die worden aangericht door lokale schatgravers die de schitterendste vondsten voor een habbekrats verkopen aan rondtrekkende opkopers en daardoor voor altijd verloren laten gaan. En het is ook het verhaal van mensen en hun onderlinge rivaliteiten, van mensen die vaak zelfs het meest dichtstbijzijnde uit lemen hutten bestaande dorp nooit bezichtigd hebben.
|
Stewart was overigens niet de eerste die de tocht maakte. Hij citeert voortdurend uit het dagboek van iemand die dat vijfhonderd jaar geleden ook deed, zij het lang niet alleen: Babur de veroveraar, die later India inpikte en de eerste Grootmogol aldaar werd. Van valse bescheidenheid kun je Stewart dus niet beschuldigen. Ik moest bij het lezen van het boek geregeld denken aan de Nederlandse militairen die erheen gestuurd worden met de instructie vrouwen niet aan te spreken. Dat is nog het best uitvoerbaar van alles, want je krijgt vrouwen niet eens te zien. Mannen des te meer, een klein deel is echt gastvrij en goedgeefs maar veruit de meeste zijn gewiekste types die het achter de elleboog hebben en die een naïeve Hollandse jongen binnen een minuut in de luren leggen, schat ik. Intussen is het boek natuurlijk inderdaad zo'n ouderwets reisverhaal zoals alleen een inwoner van de Britse eilanden (Stewart is Schot) kan opzetten, in de traditie van Eric Newby, die ook Afghanistan bezocht, in december in de regen in Ierland ging fietsen en bootje wilde varen op de onbevaarbare bovenloop van de Ganges. Dat is het verschil: de boeken van Newby zijn onderhoudende, goed geschreven en humoristische vertellingen. Stewart is wel erg serieus, is een beetje een betweter. Maar ach, iemand die zich zo opoffert voor zijn verhaal die moet vooral gewaardeerd worden. Doe ik dan ook. Rory Stewart: The Places in Between, paperback, 300 blz., www.bol.com, 11,99 euro. |
Zo vergaat het iedereenDoor Sante Brun Pas als je er een stukje over gaat schrijven, merk je dat de hoofdpersoon geen naam heeft. Of eigenlijk wel: Everyman is de titel van het boek, de Engelse term voor het Europese middeleeuwse toneelstuk dat in het Nederlands Elckerlijc (iedereen, allemaal) heet, en dat zo begint. God zit op zijn troon en zegt: Ick sie boven uut mijn throne En dat is dus ook het verhaal van Roths nieuwste boek. Het wordt een roman genoemd, maar dat is een wat grootse titel voor het boekje dat 182 kleine pagina’s met grote letters telt. Voor hij begint te lezen, is de lezer al gewaarschuwd: het boekje is pikzwart en dat is het verhaal ook. Het behelst de begrafenis met daarop volgend een flashback van Everyman, een succesvolle New-Yorkse reclameman, die na zijn pensionering herhaaldelijk ziek wordt en daardoor wordt gedwongen terug te kijken op zijn leven. Hij is driemaal gescheiden, heeft twee zonen uit een eerder huwelijk met wie hij in onmin leeft en een dochter uit zijn laatste huwelijk met wie hij het goed kan vinden. Voor de rest is het spijt over zijn carrière, wroeging over de manier waarop hij zijn vrouwen heeft behandeld, somberheid doordat hij zelf zo vaak ziek is aan hart en bloedvaten, en vooral doordat hij om zich heen alles en iedereen ziek ziet worden en doodgaan. Teleurstelling in zijn leven als eenzame gepensioneerde, jaloezie op het geld en de gezondheid van zijn broer, spijt om eigen falen, wanhoop omdat hij oud is en dood dreigt te gaan. Hij is een vrouwenman, altijd geweest, en dat brengt hem tot vreemde manoeuvres. Hij woont, zeventig jaar oud, aan het strand waar hij dagelijks jonge vrouwen voorbij ziet joggen en hij kijkt er verlangend naar. (Vandaar de eerste opmerking van dit stuk, en dit is nog maar een voorbeeld uit vele in het boek). Maar hij is zo dom een van die jonge vrouwen aan te spreken. Ze is aardig, stopt het briefje met zijn telefoonnummer in haar topje (hij komt daardoor zowat aan zijn gerief) en gaat voortaan ergens anders joggen. Hij snapt het wel, maar hij moest ook zo nodig. Roth vertelt het natuurlijk in zijn volkomen trefzekere stijl. Illusieloos, als altijd. De grootste levende Amerikaanse schrijver, als altijd, die zelf, net als Everyman, probeert de dood vóór te blijven: dit is al zijn vijfde boek in de 21ste eeuw. Het eindigt met een merkwaardig lichte noot. Everyman is onderweg naar het ziekenhuis voor zijn laatste (en fatale) operatie en stopt op de begraafplaats waar zijn ouders liggen. Hij begint een gesprek met een zwarte man, die een graf staat te graven. De doodgraver blijkt een heel wat laconieker standpunt tegenover leven en dood te hebben. ‘This is nice diggin’. No rocks. Straight in.’ Everyman (Alleman) is in vertaling verschenen bij De Bezige Bij, 208 blz., € 17,50. Zie ook de bespreking door Sante Brun van Exit Ghost
Maak vrienden en kennissen attent op deze notificatie-service van hhBest, speciaal bedoeld voor Bestenaren en/of in Best geïnteresseerden. Stuur hen eventueel de volgende koppeling toe: http://www.hhbest.nl/best/inschrijven.html |
Is dit een goed boek? Ja, het is een goed boek. Een groots boek. Nog net geen meesterwerk omdat Grunberg niet het hele boek door die droge, inderdaad van alle gevoelens gespeende stijl heeft weten vol te houden en omdat er volgens mij iets niet klopt met de chronologie. Je kunt ook zeggen dat de laatste hoofdstukken die in Israël spelen een beetje afgeraffeld zijn na de trage introductie in Basel en Amsterdam. Het is ook absoluut geen ‘Hollands’ boek en dat is bedoeld als een compliment, Grunberg wordt wat dat betreft een grotere dan Mulisch. (Maar die heb ik dan ook niet erg hoog.) Sante Brun Arnon Grunberg: De Joodse Messias. Uitgeverij Vassakucci. ISBN: 90 5000 514 4 |
De rest kennen we. De Tijgerkat was, in 1958, een sensationele literaire gebeurtenis. Het boek kreeg direct de Stregaprijs, en al in 1963 maakte Luchino Visconti de film die De Tijgerkat definitief de wereldliteratuur in katapuleerde, met Burt Lancaster als Fabrizio, vorst van Salina, Alain Delon als zijn neef Tancredi en Claudia Cardinale als Angelica Sedára, met wie Tancredi trouwt. Het verhaal is eenvoudig: Het is 1860 en vorst Salina wordt geconfronteerd met de invasie van Garibaldi, die zal leiden tot de eenheid van Italië. Salina is dan nog een feodale alleenheerser op Sicilië, vereerd als een soort godheid. Italië is ver weg, een andere wereld. De eerste barst in Salina’s wereld is het feit dat zijn neef Tancredi, zijn beoogde opvolger, dienst neemt bij de garibaldisten. Dat is een afgang, maar ook gunstig voor Salina omdat het hem bescherming geeft tegen de ‘roden’. Zijn dochter Concetta is hopeloos verliefd op Tancredi, maar Salina moet een groot offer brengen: hij moet Tancredi laten trouwen met de dochter van de nieuwe burgemeester van zijn dorp, Sedára, die hoort tot de nieuwe rijken die tijdig zijn overgestapt op de ‘nieuwe orde’. Zo redt Salina schijnbaar onbeschadigd zijn positie als heerser-van-nature. |
Zij het dan een heerser die de betrekkelijkheid van zijn positie ook goed beseft en die eigenlijk tegenover de katholieke kerk een vergelijkbaar standpunt inneemt als de garibaldisten. Het tragische is dat lang na zijn dood zijn dochters, allemaal ongetrouwd gebleven, alleen nog maar bezig zijn met relikwieën en gedoe met priesters en bisschoppen – zoals het seculiere Italië ook vandaag de dag nog een, op stuitende wijze, op godsdienst gebaseerde staat is. Sante Brun De Tijgerkat is bij Atheneum-Polak en Van Gennip in 2005 in paperbackvorm heruitgegeven. Van de film is een dvd overal verkrijgbaar.
|
natuurlijk calvinistisch ingestelde geest als die van De Vries op het wufte ancien regime reageerde.) Theun de Vries was veel meer, dan Het meisje met het rode haar, het boek waarmee hij - god betere het - via de op tv vertoonde film bij het grote publiek bekend werd. Guido t'Sas |
|
Een trousse is een dokterstas. Van Dale noemt het een etui met vakken, waarin instrumenten kunnen worden opgeborgen. Zo'n trousse is de kern van een dramatisch hoogtepunt in het leven van de Vlaamse missiezuster Roza. En zij is de ik-figuur in het nieuwste boek van Leo PLeysier. Ja, het is PLeysier's tante non, die we in zijn geschriften al eerder mochten ontmoeten. Maar nu gaat het expliciet over haar. Over haar bestaan van een halve eeuw als verpleegster in een Indiaas ziekenhuis. Zij is er de mede-grondlegger van, maar op het moment van vertellen wordt haar aanwezigheid en die van de laatst overgebleven Belgische medezusters door de machthebbers nog maar nauwelijks gedoogd. Het is evenwel ondenkbaar, dat zij naar Hoogstraten, haar geboortegrond, zal terugkeren. Haar graf op het kloosterkerkhof is al gereed, dat wil zeggen een man heeft er ongeveer een week over gedaan om het gat in de granieten bodem te hakken... Trouwens: ' Wat zal ik dan nog eens gaan doen in België? Ik loop daar verloren. En om daarginds de curiositeit of de antiquiteit te gaan uithangen, daar bedank ik voor. Want ik heb begrepen dat God verdwenen is uit Vlaanderen. In de winkels, de magazijnen en de koophallen daar loopt het alle dagen storm, maar de kerken zijn leeg. Of niet soms? Want als het niet waar is moet gij me maar verbeteren.' Dat zegt ze dan tegen Bregje, een achternicht van haar uit Brasschaat, die haar Indiase toer doet en daarbij niet aan haar tante non voorbij wil gaan. Roza is zo wijs en zo nuchter als ze oud is. Ze klapt (voor zover de Indiase overste dat toestaat) met haar Vlaamse zusters over wat haar zint en niet zint. Over wat hen in dat arme, verre land als welzijnswerkers avant la lettre is gelukt en wat er is mis gegaan. En ze denkt terug aan Astrid, de elegante Brusselse architectendochter-arts, die het habijt regelmatig verwisselde voor de operatiekleding en dan haar trousse opende, om met assistentie van Roza het zoveelste zware karwei aan te vatten. - Veertig jaren heeft |
dat geduurd. Lijden en dood van Astrid vormen de kern, zo men wil de climax, van deze novelle. En, daarmee verbonden, de bijna ondragelijke taak die Roza dan op zich af ziet komen. De opdracht van een stervende, die zij op meesterlijke wijze naar het uitvoerbare weet om te buigen. Sinds Wit is altijd schoon, het boek dat in 1990 de AKO-literatuurprijs had moeten krijgen, ben ik niet meer zó onder de indruk geweest van Pleysier's werk als bij het lezen van dit verhaal. De kristalzuivere eenvoud van het nog onvoorwaardelijk gelovende nonneke weerspiegeld in het liefdevol gepolijste idioom van 'schrijvers hoogsteigen zuidelijke taal. Wars van wat trendy en cool is, richt hij een monument op voor iemand, die natuurlijk veel meer is dan een curiositeit of antiquiteit. Eh...zoek je iets voor je literatuurlijst? Dit boekje is nog geen 75 bladzijden. :-) |