Archief van de rubriek ‘Ginneken’
Zedenpolitie
Mark Traa, een communicatie-adviseur die over geschiedenis schrijft en Delpher graag afstruint op oude kranten-publikaties, vond dit bericht uit 1938 over de Ginnekense ‘zedenpolitie’ en plaatste het op X.
In het dorp Ginneken (in 1943 geannexeerd door Breda) was zelfs tot na de Tweede Wereldoorlog een vrouw in een (lange) broek niet ‘normaal’. Maar omstreeks die tijd verschenen er Hollandse meiden in shorts en die werden door de pastoor de kerk uitgezet. Ze hadden hem meegedeeld dat ze ‘breed van opvatting’ waren, maar de pastoor had daarop gezegd: ‘kan zijn, maar ge zijt te kort aan textiel’.
Ook ‘stoute’ boeken
aatst schreef ik ‘n stukje over Ginneken en wat ik hier maar gemakshalve mijn geboortehuis noem. Dat huis was tot 1942 Brugstraat 2 en na annexatie door Breda Duivelsbruglaan 8. Een zoon van mij ging even googlen en vond bijgaande wat onbeholpen opgestelde advertentie, duidelijk van ver voor de oorlog, van wat wij kenden als ‘Boekhandel Corona’, Brugstraat 16B, tegenover de jeugdherberg.
Tegenwoordig moet je de particuliere boekhandels, zeker in een dorp, met een vergrootglas zoeken. Ginneken was in die tijd, behalve een geliefd vestigingsdorp voor renteniers en gepensioneerden (vooral ex-beroepsofficieren) een populair toeristenoord. Genoeg klandizie dus voor zo’n zaak. En de naam ‘Corona’ was nog niet besmet. Hoewel die ‘leesbibliotheek’… het was nog de tijd van de rooms-katholieke index, een lijst van verboden boeken. Daar had deze boekhandelaar geen boodschap aan. Nou ja, een welkome afwisseling met de kuise parochiebibliotheek, beheerd door twee ouwe vrijsters.
Het betreurde huis
n 1921 kocht mijn vader via de erven van Charles Schunterman, de vader van mijn moeder, die ik – mijn opa dus – niet heb gekend, het herenhuis Brugstraat 2 in Ginneken. Na verloop van tijd kwamen mijn ouders (in 1911 getrouwd) elkaar tegen op de Ginnekenmarkt, waarop vader zei: begin jij het hier ook zo saai te vinden? Die vraag stellen aan mijn moeder was tevens haar beantwoorden; ze is haar hele leven verzot geweest op het stadsleven. Het gesprek leidde tot een vestiging van enkele jaren in Brussel en omgeving.
Meer op Manieren – Voorpagina hhBest
Henri, Schubert en de roddel
ijn vader Henri (1877-1966), die minstens een keer per dag voortleeft in mijn gedachten, was een liefhebber van de liederen van Franz Schubert. Liefhebber, want hij mag dan voordrachtkunstenaar zijn geweest, hij was muzikaal gezien een autodidact. Hij paste er dus wel voor, zijn hobby, het zingen uit de cycli Die Winterreise en Die Schöne Müllerin in het openbaar te beoefenen.
Meer op Manieren – Voorpagina hhBest
‘Row your boat’ langs mijnenvelden naar Engeland
Een kinderuitzending vanuit het zuiden, 75 jaar geleden
De burgemeester van Hull begroet de Brabantse en Limburgse kinderen na een lange treinreis vanaf de haven van Tilbury. Foto onbekende Britse fotograaf.
1945. Het zuiden van Nederland was bevrijd. Boven de rivieren duurde de ellende voort. De oorlog was dus nog niet voorbij. Toch maakten vijfhonderd Brabantse en Limburgse kinderen (evenveel jongens als meisjes) toen met een schip van van de Royal Navy de oversteek naar Engeland. Om te bekomen van die oorlog en aan te sterken. De voedselsituatie in het zuiden mocht dan niet kritiek zijn – vergeleken met die boven de rivieren – het was er allesbehalve een vetpot. De meeste voor de kinderuitzending geselecteerden hadden geen greintje weerstand meer. Ik was 10 jaar en mocht mee naar Engeland. In 1990, 45 kaar later dus, heb ik geprobeerd, mijn herinneringen aan die tijd vast te leggen in een artikel voor het Brabants Dagblad. Dat verhaal, waarvan hierna een bewerking, staat in de context van het oorlogsdrama, voor zover het zich in de jaren 1944-’45 voltrok in het toen pas door Breda geannexeerde dorp Ginneken. Read the rest of this entry »
Tijdelijke woning? Geen nieuws onder de zon
Op erfgoed.breda.nl zag ik haar terug: de prefab Maycretewoning (foto van die bron), waarvan er rond 1947 in Nederland 930 zijn gebouwd. Ter voorziening in de naoorlogse woningnood. In Breda zijn er toen volgens Erfgoedweb 42 verrezen. In Ginneken en Princenhage. Alleen die in laatstgenoemde wijk zijn als monument behouden; ook aan de Ringbaan West in Tilburg zijn die huisjes gerenoveerd. Ik ben indertijd meermalen in zo’n bungalowtje geweest. Soms probleemloos bewoond door een gezin met drie kinderen. Terecht is later tegen de sloop van de huisjes veel verzet geweest. Ik zie deze noodwoningen liever dan de blokvormige tijdelijke woningen die nu in Eindhoven zijn verrezen.
Vondst: Heusdenhoutse kapel, bijna 90 jaar terug
Van mijn vriend Jan van H., inmiddels 87, kreeg ik het nieuwsblad Heusdenhout toegestuurd. Dat maakt melding van een opmerkelijke vondst, via Marktplaats, namelijk van een 90 jaar oud schilderijtje (20 x 30 cm, olieverf op paneel) van Anton Rovers (1868-1960), voorstellende de Sint-Annakapel. Die kapel, schreef ik eerder, neemt een voorname plaats in, in het hart van het voormalige dorp in de gemeente Nieuw Ginneken, dat nu een wijk van Breda is. De kapel bestaat 500 jaar en dat is onlangs uiteraard gevierd.
De ontdekker van het schilderijtje, Dolf Piederiet, geeft in genoemd wijkblad een uitvoerige beschrijving van zijn vondst, met gegevens over de maker, een in Leiden geboren reclame- en kunstschilder.
Interessant is ook het feit, dat Anton de vader was van de in Brabant bekende schilder (in 1939 winnaar van een kunstprijs van het Eindhovense Van Abbemuseum) Dio Rovers (1896-1990).
Lees ook: Ode aan de kapel – Voorpagina hhBest
Een grinnekende koster
Aangespoord door het Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC) ga ik hier nog wat mededelingen doen over Johan van der Heijden, van 1921 tot 1971 (vijftig jaar!) koster van de Sint-Laurentiuskerk in Ginneken. Aanleiding is een opmerking mijnerzijds bij het onderwerp priestertje spelen. Van der Heijden wàs de Laurentiuskerk, daar konden elkaar opvolgende pastoors niets aan veranderen.
Toen die kerk van architect Joseph Cuypers in 1977 driekwart eeuw bestond, verscheen er een alleraardigst boekske, getiteld Grinneken in Ginneken. Wat een wonder, vrijwel alle informatie over de parochie is ontleend aan een interview met Van der Heijden. En als grinniken ergens op van toepassing is, dan wel op deze koster, die bij zijn aantreden in 1921 zijn collega’s in het bisdom Breda verbaasde met de mededeling: ‘een van mijn voorwaarden was, dat ik jaarlijks een week met vakantie mocht’. Dat was tot dat moment ondenkbaar.
Priestertje spelen
“We speelden thuis altijd priestertje. Pa had ’n altaartje gemaakt, met alles er op en er aan. Vriendjes moesten de mis bijwonen en gingen graag ter communie, dan kregen ze pepermuntjes in plaats van hosties.” © Foto: Tongelre, 1952 (part.collectie) Info: https://t.co/qHuj3hLo83 pic.twitter.com/YpjCc4q03K
— BHIC (@bhicarchief) 18 oktober 2018
Het mooiste wat een katholieke moeder kon overkomen (vond althans mijn moeder) was dat een van haar zonen priester werd. Zo’n altaartje werd dan beschouwd als ’n soort stimulans. Niet dat het altijd werkte, want de broer die priestertje speelde werd beroepsmilitair en de jongen die soldaatje speelde ging naar het seminarie. Trouwens, zit dat jongetje op de foto niet stiekem een Suske en Wiske te lezen? Kwam ook voor. Read the rest of this entry »
Onder blauw licht stond een namaak schatkist half open en moeders juwelen die er uit puilden
oit, nu meer dan vijftig jaar geleden, hadden wij, zonen van de theaterman Henri t’ Sas, een marionetten-theater – eigenlijk beter aan te duiden als miniatuur- of huiskamer-theater. Eén van ons, Berry t’ Sas (1920-2012), heeft de geschiedenis ervan opgeschreven. | Toneellijst met bijna geopend voordoek en ‘brandscherm’ De foto’s zijn in de jaren vijftig gemaakt door een Eindhovense fotograaf, wiens naam ons is ontschoten. |
(Vermeende) koninklijke bastaarden
an het begin van de vorige eeuw liep op het station van Tilburg een man rond, een bagageknecht, destijds witkiel genaamd, die – met baard en al – als twee druppels water leek op koning Willem III. Eén van de vele figuren, van wie werd gezegd – of gefluisterd – dat-ie een bastaard van de vorst zou zijn.
Meer op Manieren – Voorpagina hhBest
Daarmee vergeleken, een warme hap
Het diner dat koning Willem Alexander 150 landgenoten voorschotelde in het Paleis op de Dam, was ‘een warme hap’ vergeleken bij de lunch, offert par la commune de Ginneken aan zijn voorvader Willem III op 30 november 1874.
De hoftaal was in die tijd nog Frans, dus ook termen als ‘een vorkje prikken met’, of ‘aanschuiven’ zoals die vandaag in de kranten staan, waren er niet bij. Trouwens, is dat aanschuiven niet de taak van de lakeien?
Zingende begijnen…Aaaarch
Van de Ginnekense komiek Heintje S., zijn nogal wat anekdotes in omloop, hoewel…wie weet nog van hem? Ik, oude man, heb hem niet eens gekend, hoorde de verhalen van mijn familie.
Hein vertoonde zijn kunsten op feesten en partijen en nam deel aan het amateurtoneel. In laatstgenoemde ‘functie’ vereiste de rol eens dat hij op een divan dood moest vallen. Dat ging mis. Op het moment suprême brak een poot onder de bank uit. Onze acteur liet zich daardoor niet uit het veld slaan. Hij raapte de poot rustig op, alsof het zo in het script stond, keek het voorwerp als bestraffend toe en plaatste haar weer onder de divan met de woorden: Oppernuuwt.
De vesting die nooit een vesting was
Een alleraardigste tentoonstelling in het Stedelijk Museum van Hoogstraten (B) over de rivier de Mark. Duurt tot eind december. Beginregels Breda’s volkslied: Temidden van de paarse heide, waren samenstromen Mark en Aa. Dus ik heb wat met die Mark. Echter, op die expositie is een ‘historische’ kaart te zien, die mij de wenkbrauwen deed fronsen. Ginneken, mijn geboortedorp, als vesting!
De kerk van mijn jeugd
De viering van de hoofdtoren van de Ginnekense Laurentiuskerk. De foto, ontleend aan de website If then is now, is van Marjanne Statema. (Zie de tekst verderop voor de ‘verantwoording’.)
unsthistorica Bernadette van Hellenberg Hubar schreef op de website If then is now een boeiend artikel over de r.-k. Sint-Laurentiuskerk in Ginneken, de kerk van mijn jeugd. Deze parochiekerk (1910-1912) is ontworpen door Joseph Cuypers, zoon van Pierre (van het Rijksmuseum en het Amsterdams Centraal Station). Cuypers jr. bouwde voort op de neogotische praktijk van zijn vader, maar bewandelde toch zijn eigen weg. Kenmerkend voor zijn (latere) werk is onder meer het laten functioneren van het daglicht. De Ginnekense Laurentiuskerk, rijksmonument, is daarvan een duidelijk voorbeeld. Ze contrasteert met het deprimerende duister van de negentiende eeuwse kerken van Cuypers senior en anderen.
Wegkruis, grafkruis of oorlogskruis?
Een wegkruis dat geen wegkruis is, maar een grafkruis. Het verscheen rond 1990 op tamelijk mysterieuze wijze op het driehoekig pleintje dat sinds 1918 de aansluiting vormt van de Duivelsbruglaan en de Bouvignelaan in Ginneken. tegenwoordig is het een t-kruising, maar ooit kon je het een driesprong noemen, want het oostelijke gedeelte van de Duivelsbruglaan heette tot 1943, de annexatie door Breda, Brugstraat en het resterende deel, langs het Mastbosch, Boschlaan.
Ik schrijf Mastbosch met sch, want je schrijft ook niet Den Bos en Bosstraat. Alleen in Best was ooit een anafalbeet die de weg naar Den Bosch Bosseweg noemde en dat is ongestraft altijd zo gebleven. Dit even terzijde.
Op het eerste gezicht riep het kruis in ‘t Ginneken bij mij ‘n oorlogsherinnering op, maar laat ik eerst maar eens Ad Jansen enigszins vrij citeren uit zijn boek Vier eeuwen duivelsbrug 1613-2013:
Omstreeks 1990 stond er tussen het groen ineens een ‘wegkruis’. Al spoedig deden allerlei geruchten de ronde over de herkomst hiervan (…) Het kruis is eigendom van een particulier uit Ginneken die anoniem wil blijven. Hij ontdekte het kruis bij een antiquair tijdens een zakenreis in Frankrijk (….) Uiteindelijk ging de gemeente Breda akkoord met plaatsing in het plantsoentje. Het is zelfs door de gemeente gerestaureerd. Het is echter vermoedelijk geen wegkruis maar een grafkruis.
Geruchten. Jansen laat zich daar verder niet over uit. Ik ben niet uit op legendevorming, maar ik zal vertellen, waar ik als gewezen oorlogskind direct aan moest denken. Op enkele stappen van het ‘ijzeren Franse kruis’, aan de rand van de Bouvignewei (destijds in gebruik bij de boerderij van het Sint-Laurensziekenhuis) lag tijdens de oorlogsjaren ‘n tijdje een veldgraf met op het simpele houten kruis een Duitse helm. Vermoedelijk is deze soldaat in mei 1940 gesneuveld.
Het verband tussen een en ander is dus niet aangetoond, maar frappant is het wel, temeer omdat Franse hulptroepen zich hier in 1940 ophielden, in een vergeefse poging de Duitsers tegen te houden. Laten we het maar op toeval houden.
Monument in ademnood
Wie zei daar dat een monument moet kunnen ademen? De hardstenen dorpspomp op de Ginnekenmarkt, ongeveer even oud als het raadhuis (1791) is helemaal ingebouwd door de horeca. Twee ondernemers hebben daar hun terrassen – gescheiden door houten bloembakken – ingericht. Gezellig, dat wel, maar des te beter valt de opmerking van een Ginnekenaar te plaatsen, naar aanleiding van de historische carnavalsfoto in Achterom kijken 99: ‘Het is wel erg veranderd.’
Achterom kijken 99
In deze serie, getiteld Achterom kijken, plaats ik mijn hoofdzakelijk documentaire foto’s, gemaakt in onder meer Friesland (1956-1961) en Noord-Brabant (vóór 1956 en sinds 1961), maar ook wel in het buitenland. Klik op de foto voor het originele exemplaar. De complete serie is via ‘Rubrieken’ in het menu (links) te bereiken. © Guido t’ Sas |
Jeugdcarnaval op de Ginnekenmarkt, 1955
Sinds jaar en dag gaat het carnaval in Ginneken gepaard met het ‘droogleggen’ van de achttiende eeuwse, hardstenen pomp op de markt. Een gotspe, want die pomp staat al honderd jaar droog, met uitzondering van WO2, toen ze de kapotte waterleiding ‘n tijdje verving.
De kinderen zongen toen, al pompend, ‘En eel ‘t Ginneken staa’d in braand, w’ebbe gin water, w’ebben gin waaaater. En eel ‘t Ginneken staa’d in braand, w’ebbe gin water bij de haand.’ Slechts één van de twee teuten was in functie en de truc was die vol te stoppen met blaren, waarna het water uit de andere teut begon te stromen. Tot ergernis van ‘de ouwe Grootveld’, bijgenaamd ‘de directeur van de pomp’, die dan woedend zijn huisje (nog net niet zichtbaar, rechts) uit stormde.
Sinds de jaren vijftig van de vorige eeuw wordt het carnaval in Ginneken georganiseerd door de vereniging met de naam ‘t Lest Ogenblik. Initiatiefnemer was destijds – inmiddels wijlen – de textielhandelaar Nico Takx, naast wie ik nog in de eerste klas van de lagere school heb gezeten. Ginneken (sinds 1943 gemeente Breda) heeft geen eigen prins. Wel een baron de la Derrière du Moment.
Dit is Boerke Verschuren niet meer
Tumult om ‘smakeloze en vrouwonvriendelijke’ caféaankleding https://t.co/34ezyGOlq2 pic.twitter.com/XUTPFKOI1v
— hhBest (@ecluse) 5 februari 2016
Het was voor mij, als Ginnekenees, allang Boerke Verschuren niet meer. Hoofdkwartier aan de Ginnekenmarkt van de inmiddels 75-jarige vv De Baronie, bestierd door Moeke Verschuren die ons in 1944 na een bombardement overdag onderdak en warmte verschafte, met de kolenhandel van Kees en Leo. Met de naam ‘Boerke Verschuren’ wordt alleen maar goede sier gemaakt. Geschiedvervalsing trouwens, want het café heette sinds ’s mensenheugenis De Vrachtwagen. Precies, met een schitterend uithangbord dat, gezien de heersende smakeloosheid, wel bij het grof vuil zal zijn beland.
De klokkenroof
Op 11 april is bij Petit & Fritsen in Aarle Rixtel de laatste klok gegoten. Het eeuwenoude familiebedrijf hield op te bestaan – werd overgenomen door Eijsbouts in Asten (nu de laatste klokkengieterij in Nederland). Frank Fritsen (1958) tegen Het Parool: ‘Tot ik mijn laatste adem uitblaas zal het pijn blijven doen.’
Meer op Manieren