Wie is online
3 bezoekers online
Schrijf ons

Je kunt ons altijd schrijven via de contactpagina. Daar vind je ook richtlijnen, voor het geval dat je mail-notificaties wenst bij nieuwe 'posts' aangaande Best. 

Rubrieken
Opinie of niet?

ls een post op deze site begint met wat in de typografie heet een initiaal, zoals de A hier, bevat zij een mening of interpretatie van de schrijver.

English?

Translation by Google in Chrome: please, click the right mouse button and select 'English'.

Archieven
november 2024
Z M D W D V Z
 12
3456789
10111213141516
17181920212223
24252627282930

Archief van de rubriek ‘Brabant’

Niet alleen het oude Brabant

Waardevolle inventarisatie werk schilder Jan Strube

Jan Strube (Amsterdam, 1892 – Prinsenbeek, 1985) mag dan vooral gezien worden als de schilder en tekenaar van het oude Brabant, uit een recent verschenen monografie, tevens een poging tot inventarisatie van zijn omvangrijk oeuvre, blijkt dat hij zo nu en dan een zijpad insloeg. Ook valt nu pas op, hoeveel overeenkomst Strube had met de al even nostalgische en romantische Anton Pieck, al durf ik eraan toe te voegen dat hij technisch diens niveau misschien wel overstijgt.

strube
Zo zag Jan  Strube zichzelf op middelbare
leeftijd.
Volgens dochter Sonja Strube, was haar vader nogal in zijn wiek geschoten als vergelijkingen met Pieck werden gemaakt. Met andere woorden: hij was trots op zijn eigen stijl en techniek. Het grootste verschil was dat Pieck bekender was bij het grote publiek.
Anton Joosen woonde en woont nog steeds aan dezelfde weg als destijds Jan Strube: de Zanddreef in Prinsenbeek (in letterlijke zin tegenwoordig dreef noch zandweg). Toch bekent hij dat hij de kunstenaar nu pas echt heeft leren kennen. Het is Joosen gelukt, ruim 470 werken van Strube op te sporen, waaronder stadsgezichten (Breda, Delft, Heerlen, Arnhem, Alkmaar, Middelburg, Veere, Parijs, Brugge, Gent,  Luxemburg) stillevens, portretten, sprookjesachtige taferelen, politieke prenten en spotprenten, impressies van markten en kermissen. Read the rest of this entry »

Een moeder des plattelands

Truus Smulders-Beliën (1902-1966) eerste vrouwelijke burgemeester

Ze kwam uit een echt onderwijsnest en stond ook zelf jarenlang voor de klas. Dat ze met een burgemeester zou trouwen was voor haar helemaal niet zo vanzelfsprekend, zeker niet met burgemeester Jan Smulders van Oost-, West- en Middelbeers. Ze liet hem na zijn eerste aanzoek zes jaar wachten. Maar uiteindelijk werd ze het zelf, onder dramatische omstandigheden: de eerste vrouwelijke burgemeester van Nederland nog wel.
En ’n heel goeie. Een Moeder des Plattelands. Ze zou het twintig jaar, tot aan haar dood, blijven. Ons Mevrouw, zoals haar eretitel in De Beerzen luidt. Op 20 november 2002 was het honderd jaar geleden dat Geertruida Catharina Theresia Maria (Truus) Beliën in Oirschot werd geboren. Bij die gelegenheid kreeg zij van de Beerse bevolking haar standbeeld.

portret_smulders_beliën
T. Smulders-Beliën
Leven en werken van Truus Smulders-Beliën (1902-1966) hangen samen met een langzaam ontwaken van een agrarische gemeenschap uit een isolement, met oorlog, vernieling, armoe en wederopbouw. Met traditionele verhoudingen en een traditiooneel-Brabantse politieke cultuur. Je moest over een zekere statuur beschikken, niet alleen om je daarin te kunnen handhaven, maar vooral ook om spijkers met koppen te slaan. Die statuur hád Truus Smulders, niet alleen fysiek – ze deed sommigen aan koningin Wilhelmina denken…
Ze combineerde educatieve gaven (schooljuffrouw met hoofdakte, moeder) aan een scherp inzicht en een legendarisch gevoel voor humor. Pas tegen het eind van haar leven (ze heeft haar burgemeesterspensioen net niet kunnen halen), kreeg die humor cynische trekjes, doordat ze het lang niet eens kon zijn met de veranderingen die ook op een gemeenschap als De Beerzen afstormden.

Het had allemaal met vrouwenemancipatie niets te maken, integendeel. Truus heeft meer dan eens gezegd, dat heel bijzondere omstandigheden haar tot het burgemeesterschap hebben geroepen en dat ze eigenlijk veel liever gewoon huismoeder en echtgenote zou zijn gebleven.

Prominente kruiwagens

Truus’ sollicitatie in 1945 was uit méér voortgekomen, dan uit de intentie, het werk van haar in Duitsland omgekomen man, Jan Smulders, voort te zetten. Ze wilde het burgemeestersambt in Oost-, West- en Middelbeers, dat sinds 1831 door een Smulders was vervuld, voor haar oudste zoon bewaren. En ze had natuurlijk – misschien kwam dat wel op de eerste plaats – de inkomsten nodig voor haar gezin met vier kinderen van vier tot elf jaar.
De weduwe Smulders had een prominente kruiwagen. Handig maakte zij gebruik van een condoleancebrief, waarin de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken, dr. L. Beel, haar min of meer plichtmatig had verzekerd, dat zij zonodig een beroep op hem kon doen.

Beel nodigt haar uit, voelt zich niet als eerste geroepen om een vrouw te benoemen en vraagt haar: ‘Ziet u er niet tegenop?’ Antwoord: ‘Nee, excellentie, ik heb een groot vertrouwen in God, ik kan dit tegen u als katholiek minister gerust zeggen.’ Hiermee moet zij het pleit hebben gewonnen, want Beel draait de voordracht van de Commissaris der Koningin, jhr. J. Smits van Oyen, om. Die had een bestuurlijk ervaren zwager van Truus voorop gezet. Op 2 april 1946 tekent Beel samen met Wilhelmina het benoemingsbesluit.

De Beerzen in feeststemming, want als burgemeestersvrouw had Truus zich sinds 1932 – evenals haar man, midden in de gemeenschap staande – al een grote populariteit verworven. En, over kruiwagens gesproken, de twee pastoors hadden hun voorkeur ook niet onder stoelen of banken gestoken.

Toen Truus de eerste keer het oude gemeentehuisje binnenstapte, zei ze routineus: ‘Leg mijn mantel maar efkes op het kadaster’ maar ‘ik wist helemaal niet wat het kadaster was’, zou ze later verklaren. Ze was in de geest van de tijd door haar man altijd buiten alle gemeentelijke aangelegenheden gehouden: ‘Blijf jij maar bij je zuurkoolpot’. En van hogerhand was men over haar onwetendheid betreffende de gemeenteadministratie heen gestapt.
Truus verklaarde de genegenheid en het vertrouwen, niet alleen uit dingen als “het gezag van het ambt”, maar vooral uit het feit ‘dat ik zelf zoveel leed heb gekend. Er wordt verwantschap gevoeld. Ik kan iedereen troosten, want altijd zegt een getroffene later zelf: “Wat mevrouw heeft moeten meemaken is nog veel erger”.’
Mevrouw. Al snel na haar installatie, merkte Truus dat haar ingezetenen zich wat ongemakkelijk voelden. Hoe moesten ze haar aanspreken? Met burgemeesteres? Ze zou ooit een brief uit de gevangenis krijgen, met Meesteres van de Gemeente Midelbeers (sic!) erboven. Haar oplossing was er een van doe maar gewoon. In haar eigen, gestencilde “huis-aan-huis”, dat een belangrijke rol zou gaan spelen in de communicatie binnen “het grote huishouden”, schreef ze: Blijf maar mevrouw zeggen.

Aan een touwtje

Moeder. Een absoluut hoogtepunt in de burgemeesterscarrière van T.Smulders-Beliën (zo tekende ze altijd) was in september 1949 de koffietafel, die de pas aangetreden koningin Juliana en haar gemaal gebruikten in de boerderij van Cato van Veghel. Dit bezoek was door Truus tot in de puntjes geregisseerd, dat wil zeggen ze had “haar kinderen” aan een touwtje. Aan de vooravond schrijft ze nog gauw even in haar “huis-aan-huis”, tussen allerlei gewichtige mededelingen door: ‘Ik kom nog wat servieswerk, van dat blauwe spul, te kort. Kan me iemand helpen?’ Maar welke mannelijke burgemeester zou op het idee gekomen zijn van een parkeerplaats voor kinderwagens op de wei naast de boerderij van de weduwe Van Veghel met ‘enige politiemensen’ als oppas? Ook al aan het touwtje. Er kwam toen even iets leuks voorbij. Welkome afwisseling bij de naoorlogse zorgen van alledag: ‘Wilt u op het gemeentehuis melden, in welke gezinnen er nog mensen op de grond slapen wegens gebrek aan ledikanten.’

In een toespraak tot de vrouwenvereniging beklaagt Truus zich over de bureaucratie als remmende factor bij de wederopbouw. ‘De boerderijenbouw (..) stuit op onzegbare moeilijkheden. Nog geen potstalletje mag herschapen worden in een zindelijk Hollandsch stalletje, of het moet lopen, moeizaam lopen over niet één, maar enkele instanties. Wat hebben we niet moeten doen, eer ’t herstel van onze huizen en – nog erger – de betalingen ervan in onze ontredderde gemeente aan ’t lopen waren.’ Maar: ‘Kankeren doet hier nagenoeg nooit iemand (…) omdat onze mensen gauw tevreden zijn.’

‘Ja Janus’

Een vrouwelijke burgemeester. Dat willen we wel eens zien, zeiden journalisten van vooral vrouwenbladen en katholieke geïllustreerde tijdschriften. Strijk en zet werd Truus met de huishoudschort aan op de foto gezet: ‘Ik doe alles altijd staande, want zitten wordt volgens mijn moeder zo gauw een gewoonte’.
Een van die verslaggevers valt met zijn neus in de boter, want de burgemeester neemt hem mee naar het café van Frans de Laat, waar een houtverkoping zal plaatsvinden. Of liever gezegd, een verloting.

Het hierbij gevolgde systeem gaat aan de hand van voorletters. Als men er daarmee niet uitkomt moet het aantal kinderen de doorslag geven. Roept een van de twee gegadigden: ‘Ik heb gewonnen, want ik heb er vijf en hij maar drie’. Waarop de burgemeester: ‘Ja Janus, gij had oe moeten spoeien’. (Meer haast moeten maken.)

Kleinschalige (gezins)problematiek is de ambtstermijnen van burgemeester Smulders-Beliën blijven bepalen, al moesten er natuurlijk regionale wegen worden verhard en bruggen gebouwd, moest er worden geruilverkaveld en straatverlichting (zedelijkheidsverlichting was toen een PNEM-begrip) aangelegd. En vergeet de drinkwatervoorziening niet. Je had toen nog Je had toen nog zogenaamde superonrendabele percelen. Nog in 1964 komt in de gemeenteraad een gezinssituatie aan de orde. Een geval, waarin ‘kinderen hebben besloten te gaan werken’. Smulders: ‘Ik zeg hierbij goddank dat zij de noodzaak hiervan hebben ingezien’.

In 1958 heeft Ons Mevrouw haar 12½ ambtsjubileum gevierd. Toen men naar haar wensen informeerde, vroeg ze ‘een pastoorsfiets, met een wijd stuur, waar ik goed tussen pas’. Maar, in samenwerking met de gebroeders Van Doorne werd het een van de eerste DAF-personenwagens (video). (Het merk kwam nooit meer van zijn hiermee opgedane dametjesimago af.) Truus had de zondagmorgen tevoren op het kerkplein nog ’n meisje tegen haar vriendin horen zeggen: ‘ze hit toch wel ’n koai fiets’, dus hier had ze helemaal niet op gerekend.

De nieuwe tijd

De mensen in De Beerzen gniffelden, want ‘ze heeft het verdiend’ en ze bleef mateloos populair. Ook toen een nieuwe, kritischer tijd zich aandiende, de democratisering, de ontsluiting naar de omringende stedelijke gebieden. Ze had daar moeite mee: ‘Het was vroeger zo gezellig’, zei ze in de raad. Mevrouw kon dan in 1962 nog bepalen, dat cafés en frietzaak voortaan op eerste kerstdag gesloten zouden zijn, andere cafés lagen, op z’n minst per brommer, binnen bereik.

In de gemeenteraad had de oppositie haar intrede gedaan. Tegenover de agrariërs, die tot dan zo ongeveer het monopolie hadden, roerden zich de middenstanders en de arbeiders. Ook kwam de naijver tussen Middelbeers en Oostelbeers vaker bovendrijven. In deze sfeer liet mevrouw Smulders (inmiddels door sommigen weinig respectvol Tante Truus genoemd) zich uit over ‘hen die mijn vrienden zijn’ en ‘hen die dat niet zijn’.

Er ontstond een conflict naar aanleiding van kritische opmerkingen van oud-onderwijzeres Beliën richting het personeel van de basisschool in Middelbeers (na een geheime raadsvergadering opgelost met een ‘zo niet bedoeld’) en de burgemeester botste met de oppositie over het feit, dat zij het hele woningtoewijzingsbeleid naar zich toe had getrokken.
De betrokken raadsleden zijn daarover nog bij Commissaris der Koningin Kortmann gaan klagen, maar die liet het maar zitten. Hoewel hij op het ruimtelijk beleid van de gemeente Oost-, West- en Middelbeers wel het een en ander aan te merken had. Kortmann leidde zelfs een excursie van provinciale staten naar de Westelbeersedijk, om daar te laten zien hoe het in Brabant niet moet. Vic Langenhoff, de Brabantredacteur van het toenmalige dagblad De Tijd en landschapsbeschermer, schreef een woedend artikel over ‘De Beerzen, waar alles kan’. Inderdaad stond bij Truus de huisvesting van haar vele trouwlustigen en landbouwgrond voor haar jonge boeren voorop. Natuurgebied was voor haar niet meer dan woeste grond, die ontgonnen behoorde te worden. De Stichting Het Noordbrabantsch Landschap kon niet met haar door één deur. Ook kan achteraf kritischer dan toen gebruikelijk worden vastgesteld, dat de combinatie van het burgemeestersambt met een verzekeringsportefeuille op z’n zachtst gezegd z’n bedenkelijke kanten heeft. Maar ja, in de naburige gemeente Vessem, waar Smulders’ zwager burgemeester was, werd de jaarlijjkse contributie van het Wit Gele Kruis door een gemeente-ambtenar geïnd zonder dat er kwitanties aan te pas kwamen. Toen een import-raadslid daar iets van zei, reageerde de burgemeester: ‘Dat zijn wij hier van oudsher gewoon.’

Naaktlopers

Niet gediend was mevrouw Smulders van een gezelschap, dat op het grondgebied van haar gemeente een naturistenkamp vestigde. Daar werd trouwens toen (in 1958) ook in de pers nogal besmuikt over geschreven. Grote opschudding ontstond toen mevrouw Smulders tegen Het Parool zei: ‘Maar de mensen hier nemen het niet hoor. Dat wordt in brand gestoken. Ja, ik kan het zelf niet doen natuurlijk. Ik heb er wel een keer ingebroken, om eens te kijken.’

Kordaat was toen een kwalificatie, die werd gegeven aan vrouwen als Truus Smulders. Wellicht wilde ze die eigenschap nog wat benadrukken, door over de door de naturistenvereniging gestelde leeftijdsgrens van alleenstaande mannelijke ‘naaktlopers’ met die bekende fonkeling in haar ogen op te merken: ‘Da’s natuurlijk omdat gij mannen eerder aftands zijt!’

standbeeld_smulders_beliën
Het standbeeld van mevrouw Smulders, dat op haar honderdste geboortedag in 2002 in Middelbeers is onthuld.

Enkele maanden nadat Truus Smulders haar vierde lustrum als burgemeester had gevierd (in besloten kring, want zij voelde zich psychisch al een tijd niet goed en stond daarvoor onder behandeling), werd zij in het ziekenhuis in Den Bosch opgenomen. Zij overleed op 11 juni 1966. Daarmee kwam na 135 jaar een einde aan de burgemeestersdynastie van de Smuldersen in De Beerzen.

In de gemeenteraadsvergadering herdacht loco-burgemeester Liebrechts haar met de woorden: ‘Moge Onze Lieve Heer haar de beloning geven voor het vele werk dat zij voor onze gemeenschap heeft gedaan’.

Er zijn voor mindere figuren standbeelden opgericht.

©Guido t’Sas

Bronnen onder meer: raadsnotulen gemeente Oost-, West- en Middelbeers 1962-’66, archief Smulders-Belien van Jan van Vroenhoven in Middelbeers.

Dit artikel verscheen ook in onder meer Eindhovens Dagblad.

Zie ook: thuisinbrabant.nl

Brabants Historisch Informatiecentrum (BHIC)

Update 31.08.14:n Bosch – uit het archief van de heemkundekring

beek_en_bosch001

Uit het streekblad Weekjournaal van 27.08.2014. Later betrok mevrouw Smulders het huis met de haar typerende naam Welgemoed in het centrum van Middelbeers.

Kampeer-trektocht in 1955

Kamperen anno 1955, hoe ging dat? Een kampeer-trektocht, wat moet je je daarbij voorstellen? Laat ik weer eens wat oral history bedrijven. Het gaat over de padvinderij, in het Roomse zuiden doorgaans aangeduid als verkennerij (tegenwoordig scouting). Meer in het bijzonder over de voortrekkers. Dat waren jongens vanaf 17 jaar, tot enkele jaren in de twintig (dan sloegen ze meestal aan het vrijen en verloren hun belangstelling).

opstap2Ik ben ’n jaar of vier voortrekker geweest, in je herinnering is dat ’n hele tijd, maar in je jeugd gaat alles altijd veel langzamer. Achteraf heb ik de neiging deze periode geweldig te idealiseren. Maar, echt waar, ik bewaar aan die voortrekkersjaren ‘de beste herinneringen van mijn jeugd’. Herinneringen aan boeiende vormen van vrije-tijdsbesteding en vooral aan hechte vriendschappen, die mij met heimwee vervullen. Waar zijn ze allemaal gebleven, wat is er van hen geworden? Wat ben ik nonchalant geweest met deze contacten.

Een van die positieve herinneringen is de trektocht door de Nederlandse en Belgische Kempen, die we met acht man maakten in de eerste week van augustus 1955, enkele maanden voor ik mijn geboortedorp Ginneken zou verlaten om journalist te worden bij een Friese krant. Groter contrast is trouwens niet denkbaar.

   
pauljacobs1955Door een gelukkig toeval, heb ik van die trektocht ’n heleboel foto’s. Een jaar eerder had ik namelijk bij een slagzinwedstrijd van de fa. Agfa een voor die tijd best wel knappe camera gewonnen, een Isolette III, zo’n ding met een 3,5 lens in een uitklapbaar zeemleren harmonikabalgje. Fotograferen was toen lang niet zo comfortabel en wijdverbreid als nu. De gemiddelde gezinscamera verkeerde nog in het stadium van het vooroorlogse boxje (door Kodak gelanceerd onder het motto: You put on the button, we do the rest).


Paul Jacobs ruimt de boel op, bij regenweer. Hij noemde dat ‘Ontruiming volgens plan.


De moderne versie daarvan was de Agfa Clack (kostte 25 gulden), maar die had ook nog maar een meniscuslensje, een fisheye. Dus was ik tijdens die vakantie de enige met een camera. Technisch was ik nog verre van een crack, moet ik andermaal vaststellen. Ik werkte zonder belichtingsmeter, onderschatte of overschatte het licht, koos nu eens een te trage, dan weer een te snelle sluitertijd. Nou ja. Leve thans de digitale fotobewerking. Achteraf heb ik ook geweldig veel spijt, dat ik niet de namen van de medetrekkers heb opgeschreven. monnikIk ken er nog maar ’n paar, onder wie mijn beste vriend Theo Knibbeler, de Knip, zich noemende ‘de zoon van de oude Knibbeler’ en Paul Jacobs, een geestige filosoof, van wie ik meen te weten dat hij later pastor is geworden. (Hopelijk is zijn zuster geen non geworden – ik was er heimelijk verliefd op, maar ze was ongenaakbaar.)


Theo Knibbeler praat met een Norbertijner novice in Postel.


Als ik het me goed herinner, gingen we op een vroege zondagmorgen met de trein van Breda naar Tilburg en trokken we vandaar de Kempen in, over Veldhoven, Bladel, Postel (B), Mol, Turnhout en terug via Hoogstraten. Ik zeg, als ik me goed herinner (mede aan de hand van de foto’s), want ’n paar jaar eerder had ik zo’n trektocht ook al eens gemaakt. Daarvan bewaar ik een logboek! Ik heb de neiging, uit te weiden en ook meer te vertellen over de Harry van der Sandestam, de Ginnekense voortrekkersclub waarvan ik lid was, maar zal toch maar proberen, me tot het ‘kamperen anno 1955’ te beperken. Moet je nou eens kijken, hoe hiernaast twee kerstbomen passeren. Ja, zelfspot was ons niet vreemd. Als we dan zo, als een Atlas met de wereld op onze rug door de velden liepen, voelden we de ogen van de boeren door die bepakking heen prikken en grijnsden we naar elkaar (de gedachte van die boer lezende): Hartstikke gek!

Maar in werkelijkheid was het natuurlijk: ‘Laat ze maar lachen’, onder het motto ‘hoe heerlijk is het buitenlevenen zo gezond voor de beesten’. Want we haalden onze neus op voor het zogenaamde ANWB-kamperen, waarbij eten werd klaar gemaakt op een spiritusbrander. Ik woonde schuin tegenover een jeugdherberg en had Hollandse meiden met hun dikke konten in shorts en hun melkblanke benen daaronder, kouka koula roepend voorbij zien komen, denkende ‘o nee, dát niet’. Dus toch maar ‘kerstbomen’. Je droeg dus je huishouden met je mee. Tent, dekens, wat schone kleren, potten en pannen…

panschurenDie pannen werden met een bosje gras en zand aan de buitenkant geschuurd <- dat wil zeggen van een flinke laag roet ontdaan. De gewoonste zaak van de wereld na dat koken op een houtvuur in de vrije natuur. Heel verantwoord allemaal, want ver van brandbaar gewas. Het kon ook een boomgaard zijn, waarvan de eigenaar royaal aanbood dat we de afgevallen appels zouden gebruiken. Voor hete bliksem! En de aardappels mochten we natuurlijk ook uit het veld trekken. Het kwam goed uit, want het budget voor een hele week bedroeg één tientje (guldens) de man. Nou ja een brood kostte toen twee dubbeltjes… Aan vlees kwamen we, afgezien van wat boterhamworst, niet toe. En véél zat er niet aan voor pilsjes of frisdrank. Ik geloof dat het begrip als zodanig nog niet eens bestond. Nu werd cafébezoek ook niet echt scoutinglike gevonden. Toch herinner ik me ’n uurtje in een snackbarachtige kroeg in Arendonk, bij een jukebox, waarin Avé Maria Zamora draaide.

rustpaaltjesOpvallend veel foto’s laten ons trouwens zien in rusthouding. Want het was behoorlijk afzien, al wilde niemand dat voor de anderen toegeven. Rusten op betonnen paaltjes langs een fietspad –> op een caféterras, op een bank van de plaatselijke VVV.

De nachtrust was matig. Je sliep in twee met enorme sluitspelden als ’n soort slaapzak in elkaar gevouwen dekens rechtstreeks op het grondzeil. Maar je was jong, dus als het moest kon je overal slapen. En na zo’n dag sjouwen zeker.

abdijpoortSommigen (de Knip) kregen er maar geen genoeg van. Die moest je regelmatig ’s morgens aan z’n benen de tent uit trekken. In die week heeft het trouwens één keer 24 uur aan een stuk geregend. We hebben toen in een poort van de 14e eeuwse Norbertijnerabdij van Postel gekookt. <- De volgende morgen maakte ik een foto van Paul, in poncho en met de hoed op, een stapel potten jam e.d. als een toren van Pisa met zich meevoerend, met de woorden: ‘Ontruiming volgens plan’ (Het staat achterop die foto en ik hoor het hem nog zeggen.)

Die Postelse Norbertijnenabdij was een ervaring apart. Tegenwoordig exploiteren de witheren er het toerisme. Ze bouwden in de jaren zestig een grote brasserie en breidden het kloostercomplex, met romaanse, gothische en barokke elementen, uit met accommodatie voor conferenties e.d. De wegen met kinderkopjes richting Retie/Mol en Eersel (NL) werden door asfalt vervangen. In de weekends, zomer en winter, is het in en rond Postel een drukte van belang. Ook het cafeetje tegenover de abdij (destijds de enige uitspanning) pikt in sterk vergrote vorm een graantje mee.cafeetje

Toen wij er waren, zag ik er één auto en – in de verte – een schaapsherder met z’n kudde. Helaas heb ik daar geen foto’s van. De herder ligt op het kloosterkerkhofje begraven.


Cafeetje. Links de auteur van dit verhaal.


Toch was Postel, met zijn eeuwenoude bibliotheek, in de jaren vijftig al een cultureel centrum. Destijds bekende Vlaamse schrijvers als Felix Timmermans en Ernest Claes, hadden er hun ontmoetingen. Oubolligheid? Het zal wel, maar ik vond het naderen van de abdij, dwars door de hei vanuit Bladel, met de klanken van het carillon als volslagen verrassing een belevenis.

scherenWe brachten (na afspraak) de abdij een uitgebreid bezoek. Het hoorde er gewoon bij. Bewonderden het Romaanse kerkje, waarvan werd gezegd, dat de boeren er in de kerstnacht heen gingen, door de hei stappend met lantaarntjes in de hand. Dat was toen al een nostalgisch gegeven! Postel heeft ook een indrukwekkende, eeuwenoude bibliotheek, met natuurlijk in leder gebonden folianten in kasten en vitrines die tot aan het plafond reiken. De strategische ligging van de abdij zou in de oorlog nog goed van pas gekomen zijn bij het doorsluizen van onderduikers, joden en verzetslieden van Nederland naar België.

De laatste overnachtingsplaats was Hoogstraten, een stadje op ca. 20 km ten zuiden van Breda, waarmee ik iets heb. We zijn daar ontvangen door ‘meneer Mathijs’, een bewaker van de jeugdgevangenis (voormailg kasteel), die ons veel over de stad vertelde en over zijn werk. Hij leidde ons rond, onder meer door de kerk met haar schitterende koorbanken, waarin allerlei spreuken zijn afgebeeld. Weer zo’n typische herinnering: het ontbijt in de woonkeuken van Mathijs, waar de geur van verse koffie ons tegemoet kwam. Noord-Brabanders waren in die tijd geen zwarte koffie gewend – laat staan dat ze die bij het ontbijt dronken. Vlamingen doen dat sinds jaar en dag, in van die grote, ronde, oorloze kommen. 

Een kermisje van niks

stoomcarrousel4_531x442
De stoomcarrousel van J.W. Janvier, nu alleen nog te zien in de Efteling, maar dan wel aangedreven door een elektromotor.


Dit wordt een kermisje van niks, zei Broos Denissen. Daar komt geen hond op af.

Read the rest of this entry »