Archief van de rubriek ‘Breda’
Hans van Mierlo (1931-2010) mijmert over zijn jeugd
Aan memoires is hij nooit toegekomen. Hij had een natuurlijke aversie tegen het obligate en misschien vond hij zichzelf ook geen briljant schrijver, waarin hij aantoonbaar – weer eens – gelijk had. Hans van Mierlo, journalist, politicus, denker en mede-oprichter – icoon – van de naar staatsrechtelijke vernieuwing strevende politieke partij D66, overleed (op 11 maart) een jaar geleden op 79-jarige leeftijd.
Er is nu toch een boekje van hem verschenen, van nauwelijks tachtig bladzijden. Zoals de titel, Het kind en ik (naar een opgenomen gedicht van Nijhoff) al zegt, gaat het voornamelijk over zijn jeugd in Ginneken, tegenwoordig stadsdeel van Breda, en over zijn familie, zijn ouders, Wereldoorlog 2, die hij mede moest doorstaan, kortom de niet weg te cijferen achtergrond van alles. Hans van Mierlo was dus ook een nostalgicus, een romanticus en een gevoelig mens, maar dat laatste wisten we al.
Relict
Wikipedia: Een relict is een organisme, soort of verschijnsel (…) uit vroeger tijden dat de grote veranderingen sindsdien in het milieu heeft overleefd, terwijl de andere soorten zijn uitgestorven dan wel verdwenen.
Hoewel het niet voldoet aan de voorwaarde dat ‘de andere soorten zijn verdwenen’, is het afgebeelde toiletgebouwtje een typisch voorbeeld van een relict. Het gebouwtje, dat allang niet meer doet wat het belooft, namelijk toilet wezen, staat bij het Bredase etablissement Huis Den Deijl, achter het Mastbosch in Breda.
Bij een groot familiefeest dat wij daar mochten beleven, werd ik bestormd door herinneringen. Dat feest was ook niet voor niets dáár georganiseerd. Onze familie is als het ware onverbrekelijk met Den Deijl verbonden. Mijn jongste zus had er bij voorbeeld in 1945 haar bruiloft, waarbij men volgens mijn vader, bij gebrek aan beter, ‘korstjes van pasteien’ at.
Lees verder op Manieren
De wonderbaarlijke stilte in ‘n natuurgebiedje bij Breda
Verzetsdrama op de Vloeiweide kostte hier 16 Nederlanders het leven
Twee keer ben ik er naar op zoek geweest, twee keer kon ik het niet vinden, zo wonderbaarlijk ligt het natuurgebied De Vloeiweide verstopt in de driehoek Breda-Rijsbergen-Etten. Het wonderbaarlijke zit ‘m in het feit dat die driehoek niet meer is dan een uitloopgebied van de stad; aan twee kanten ook nog eens begrensd door autosnelwegen. En in het gegeven dat het er ondanks dit alles nog zo stil is.
Henri t’Sas jr. (Han) heel even in de voetsporen van zijn vader
In 2005 wijdde het Theaterinstituut Nederland (TIN) een tentoonstelling aan ‘theater in oorlogstijd’. Onderdeel daarvan vormden enkele items over theater in krijgsgevangenschap. Gangmaker in Neubrandenburg en later in Stanislau (Polen) was de tweede luitenant Henri t’Sas jr. (Han, 1917-2001), oudste zoon van de theaterman Henri t’Sas (1877-1966).
Een artikel over dit onderwerp in pdf-formaat is hier te downloaden.
Henri t’Sas (1877-1966)
Een Bredase getuige van de negentiende eeuw
Lezing voor de Bredase Stadssociëteit De Gouden Cirkel op 24 januari 2005 door Guido t’Sas. Deel 1, levensschets van Henri t’Sas.
Het moet op een zondagmiddag in 1883 of ’84 zijn geweest, dat er in de binnenstad van Breda brand uitbrak. Brand was, meer dan ooit, een sensatie in die tijd. Het volk trok, de vrouwen gearmd, joelend naar de onheilsplek: ‘Naar de brand, naar de brand’, zong de massa. Manvolk en opgeschoten jeugd holden vooruit en daarbij was als eerste een menneke in zijn communiepakje, dat Henri heette, maar in de stad natuurlijk Harrie werd genoemd.
Omdat hij klein en licht was, moest hij – je gelooft het niet, maar er is geen enkele reden om te veronderstellen dat dit Henri’s legendarische fantasie was – hij moest van de brandweer in de dakgoot van een pand ernaast de slang op de vuurhaard richten. Heel Breda stond te kijken. Het jochie in z’n communiepakje daarboven was de held van de dag.
Henri Sophie t’Sas, geboren op 9 augustus 1877 in Breda (en niet in ’t Ginneken, zoals vaak abusievelijk wordt gedacht) was het achttiende kind van de uit Brussel afkomstige Guillaume Antoine t’Sas en het vijfde kind van diens derde vrouw Marie Veldman, een Maastrichtse.
De toneelkunst van Henri t’Sas – De Vuurwolf: historie, legende, fantasie
(Lezing voor Bredase Stadssocieteit De Gouden Cirkel op 24 januari 2005 door Guido t’Sas. Deel 3. De toneelschrijfkunst van Henri t’Sas.)
In de tweede helft van de jaren dertig maakte Henri t’Sas met de beeldhouwer Leen Douwes een kampeertocht per woonwagen (de caravan moest nog uitgevonden worden) naar de Belgische Kempen. Het weer zat niet mee en de kou dreef de mannen, die al niet meer van de jongsten waren, naar de stammenee-kachel.
Daar hoorde t’Sas een versie van de legende ‘Het Heggewonder van Poederlee’.
Dit ‘mirakel’ met een uit de Sint-Amelbergakerk in Wechelderzande geroofde kelk of ciborie, inspireerde hem tot het toneelspel De Vuurwolf. Het wonder neemt in dit stuk een bescheiden plaats in, temidden van de door de schrijver verzonnen, romantische intrige.
De Bredase verhalen van Henri t’Sas
(Lezing voor de Bredase Stadssociëteit De Gouden Cirkel op 24 januari 2005 door Guido t’Sas. Deel 2, de Bredase verhalen van Henri t’Sas.)
Twee uit één ei waren de laatste Bredase volkstypen die Henri t’Sas voor Dagblad De Stem (tegenwoordig BN De Stem) heeft beschreven. Dat was in oktober 1953. Tijdgebrek verhindert mij, juist dit artikeltje voor te lezen. Maar ik zal het met iets anders goed maken. Er waren aan die laatste volkstypen tientallen, misschien wel honderd aan vooraf gegaan. De serie werd abrupt beëindigd, toen bleek dat familie van Twee uit één ei nog in Breda woonde en zich aan het verhaaltje had gestoord. Nooit eerder waren er klachten geweest. Maar de toenmalige hoofdredacteur van De Stem, Jan Bruna, durfde de rubriek niet meer aan. Zo ging dat nog anno 1953.
Henri t’Sas, die brood op de plank moest houden en bij wie schrijven trouwens een verslaving was, liet zich niet uit het veld slaan en bedacht een alternatief: de rubriek Portret van een straat. Daar kon hij weer járen – zeg maar tot zijn dood in 1966 – mee vooruit.
Gouden arm geboden voor exemplaar van albast
n de Grote of Onze Lieve Vrouwekerk van Breda is de Prinsenkapel met grafmonumenten van de Oranje-Nassaus (dit was hun begraafplaats tot de moord op Willem I) gerestaureerd. Het meest opvallende monument daar is dat van Engelbrecht II (1475-1504) en zijn vrouw. Ze liggen daar onder een baldakijn, waarop wapenuitrustingstukken, geschraagd door vier romeins uitgedoste soldaten. De beelden zijn van het enigszins doorschijnende albast. Dit monument is wereldberoemd. Waar hij het vandaan had, weet ik niet, noch dat ik mij enig detail herinner, maar mijn vader (Breda, 1877-1966) vertelde dat ‘de Engelsen een arm van goud hebben geboden voor een albasten arm van een van de beelden’.
(Dit stukje heb ik eerder geplaatst op hhBest versie 1.0)
Portret
Ik trek teveel op de manier van een ex-sigarettenkoker aan een wilde havana. Achter mij hoor ik het doodsgereutel van het zojuist afgezette koffiezetapparaat. Ze zeggen dat verslavingen dikwijls het gevolg zijn van frustraties.
Alsof het zo vooraf geregeld is, bevindt de vaste plek waarop ik dit soort regels op eenLiquid Cristal Display laat verschijnen, zich tegenover een olieverfportret van mijn vader. De broodschrijver-kunstenaar. Volgens de gangbare opvatting is dat een contradictio in terminis. Maar ik houd het erop, dat hij zich door het schrijven op contract de onafhankelijkheid verwierf om datgene te kunnen doen, waartoe zijn talenten hem riepen.
Hij was al over de dertig toen hij zijn baantje van handelsreiziger in suikerwerken als een vuile vaatdoek van zich afwierp om in de stijl van zijn tijd de muze aan zijn hart te drukken. Zij die mijn moeder zou worden volstond niet met af en toe de plaats van die muze in te nemen. In een Amsterdams pension borduurde zij voor haar Bredase dichter op een zijden lap in wijnrode gotische letters de Zeeuwse wapenspreuk, die hij tot de zijne had gemaakt: Luctor et emergo Ik worstel en kom boven. De zijde is verteerd; ik bewaar de letters in het vaste vertrouwen dat ooit iemand over de vereiste genegenheid zal beschikken om die van een nieuwe ondergrond te voorzien.
Het portret is gemaakt door de Bredase schilderes Fie van Dael. Nog eens kijken: uit de datering valt af te leiden dat hij toen 83 was. Sommigen vinden dat het niet lijkt.