Archief van de rubriek ‘België’
De Stille Kempen, nou ja…stil?
Het eerste wat opvalt zijn de condensstrepen en het gerucht van transatlantische vluchten. Zaventem! We zitten in Vlaams Brabant, in de buurt van het
Oranjestadje Diest (de oudste zoon van de Zwijger is er in de kerk begraven) op een camping die De Stille Kempen heet. Stil, dat moet heel erg lang geleden zijn. De tijd van de volksschrijver Ernest Claes, wiens geboortehuis in het nabije Zichem te vinden is, misschien.
Verder op Manieren
Monumentaal hek in Turnhout op ‘t nippertje gered
Bij een ingrijpende reconstructie van de Turnhoutse Markt, heeft de Vlaamse minister, belast met het beheer van Onroerend Erfgoed, ingegrepen. Zo meldt de r.-k. website Rorate. De minister heeft namelijk verhinderd dat een monumentaal smeedijzeren hek uit 1905 (de foto dateert van 50 jaar later) rond de grond die vroeger het kerkhof was van de kerk van Sint PIeter en Barbara, wordt verwijderd.
Bedelaar met wisselgeld
Ooit een bedelaar gezien die zijn gevulde portefeuille bovenhaalde om de gulle gever wisselgeld te overhandigen? Lees daarover bij Het Rijk der Zinnekes. Het enige wat ter toelichting nog nodig is: een KSA-leider is een leider van een katholieke Vlaamse jeugdorganisatie.
Virtueel terug: de verbrande Oirschotse koorbanken
DVD-bespreking door Guido t’Sas
Zelfs aan de slijtplekken van de voetstappen van de Oirschotse kanunniken is gedacht. Dit tekent de precisie waarmee Joep Peters met vijf computers, het in 1944 verbrande koorgestoelte in de Sint-Pieterskerk heeft gereconstrueerd. Het resultaat is een DVD, die je in staat stelt, via je tv-scherm door de kerk te wandelen, terwijl een deskundige gids je tot in details over die laat-middeleeuwse koorbanken vertelt.
Ourthe overstroomt deel camping Oirschottenaren
Straf van God
Heb je dat gezien,die kerk in Lutselus? ‘t Is godgeklaagd. Wat een laag sneeuw op een dak al niet kan aanrichten.
Godgeklaagd? Een straf van God zul je bedoelen.
Lees verder op Manieren
Monument voor een Vlaamse missiezuster
Boekbespreking door Guido t’Sas
Een trousse is een dokterstas. Van Dale noemt het een etui met vakken, waarin instrumenten kunnen worden opgeborgen. Zo’n trousse is de kern van een dramatisch hoogtepunt in het leven van de Vlaamse missiezuster Roza. En zij is de ik-figuur in het nieuwste boek van Leo Pleysier.
Ja, het is PLeysier’s tante non, die we in zijn geschriften al eerder mochten ontmoeten. Maar nu gaat het expliciet over haar. Over haar bestaan van een halve eeuw als verpleegster in een Indiaas ziekenhuis. Zij is er de mede-grondlegger van, maar op het moment van vertellen wordt haar aanwezigheid en die van de laatst overgebleven Belgische medezusters door de machthebbers nog maar nauwelijks gedoogd. Het is evenwel ondenkbaar, dat zij naar Hoogstraten, haar geboortegrond, zal terugkeren. Haar graf op het kloosterkerkhof is al gereed, dat wil zeggen een man heeft er ongeveer een week over gedaan om het gat in de granieten bodem te hakken… Trouwens: ‘ Wat zal ik dan nog eens gaan doen in België? Ik loop daar verloren. En om daarginds de curiositeit of de antiquiteit te gaan uithangen, daar bedank ik voor. Want ik heb begrepen dat God verdwenen is uit Vlaanderen. |
Want als het niet waar is moet gij me maar verbeteren.’ Dat zegt ze dan tegen Bregje, een achternicht van haar uit Brasschaat, die haar Indiase toer doet en daarbij niet aan haar tante non voorbij wil gaan.
Roza is zo wijs en zo nuchter als ze oud is. Ze klapt (voor zover de Indiase overste dat toestaat) met haar Vlaamse zusters over wat haar zint en niet zint. Over wat hen in dat arme, verre land als welzijnswerkers avant la lettre is gelukt en wat er is mis gegaan. En ze denkt terug aan Astrid, de elegante Brusselse architectendochter-arts, die het habijt regelmatig verwisselde voor de operatiekleding en dan haar trousse opende, om met assistentie van Roza het zoveelste zware karwei aan te vatten. – Veertig jaren heeft dat geduurd.
Lijden en dood van Astrid vormen de kern, zo men wil de climax, van deze novelle. En, daarmee verbonden, de bijna ondragelijke taak die Roza dan op zich af ziet komen. De opdracht van een stervende, die zij op meesterlijke wijze naar het uitvoerbare weet om te buigen.
Sinds Wit is altijd schoon, het boek dat in 1990 de AKO-literatuurprijs had moeten krijgen, ben ik niet meer zó onder de indruk geweest van Pleysier’s werk als bij het lezen van dit verhaal. De kristalzuivere eenvoud van het nog onvoorwaardelijk gelovende nonneke weerspiegeld in het liefdevol gepolijste idioom van ‘schrijvers hoogsteigen zuidelijke taal. Wars van wat trendy en coolis, richt hij een monument op voor iemand, die natuurlijk veel meer is dan een curiositeit of antiquiteit.