Archief van de rubriek ‘Boeken’
Een keerpunt of een misverstand?
Boekbespreking door Sante Brun
Tijdens het lezen van het boek Clausewitz had ik de neiging geregeld te kijken naar de omslag. Daarop is afgebeeld het schilderij van Richard Caton Woodville, The Charge of the Light Brigade. Je ziet op dat schilderij een scène uit de Krimoorlog van 25 oktober 1854 (de schilder was toen nog niet geboren) voorstellende de aanval van een Britse cavalerie-eenheid van ruim zeshonderd man (en paard) die op grond van een verkeerd gegeven of begrepen (dat is nooit opgehelderd) order een aanval inzetten op de Russische tegenstanders. Ze sneuvelden vrijwel allemaal.
Met Kluun hebben we het nu wel gehad
Boekbespreking door Sante Brun
Stijn van Diepen, zijn vrouw Carmen en dochter Luna, allemaal uit Komt een vrouw bij de dokter van Raymond van de Klundert (Kluun) zijn vanaf nu blijkbaar stripfiguren die nog heel wat avonturen gaan beleven.
Persoonlijk ben ik nog steeds van mening dat Kluun een éénboeksauteur is gebleven, nadat het vervolg op Komt een vrouw… genaamd De Weduwnaar, op het eerste hoofdstuk na, een saai boek met de spanning van een oude vaatdoek was gebleken. Louter wegens de ophef die gemaakt werd over zijn nieuwe boek, en de opzichtige vergelijking van dat boek met Zomerhuis met zwembad van Herman Koch, heb ik het gekocht.
Silvio Berlusconi en de vrieskist
Boekbespreking door Sante Brun
Wat is het eerste dat je moet doen als een pensioentrekkende huisgenoot thuiskomt met de boodschap dat hij niet lang meer te leven heeft? Ja, wat anders dan een voldoende grote vrieskist kopen. De patiënt gaat dood maar in plaats van hem/haar te begraven vries je hem/haar in en blijft verder ongestoord tot in lengte van jaren zijn/haar pensioen ontvangen. Een boodschap die hier ten huize met gejuich werd ontvangen. (Opa wordt vandaag 140. O die, in die vrieskist, bedoel je.)
Volgens Anne Branbergen en Martin Šimek staan er in Italiaanse huizen honderden van die vrieskisten en mij lijkt het ook wel een knusse gedachte, je hebt opa toch altijd bij je en dagelijks klop je even vriendelijk op het deksel:Mille grazie, nonno.
Een nette man tussen de horken van Deshima
Boekbespreking door Sante Brun
Jacob de Zoet, in dienst van de VOC is een steile protestant uit Domburg in Zeeland, die in zijn godsdienstijver zelfs zo ver gaat dat hij een psalmenboek naar Deshima smokkelt – de Japanners zouden hem zwaar straffen als ze het ontdekt hadden. Op het eiland treft De Zoet zijn ‘collega’s’ aan, die je rustig kunt samenvatten als een zootje ongeregeld, een stel botte racisten die desgewenst elkaar zouden vertrappen als er iets mee achterover te drukken viel. De Zoet is daarentegen een sympathieke man met nieuwsgierige belangstelling voor de cultuur van de Japanners – hij wordt zelfs verliefd op een Japans meisje.
Een adembenemende whodunnit
Boekbespreking door Sante Brun
‘Zie je nou wel, hoe die dokters elkaar uiteindelijk de hand boven het hoofd houden?’ Dat zou inderdaad een conclusie kunnen zijn als je met een zucht het boek Zomerhuis met zwembad van Herman Koch dichtslaat, maar dan doe je toch deze roman, of beter gezegd: deze whodunnit, tekort.
Dat moet wel mislopen
Boekbespreking door Sante Brun
Nog niet eerder gehad: dat je een boek qua toon en sfeer vergelijkt met het boek dat je ervoor las. Dit keer wel. Eerst de brede, slordige hanenpoten en het achteloos taalgebruik van Arnon Grunbergs Huid en Haar, vol mensen en vooral hun onderlinge relaties; direct gevolgd door de minutieuze ontleding in zorgvuldig en bijna barok beeldend Nederlands van de inwendige monoloog van één persoon in De Weldoener van P.F. Thomése. (Inmiddels ben ik begonnen aan Tikkop van Adriaan van Dis: journalistiek.) Het is zoiets als de ervaring die ik ooit opdeed met bierdrinken: na een flinke slok Heineken smaakte de op zich uitstekende Grolsch in het volgende café ineens naar oude uien.
‘Nederland leest’ dit najaar Campert
De CPNB heeft Het leven is vurrukkulluk (1961) van Remco Campert uitgekozen voor de actie Nederland Leest, het komend najaar. Dit meldt nrc vanavond. Ik ben benieuwd of deze populaire en veelgeprezen, ironische roman de actie nieuw leven in zal blazen, want de afgelopen jaren ging het daarmee bergafwaarts.
Lees verder op Manieren
Econoom bevrijdt zich van zijn vrouwen
Arnon Grunberg: Huid en haar – Boekbespreking door Sante Brun
Eerst maar eens de taalbehandeling van Arnon Grunberg. Dat gaat namelijk van kwaad tot erger. Dat hij als stijlmiddel het door elkaar mengen van tegenwoordige en verleden tijd hanteert, dat mag hem intussen vergeven worden. Maar als hij bedoelt ‘Hij keek hemmedelijdend aan’, maar schrijft: ‘Hij keek hemmeelijwekkend aan,’ dat kan ik dat niet goed rekenen. Ook niet als hij schrijft: ‘Hij behoorde tot een van de beste veertig Adam Smithkenners van de wereld.’ En waar ik ook behoorlijk aan moet wennen is dat Grunberg in het grootste deel van zijn nieuwste romanHuid en Haar een soort kinderboekenstijl hanteert.
De actualiteit van de nieuwe Umberto Eco
Boekbespreking door Sante Brun
Il Cimitero di Pragavan Umberto Eco mag dan een typische negentiende-eeuwse roman vol duivelse riten, dolksteken in het duister en smerige krochten zijn (die doen denken aan Das Parfüm van Patrick Süsskind) en van gemene dubbelspionnen, culminerend in leven en dood van een typische ‘hysterische’ vrouw genaamd Diana Vaughan – er is sindsdien niet veel veranderd. En ergens ben ik dan ook een passage tegengekomen die een aardige beschrijving geeft van de decadente verrotting van de Italiaanse samenleving, zoals teweeg gebracht door de gewetenloze ordinaire zakenm an Silvio Berlusconi.
De veertienjarige jongens van Niccolò Ammaniti
Boekbespreking door Sante Brun
De jonge succesvolle Italiaanse schrijver Niccolò Ammaniti krijgt (stel ik me zo voor) een telefoontje van zijn uitgever: ’Hee Niek, je gaat als een trein jongen, de mensen komen al vragen of er geen nieuwe Ammaniti is. Heb je nog wat liggen of kun je snel iets produceren? Hoeft niks groots te zijn, alleen maar iets om aan de gang te blijven.’
Het Eindhovens Dagblad met zichzelf in het reine
Boekbespreking door Guido t’Sas
Het zal de jongere krantenlezer waarschijnlijk een zorg zijn, maar het Eindhovens Dagblad was hartstikke fout in de oorlog. Althans zijn hoofdredacteur, A. Jurriaan Zoetmulder. Hoofdredacteur en krant waren toen nog identiek.
De oudere lezer zal wellicht de wenkbrauwen optrekken, want stond niet twintig jaar het rijkswapen naast de titel met de borst-roffel Wij bleven trouw? Welnu, die ’trouw’ is de best geconserveerde media-mythe van de vorige eeuw.
En met die mythe rekent een gepensioneerde hoofdredacteur van een latere jaargang, Cas van Houtert, definitief af in zijn geschiedenisboek over de krant.
Saillant detail: het boek is door de krant zelf uitgegeven. Op die manier is het Eindhovens Dagblad toch nog met zichzelf in het reine gekomen.
Cas van Houtert, langer dan veertig jaar redacteur, respectievelijk hoofdredacteur, heeft Uit doorgaans betrouwbare bron(ondertitel ‘De geschiedenis van het Eindhovens Dagblad’) geschreven. Een dik boek, dat met gebruik van een 9 punts broodletter in 400 pagina’s is geperst en dat praktisch gesproken de complete geschiedenis van de gedrukte media in oostelijk Brabant omvat.
Die geschiedenis is boeiend, maar kent ook beschamende perioden, in het bijzonder die vlak voor en tijdens Wereldoorlog 2.
Wie is opgegroeid met de idee, dat het Eindhovens Dagblad , zoals het twintig jaar lang van de daken heeft geschreeuwd, zijn blazoen in die tijd smetteloos heeft bewaard, wordt uit de droom geholpen. Het ED was fout, hartstikke fout en heeft
dat achteraf alleen maar meesterlijk kunnen verdoezelen. Zij het dat niet iedereen er in is getrapt. De titel van Van Houtert’s boek is dus niet vrij van ironie. Het kon niet anders, dan dat die oorlogsgeschiedenis de kern van het verhaal is gaan vormen.
Daarvoor is zij te ingrijpend geweest voor de ontwikkelingen van de nieuwsvoorziening en – niet minder – de opinievorming van dit deel van Brabant met als het middelpunt het als economisch centrum in betekenis spectaculair groeiende Eindhoven.
Wat door historici in een eerder stadium al was ontdekt en min of meer terloops vermeld, is door Cas van Houtert grondig uitgezocht en uitgebreid op papier gezet.
Hoofdredacteur Jurriaan Zoetmulder (niet te verwarren met zijn jongere neef en opvolger S.H.A.M. Zoetmulder) bekende zich al in de jaren dertig met overgave tot het fascistische gedachtengoed, stak zijn bewondering voor het Hitlerregime niet onder stoelen of banken en was na de Duitse inval evenmin vies van een aanpassing van Nederland aan de nieuwe orde.
Toen de bezetter in 1941 besloot tot sanering en gelijkschakeling van de dagbladpers, heeft Zoetmulder zich het vuur uit de schenen gelopen, om te bewerkstelligen dat hij met zijn Eindhovensch Dagblad overeind zou blijven, uiteraard ten koste van de concurrent, de Eindhovensche en Meierijsche Courant (EMC). Toen het hem duidelijk werd, dat zijn opzet mislukte, bevorderde hij de ‘opheffing’ van zijn krant, om na de bevrijding in 1944 triomfantelijk te voorschijn te komen onder het motto ‘Wij bleven trouw’. In tegenstelling tot de concurrent, moest je er dan bij denken, zo het al niet door Zoetmulder c.s. zelf werd gezegd.
Maar dat laatste is minder dan de halve waarheid, want de hoofdredacteur van de EMC, Janus Vervoort, werd om zijn anti-Duitse houding gewipt en de krant werd vervangen door het volledig van de Duitsers afhankelijke Dagblad van het Zuiden. Dat Vervoorts oudste zoon Huub collaboreerde door de leiding van het wangedrocht op zich te nemen, kan nauwelijks bijdragen aan ‘het gelijk’ van Zoetmulder.
Schelmenroman
Zo krijgt het relaas van Cas van Houtert, de trekken van een schelmenroman. Ondanks de vele, lange citaten uit in archaïsch en gezwollen Nederlands geschreven krantenberichten en -artikelen leest het boek als een trein.
Het medialandschap van Zuid-Oost-Brabant, zoals het zich ontwikkelde van het midden van de negentiende tot het einde van de twintigste eeuw (150 jaar persgeschiedenis!) bevat een overvloed aan initiatieven. Aandoenlijk gemier van plaatselijke drukkers (want dat was meestal het begin), gevolgd door baanbrekend werk van journalisten met een op z’n minst redelijke portie intellectuele bagage en méér durf in hun donder dan je in een achterlijke oligarchie als die van de Brabantse wingewesten zou verwachten. Uitgerekend in underdog Helmond zie je wapenfeiten als daar zijn, de krant De Zuidwillemsvaart onder Hendrik Ouwerling en het landelijk verspreide katholieke familie-, later opinieblad De Nieuwe Eeuw.
Van Houtert heeft honderden krantenpagina’s op microfiches doorgelicht, om de hoofdrolspelers in dit landschap ‘hun eigen geschiedenis te laten vertellen’. Met andere woorden: de citaten moeten het doen. Uiteraard steekt de auteur af en toe zijn hoofd om de deur, maar helaas ook op momenten dat de lezer daar helemaal niet op zit te wachten. Zo vindt hij het nodig, de erbarmelijke collaborateurstaal van de beruchte journalist J.D.A. Schils over het (Engelse) bombardement op Eindhoven in 1943 met een bestraffend vingertje te begeleiden, terwijl het kwalijke van ’s mans wartaal evident is.
Memoires
Een geschiedenisboek in wetenschappelijke zin is ‘Uit doorgaans’ niet. De bronnen zijn globaal vermeld, een deel is oral history, per definitie subjectief, en een register ontbreekt. De schrijver heeft vooral zijn vak van opiniërend journalist uitgeoefend en voor een deel ook zijn memoires (zéér subjectief) geschreven. Dat leidt soms tot anecdotisch gekeuvel, waarbij het meer gaat om de geest, dan om de letter, laat staan om de werkelijkheid.
De periode van de Brabantse krantenfusies in de jaren zestig en zeventig (het Teulingsconcern, later de VNU, als aanjager van wat een landelijke fusiegolf zou worden) neemt in dit memoires-gedeelte een belangrijke plaats in. Evenals de heftige strijd in het Brabantse krantenwereldje om het zelfstandig voortbestaan (onder eigen hoofdredacties) van de titels. Van Houtert was daarin partij op de eerste rang, met als voordeel voor de auteur van dit boek, dat hij meer dan ieder ander in diverse keukens heeft kunnen kijken. En als nadeel voor de lezer dat hem een willekeurige bril wordt opgezet. Nou ja, willekeurig, natuurlijk mag ‘een geschiedenis van het Eindhovens Dagblad’ door de bril van het ED worden bekeken. ’t Is maar, dat men zich dit, al lezend, blijft realiseren. En Van Houtert doet daarvoor de nodige handreikingen, met als hoogtepunt zijn beschrijving van ‘het opblazen’ van de Brabant Pers-redactie. Voor een goed begrip: dat was een toeleveringsbedrijf van gekwalificeerde journalisten, dat door het ontbreken van invloed op de inhoud van de drie dagbladen, nimmer van de grond is gekomen. Het ging uiteindelijk om de vraag, of deze redactie tesamen met die van ED, Brabants Dagblad en Nieuwsblad, zou opgaan in één krant, of over de drie kranten zou worden verdeeld.
Eindspel
Op 5 oktober 1979 ‘begint in het diepste geheim het eindspel’, aldus Van Houtert. Op de Veluwse hei spreken directeuren en hoofdredacteuren af dat de Redactie Brabant Pers zal worden opgeheven. En dan komt het: ‘Er zal een efficiëncy-bureau (Bureau Verbunt te Amsterdam) worden ingehuurd om op grond van een gedegen onderzoek (cursivering van mij, tSs) overtuigend vast te stellen dat dit de enige weg is.’
Wat een wonder dat sommige BP-redacteuren later, tijdens volkomen overbodige ‘liquidatievergaderingen’ met cynisch venijn gewag maakten van door Verbunt gehanteerde pseudoredeneringen. Zij hadden het spelletje door.
Is dit allemaal nog van belang? Jazeker, al is het alleen maar als specimen van de wijze waarop sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw externe bureaus worden ingezet om volgens het systeem ‘u vraagt, wij draaien’ bepaalde besluiten ‘op een fatsoenlijke manier’ te helpen doordrukken. Van verschillende kanten is mij verzekerd dat deze praktijk nog steeds veelvuldig wordt toegepast.
Mooie portretten
Nog even terug naar het boek. Op z’n sterkst vind ik de auteur in zijn profielen van sleutelfiguren als de Zoetmulders, Janus (‘pauske’) Vervoort, de hoofdredacteur van de Helmondsche CourantPaul Kuypers (‘Liever gras vreten, dan met mijn krant onder Teulings werken’) en Ton Brouwers alias mr. ED.
Tot mijn genoegen verzuimt hij niet, te herinneren aan Brouwers’ heroïsch gevecht met de toenmalige Eindhovense en Brabantse bobo’s over de door hem verfoeide transformatie van het vliegveld Welschap tot burgerluchthaven. Want zijn voorspellingen aangaande geluids- en andere hinder zijn uitgekomen (‘van kwaad tot erger’) en geen haan die er meer naar kraait. Ook bij het ED nieuwe stijl niet.
Guido t’Sas
Cas van Houtert: Uit doorgaans betrouwbare bron. De geschiedenis van het Eindhovens Dagblad. Uitgave: Eindhovens Dagblad. Prijs: € 19,50.
Monument voor een Vlaamse missiezuster
Boekbespreking door Guido t’Sas
Een trousse is een dokterstas. Van Dale noemt het een etui met vakken, waarin instrumenten kunnen worden opgeborgen. Zo’n trousse is de kern van een dramatisch hoogtepunt in het leven van de Vlaamse missiezuster Roza. En zij is de ik-figuur in het nieuwste boek van Leo Pleysier.
Ja, het is PLeysier’s tante non, die we in zijn geschriften al eerder mochten ontmoeten. Maar nu gaat het expliciet over haar. Over haar bestaan van een halve eeuw als verpleegster in een Indiaas ziekenhuis. Zij is er de mede-grondlegger van, maar op het moment van vertellen wordt haar aanwezigheid en die van de laatst overgebleven Belgische medezusters door de machthebbers nog maar nauwelijks gedoogd. Het is evenwel ondenkbaar, dat zij naar Hoogstraten, haar geboortegrond, zal terugkeren. Haar graf op het kloosterkerkhof is al gereed, dat wil zeggen een man heeft er ongeveer een week over gedaan om het gat in de granieten bodem te hakken… Trouwens: ‘ Wat zal ik dan nog eens gaan doen in België? Ik loop daar verloren. En om daarginds de curiositeit of de antiquiteit te gaan uithangen, daar bedank ik voor. Want ik heb begrepen dat God verdwenen is uit Vlaanderen. |
Want als het niet waar is moet gij me maar verbeteren.’ Dat zegt ze dan tegen Bregje, een achternicht van haar uit Brasschaat, die haar Indiase toer doet en daarbij niet aan haar tante non voorbij wil gaan.
Roza is zo wijs en zo nuchter als ze oud is. Ze klapt (voor zover de Indiase overste dat toestaat) met haar Vlaamse zusters over wat haar zint en niet zint. Over wat hen in dat arme, verre land als welzijnswerkers avant la lettre is gelukt en wat er is mis gegaan. En ze denkt terug aan Astrid, de elegante Brusselse architectendochter-arts, die het habijt regelmatig verwisselde voor de operatiekleding en dan haar trousse opende, om met assistentie van Roza het zoveelste zware karwei aan te vatten. – Veertig jaren heeft dat geduurd.
Lijden en dood van Astrid vormen de kern, zo men wil de climax, van deze novelle. En, daarmee verbonden, de bijna ondragelijke taak die Roza dan op zich af ziet komen. De opdracht van een stervende, die zij op meesterlijke wijze naar het uitvoerbare weet om te buigen.
Sinds Wit is altijd schoon, het boek dat in 1990 de AKO-literatuurprijs had moeten krijgen, ben ik niet meer zó onder de indruk geweest van Pleysier’s werk als bij het lezen van dit verhaal. De kristalzuivere eenvoud van het nog onvoorwaardelijk gelovende nonneke weerspiegeld in het liefdevol gepolijste idioom van ‘schrijvers hoogsteigen zuidelijke taal. Wars van wat trendy en coolis, richt hij een monument op voor iemand, die natuurlijk veel meer is dan een curiositeit of antiquiteit.