Media

hhBest

Beginpagina

Regionale Journalistiek, bestaat die wel?

Beschouwing over regionale journalistiek in 1980. De stand van de toenmalige praktijk, in het bijzonder in Brabant, en hoe die naar het oordeel van de schrijver zou moeten zijn. Veel van de door de auteur gedane aanbevelingen zijn praktijk geworden; andere zijn bij pogingen blijven steken. Dit artikel was destijds een intern stuk bij de toenmalige redactie Brabant Pers, waarvan de auteur lid was.


Door Guido t’Sas
Regionale Journalistiek roept associaties op met begrippen als kneuterigheid en oubolligheid. Laten we vooropstellen, dat het dan gaat over slechte  regionale Journalistiek. Het is de vraag, of regionale Journalistiek bestaat. Of er wezenlijke verschillen zijn tussen zogenaamd landelijk, provinciaal en regionaal nieuws. In concreto: Zou de journalistieke aanpak anders moeten zijn?

Ik denk van niet en kan dat ook enigermate onderbouwen: Regio is een betrekkelijk begrip. Nederland is een regio in Europa en een soort Efteling in de wereld. Tussen haakjes; Hoe zou het gedoe rond de darmstoornissen van Dries in het buitenland overkomen? Er is dus geen enkele reden, moeite te hebben met (lees: gefrustreerd te zijn door) het moeten bedrijven van regionale journalistiek. Wie de regionale krant ontvlucht omdat het niet mogelijk zou zijn daarbij een journalist van formaat te worden, rijkt zichzelf een brevet van onvermogen uit.

Wezenlijk voor het hanteren van welk communicatiemedium dan ook is de band met de afnemer. Om ons even tot het dagblad te beperken, het verschil tussen de relatiekenmerken (journalist-lezer) bij een landelijk dagblad en die bij een regionale krant is, dat de abonnee het landelijke dagblad kiest op grond van een zekere overeenkomst in denken. Hij geeft de voorkeur aan het dagblad waarin hij als het ware zijn eigen mentaliteit herkent.
Gaat het om regionale kranten, dan blijft de keuze beperkt tot de keuze voor een medium dat hem inlicht over wat er in zijn eigen omgeving gebeurt. Doorgaans is er geen alternatief, zodat van een echte keuze eigenlijk geen sprake is. Het herkenningspunt van medium en consument ligt in dit geval volledig in de streek van verschijning en de streek waarin men woont, werkt enzovoorts.

Het is deze herkenning waarom in de regionale dagbladjournalistiek alles draait, afgezien van het gegeven dat veel mensen om wat voor reden dan ook slechts één krant (kunnen) lezen, wat de belangrijkste reden is te streven naar completering van het produkt met bovenregionaal en buitenlands nieuws. Complementair is hier het juiste woord. De neiging de zaak om te draaien, dat wil zeggen te streven naar een universeel product, dat “de allure” van een landelijke krant heeft, leidt zoals de praktijk uitwijst, niet tot een eclatant succes. (Een van de oorzaken is het ontbreken van de onontbeerlijke wisselwerking - geen Kamerlid haalt het in z’n hoofd voor het oog van de tv-camera te zwaaien met het Brabants Dagblad), Dat streven naar een universeel product roept hevige frustraties op en belemmertt het ontwikkelen van een visie op wat een regionale krant dan wèl  zou moeten zijn. Let wel, ik doe hier geen uitspraken over de kwantitatieve verhouding regionaal-niet regionaal nieuws in de krant, over zaken als indeling en opmaak. Het enige wat ik beweer is dat het regionale dagblad in Nederland, uitzonderingen daargelaten, in journalistieke zin 35 jaar is blijven stilstaan. De enige winst die is geboekt, is misschien de kwaliteit van de niet-regionale inhoud. Toch nog maar eens anders gezegd: De manier waarop regionale kranten proberen “mee te doen” in de (inter)-nationale media-wereld heeft voor mij iets aandoenlijks, vooral als ik “gezien en gelezen heb” wat de daartoe geëigende media al hebben gebracht. Hoe de gemiddelde lezer dit gedoe ervaart weet ik niet, maar ik meen uit het bovenstaande wel te mogen concluderen, dat hij allereerst geinteresseerd is in het nieuws, de achtergronden en de commentaren, die de titel van de krant hem belooft. Zijn “bevrediging” is afhankelijk van de mate van de zojuist omschreven herkenning, meer in het bijzonder: de mogelijkheden daartoe.

Welke aspecten van de regionale journalistiek zoals ze tot dusver wordt bedreven verzwakken de herkenningsmogelijkheden en hoe zou men ze kunnen versterken? Ik som een vrij willekeurig aantal zaken op zoals ze me te binnen schieten. Hopenlijk brengt het anderen op ideëen.


Verzwakkend:

Een berichtgeving over handel en wandel van de regionale (plaatselijke, gewestelijke, provinciale) overheid die te eenzijdig wordt gevoed door die overheid. Te minzaam volgend. Te zeer afgeleid van wat de bestuurders believen mee te delen. Te weinig stoelend op het gezonde wantrouwen, waarmee iedere burger als van nature is behept, als het gaat om die “ongrijpbare supermacht”. Neurotisch ook, in die zint dat wij de indruk wekken alles wat die overheid denkt en doet belangwekkend te vinden.
Als ik een kop lees “Tachtig procent klachten tegen politie ongegrond”, dan denk ik als lezer: “Gut, twintig procent is dus wel gegrond”. Ik vind dat de krant dan ten onrechte de interpretatie van de over­heid heeft overgenomen. Analyse van gegevens op hun wezenlijke nieuwswaarde behoeft geen manipulatie te betekenen. Slotopmerking over dit aspect: De ruimte die aan het overheidsgebeuren in de krant wordt besteed, dient onderwerp te zijn van bezinning. Een vergelijking met de mogelijke andere (regionaal bepaalde) interessesferen van de burger moet daarbij een rol spelen. Ook het laten fotograferen respectievelijk herhaaldelijk plaatsen van foto’s van overheidsfunctionarissen mag men niet loszien van het belang dat de lezer hier al dan niet bij heeft. (Op de betekenis van de foto in de krant, ga ik nog nader in).

  • Een berichtgeving, die te sterk is gegrond op abstracties en de menselijke praktijk van alledag er te weinig bij betrekt. De krant moet een spiegel zijn van het dagelijkee leven c.q. het dagelijkse leven in de regio. Belangrijkste vragen bij het garen en verwerken van nieuws zullen steeds moeten zijn: In hoeverre zijn er mensen bij betrokken, wat zijn dat voor mensen, hoe zouden zij op het nieuws reageren en is er wellicht een mogelijkheid hen in de productie te betrekken ? Kan ik mijn verhaal of bericht daardoor verbeteren, duidelijker laten spreken? (“Communicatie is de manier waarop het over komt”).
  •  Een berichtgeving en een nieuwsselectie die te veel uit is op het ”buitengewone” (Man bijt hond), terwijl lezers er nogal eens blijk van geven hoe zeer “het gewone” hen bezig houdt. Hoe belangrijk zij het bij voorbeeld vinden, als een van hun medeburgers een – oppervlakkig bezien, voor de hand liggend - initiatief neemt. Er gebeurt eigenlijk door de dag zo weinig buitengewoons. Bepalen wat buitengewoon is, is trouwens een uitermate subjectieve bezigheid. Het meeste lijkt gewoon. De spiegel is krom, als-ie alleen maar het buitengewone weergeeft. Dat bemoeilijkt de herkenning. Overigens: De man die de hond bijt blijft natuurlijk een nieuwsobject, maar men zal eerst het gewone moeten leren kennen, de man voordat-ie beet, om zinnig over zijn buitengewone daad te kunnen schrijven. Sterker nog, de “gewone man” zet ons op het spoor van de “ongewone man”.
  •  Een berichtgeving en commentariëring die zich kenmerkt door absolutismen, te autoritair van inslag is en te weinig relativeert, te weinig vragen stelt. In de pakweg 35 jaar dat wij de al eerder gesignaleerde achterstand op de maatschappelijke ontwikkelingen hebben opgelopen, is de lezer van “nauwelijks in staat zijnde de krant te spellen en alles gelovend wat die krant te berde bracht”
    geëvolueerd naar een in het algemeen kritisch  instelde mens die weigert in te zien dat de krant de op hem afstormende problemen wel eens even zal verklaren.

Versterkend:

Nu een aantal praktijkvoorbeelden van een aanpak, die de regiole identiteit van een krant zou kunnen versterken.

  • Een benadering van de (regionale) overheid met de belangen van de burger-lezer onophoudelijk in het achterhoofd. Die burger zou zich kunnen afvragen: Wat zijn ze aan het doen, waarom doen ze het zo, waarom pakken ze dit aan en laten ze dat liggen, wat zijn de gevolgen voor mensen als ik, wie heeft de verantwoordelijkheid, kan ik diegene erop aanspreken, is hij of zij onbeperkt in zijn (haar) macht, of wordt hij (zij) gecontroleerd. Zo ja - dat laatste – wie is de controlerende instantie, maakt die er werk van of heeft die ook al “vuile handen”. Wat is de maatschappelijke verdienste van een burgermeester meer dan die van een verkoper in een warenhuis, is een positie op grond van een benoeming door de koningin meer waard dan door “democratische” verkiezing? Zo ja, hoe komt dat dan? Het zijn vragen die doorgaans alleen maar op de achtergrond spelen, maar als men ermee rekening houdt, zal het zijn invloed op de wijze waarop men als journalist het overheidshandelen naar de burger overdraagt, inhoudelijk en qua vorm, niet missen.
    Ik ga daarbij van uit, dat de lezer die kritische instelling verlangt. Als men dat ontkent en bij voorbeeld zou beweren dat een regionale krant in Brabant meer beantwoordt aan de “volksgeest” met een wat lank-moediger en volgzamer opstelling, dan zijn we wat mij betreft uitgepraat. Mijn ervaring in de Brabantse streekjournalistiek is namelijk dat men een kritische opstelling hogelijk waardeert. Ik kan dat desnoods bewijzen. Als men een “hotemetotekrant” accepteert, dan is het waarschijnlijk omdat men zich niet realiseert dat het ook anders kan. (Reacties van sommige groepen uit de samenleving geven overigens te denken dat die betrekkelijke tevredenheid, het genoegen nemen met de situatie, niet algemeen is).


  • Een kritische instelling wordt nogal eens vereenzelvigd met “links”. Koudwatervrees. Als men zou zeggen, in beginsel liberaal, dan zou ik daar vrede mee hebben, maar liberaliteit is ook al een vervuild begrip.
    De mens in het nieuws. Vanzelfsprekend, maar ook en vooral de mens in zijn gewone doen. Bij de redactie van De Stem bestaat een vuistregel: ledere abonnee heeft het recht minstens eenmaal in zijn leven
    - liefst met foto - in de krant  te komen. Werk je deze glimlachwekkende gedachte uit, dan zie je inderdaad een foto van een tachtigjarige, op een bankje in een park genieten van het herfstzonnetje. De lezer herkent er, zo niet zichzelf, dan toch wellicht z’n opa in. En het  i s  toch herfst ?
    Herkenning. Als in Best jaarlijks  duizend mensen het tvscherm laten voor wat het is om in een of andere school bloed te gaan geven aan het Rode Kruis dan wil ik in mijn krant lezen, hoe ze tot deze stap zijn gekomen. Ik wil ook een foto zien van ons moeder, die, ondersteund door de buurman
    naar een kopje koffie wordt geleid om “bij te komen”. Een berichtje, drie weken later, dat er duizend mensen zijn geweest (afkomstig van het Nederlandse Rode Kruis) interesseert me geen barst. Dat riekt naar de verveling van de bureauredacteur, om niet te zeggen, de  bureaucratische redacteur.


  • Ander voorbeeld: Wat bezielt een man die in het dagelijks leven wieltjes aan kinderwagens zet, zijn  zomervakantie op te offeren aan de organisatie van het kindervakantiewerk ? Wat is het verschil in mentaliteit, vergeleken met vroeger toen dienstbaarheid aan de samenleving zeer vanzelfsprekend was? Of is er niet zoveel veranderd? Lijnen trekken naar vraagstukken als vrijwilligerswerk en onbetaald werk in het licht van werkloosheid en uitkering. Onderwerpen die in de krant doorgaans op een niet te pruimen, droge manier worden behandeldt zonder dat het leven van alledag er ook maar voor een fractie in doorschemert. Wat doet het er eigenlijk toe of het “gewoon” of “buitengewoon” is. De kinderwieltjes- annex vakantieman krijgt jaarlijks een bos bloemen van de ouders. Een foto van die man in de krant zal die oudere “bevredigen”. Ze zullen niet alleen hem herkennen, maar door hun betrokkenheid ook zichzelf.


  • Ik heb het nu al zo vaak over foto's gehad en het verhaal is in weerwil van de afspraak al zo lang geworden dat ik met dat onderwerp zal afronden:
    Ik vind dat de redactionale pagina als het ware gedragen moet worden door de beste foto die we gemaakt kunnen krijgen. Als het onderwerp op zich weinig nieuws bevat, is dat minder belangrijk dan de kwaliteit van die foto. De ruimte op die pagina is niet van elastiek, zo luidt het gevleugeld woord van de eind-redacteur vanachter zijn automaten-koffiebekertje, maar ik zeg: Het is nog erger. Die ruimte is minder dan een pagina, namelijk zoveel minder als de ruimte die die geweldige foto in beslag neemt
    Vijf en dertig jaar achterstand betekent ook dat wij ons niet realiseren dat wij in een tijdperk van de journalistiek zijn beland, die in hoge mate visueel wordt bepaald. Mijn stelling luidt daarom: Er valt geen behoorlijke krant te maken zonder een stelletje vakkundige fotografen, geleid door een fotoredacteur die van wanten weet en die een overeen te komen vaste claim op de ruimte moet kunnen laten gelden. Over de eisen waaraan die fotografen moeten voldoen en hun aandeel in de nieuws- en featuregaring heb ik natuurlijk ook mijn gedachten. Maar laten we eerst eens tot erkenning van het principe komen, dan komt de rest vanzelf.

 

Dries van Agt, CDA-politicus, Minister President 1977-1985.

Reacties op Dorpsplein

Dit artikel als Worddocument downloaden

Naar boven

Naar algemene Mediapagina