Het beste en laatste boek van Hans Fallada
Boekbespreking door Sante Brun
e Duitse schrijver Hans Fallada is vooral bekend geworden door zijn roman Kleiner Mann, was nun, uit het begin van de jaren dertig van de vorige eeuw. Ik weet dat ik het op de literatuurlijst voor Duits op de hbs had, maar ik kan me er niets van herinneren. Bij een bezoek aan een fijne boekhandel in Aken zag ik van dezelfde schrijver in de ramsjbak de roman Jeder stirbt für sich allein, een gebonden uitgave uit 2018. Van Wikipedia vernam ik dat dat de zoveelste druk was van een uitgave uit 2011 naar de oorspronkelijke tekst uit 1947. Een kleine half miljoen exemplaren gingen sinds 2011 over de toonbank. Vreemd eigenlijk, dat je zulke feiten uit Duitsland in Nederland nooit verneemt.
Te meer omdat het toeval wil dat er een eigenaardige parallel is tussen dit boek en De Avonden van Gerard Reve. Die schreef dat boek op aanraden van zijn psychiater in 1946-1947. Fallada schreef zijn laatste roman in vier weken tijd in 1946-1947 in het psychiatrisch ziekenhuis Charité in Berlijn. Verder houdt de vergelijking wel op.
Fallada was al jaren verslaafd aan morfine en daardoor in een slechte lichamelijke toestand. Hij overleed op 5 februari 1947, 53 jaar oud, aan de gevolgen van dat drugsgebruik.
In zijn laatste roman ‘Jeder stirbt für sich allein’, beschrijft Hans Fallada het authentieke geval van Otto en Elise Hampel, die kaarten met tegen het Hitler-regime gerichte teksten in de trappenhuizen van Berlijnse flatgebouwen neerlegden en daarvoor werden aangeklaagd en geëxecuteerd.
Het echtpaar heet in het boek Otto en Anna Quangel. Hij is voorman in een meubelfabriek, zij huisvrouw. De aanleiding tot de kaartenactie – ze konden twee jaar min of meer hun gang gaan – was het bericht dat hun enige kind Otto als lid van de Wehrmacht in mei 1940 was gesneuveld bij de invasie van Frankrijk.
Dat ze zolang hun gang konden gaan was mede het gevolg van de soms hilarische onderlinge rivaliteit tussen de gewone politie, de Gestapo en de SS. Zonder dat de schrijvers het wisten, werden veruit de meeste van Quangels kaarten vrijwel meteen naar de politie gebracht, al die tijd leefden zijn in het idee dat ze effectief het Hitlerregime bestreden.
De periode tussen het bericht van de dood van hun zoon en hun arrestatie geeft Fallada, te midden van de puinhopen van Berlijn waar het stof van de Duitse nederlaag nog maar nauwelijks is neergedaald, de gelegenheid in een boek van bijna 750 pagina’s, een regelrechte tragikomedie, af te rekenen met de krankzinnige zwijnen van het regime, en een beeld te schetsen van mensen in een armoedige achterbuurt die, om wat geld te ‘verdienen’, elkaar beroven en elkaar aangeven bij de politie – de Gestapo, die voor de zekerheid, iedereen tegen wie aangifte is gedaan zodanig verhoort dat ze bekennen en zwaar gestraft worden, vaak met de doodstraf.
Kwetsbare ‘gewone Duitser’
Wat sterk opvalt is dat Fallada herhaaldelijk melding maakt van de Jodenvervolging, maar ook de indruk wekt dat de ‘gewone’ Duitser evengoed en evenveel gevaar liep om wegens de geringste verdenking achter de tralies en in handen van krankzinnige beulen te belanden.
Voor de doodstraf, die inmiddels gaat aanvoelen als een bevrijding, zorgt vervolgens de hoogste rechter van het land, die graag de beklaagden met dezelfde schreeuwstem als Hitler mag vernederen en uitschelden voor alles dat vies en vuil is, en uiteraard te veroordelen als landverrader – in het boek heet hij Feisler, waarin duidelijk de echte rechter uit de nazitijd, president van het Volksgerichtshof, het nazistische tribunaal voor politieke misdrijven, Roland Freisler, te herkennen valt. Op Youtube zijn enkele filmpjes te vinden waarin je hem in actie ziet en vooral hoort. En daarbij de geluidstechnici belast met de opnamen voor grote problemen stelden met zijn uitzinnige gekrijs. Ook staat daar een documentaire biografie van Freisler, die in februari 1945 omkwam bij een geallieerd bombardement op Berlijn.
Het boek is lange tijd een fraaie tragikomedie, geschreven in een ietwat onderkoelde stijl – het wordt literair tot de Nieuwe Zakelijkheid gerekend. Maar die kwalificatie wordt bijna te bar voor het laatste deel, waarin de Quangels worden verhoord en veroordeeld en terechtgesteld; hier overheerst de verachting van de schrijver voor Hitlers handlangers en bewondering voor met name Otto Quangel die al snel begrijpt dat hij toch verloren is en daardoor de moed heeft de rechter tegen te spreken.
Vertaald
Jeder stirbt für sich allein (in het Nederlands verkrijgbaar als Alleen in Berlijn) beschrijft op fenomenale wijze de sfeer van totale verrotting van de samenleving als gevolg van het nationaalsocialisme. Falladas’s vriend, buurman en werkgever, de journalist Johannes R. Becher leverde hem de Gestapo-archiefstukken over het lot van de Hampels direct na de oorlog. Fallada bleef heel dicht in de buurt van wat werkelijk gebeurd is, en in vier weken tijd voltooide de doodzieke schrijver deze schitterende roman, zijn beste, zoals achteraf vaak beweerd is.
Manfred Kuhnke, een germanist en Fallada-kenner, schreef er in 2011 een boek over, getiteld, ‘Fallada’s letzte Roman, die wahre Geschichte.’
Het lot van de echte mensen Elise en Otto Hampel had Kuhnke niet losgelaten. Bij Amazon.de vind je bij Kuhnkes boek deze omschrijving: ‘Met een scherp gevoel voor misdaad ontsloot hij feiten, interviewde hedendaagse getuigen, koppelde alles aan talloze details en bracht telkens feiten in verband met de literaire tekst van Fallada. Het resultaat is dit zorgvuldig onderzochte, spannende verhaal over de Hampels en de Quangels – een stukje Duitse hedendaagse geschiedenis.’