De goden en helden van Stephen Fry
Boekbespreking door Sante Brun
è wat jammer nou. Ik heb zeer genoten van de ‘trilogie’ van de kampioen van de Britse beschaving en bijbehorende humor, Stephen Fry, waarin hij de taak op zich heeft genomen de klassieke Griekse wereld van goden, helden, mythen en sagen nog eens te hertalen – eigenlijk in modern Engels te vertalen.
Maar de boekenliefhebber is misschien niet boos, maar wel verdrietig, als de trilogie – Mythos, Heroes, Troy – blijkt te bestaan uit twee ingenaaide boeken van verschillend formaat en een kloek ingebonden boek. En ook nog van twee verschillende uitgeverijen.
Ik had een collega (de hemel zij hem genadig) die het nog veel rigoureuzer deed: als van een bepaald boek geen ingebonden exemplaar te krijgen was, dan hoefde hij het niet. Hij had uitsluitend ingebonden boeken. Dus.
Terug naar Stephen Fry. Samen met George Orwell vertegenwoordigt hij voor mij het sterke, intellectuele, beschaafde Engeland (hoewel, Fry, meen ik, wel een goede kennis is van bot, onbeschaafd Engeland in de persoon van Boris Johnson – die dan ook weer wel een uitstekend boek heeft geschreven over een van zijn voorvaderen, Winston Churchill.)
De bewoners van de Britse eilanden, kortom, blijven een groot raadsel. Ik noem nog iets: in de drie delen van de trilogie geeft Fry ook vaak, behulpzaam, fonetisch de uitspraak van Griekse namen weer. En wat blijkt? Dat is de sterk verengelste uitspraak! Eenvoudig voorbeeld: de centrale figuur waar het boek over Troje over gaat, Helena, noemt Fry ‘Helen’, met de Engelse uitspraak van die meisjesnaam.
Terzijde: je kunt natuurlijk zeggen: wie beweert dat de oude Grieken de naam van de betreffende dame uitspraken zoals wij plegen te doen? (Ik kan niet nalaten hier nog eens een verhaal aan te halen dat ik vaker vertelde: van de vader van een collega die in het begin van de jaren vijftig van de vorige eeuw met den auto naar Griekenland was gereden, daar de weg kwijt raakte en aan een daar toevallig rondploegende boer informatie vroeg over de verder te volgen koers. Hij deed dat in zijn beste gymnasium-Grieks – hij had het net zo goed in het Oud-Nederlands (‘hebban olla vogala’) kunnen doen. Of de boer op hol sloeg vertelt de geschiedenis niet. Het schijnt dat de betreffende vader wel heelhuids in de Lage Landen is teruggekeerd.
Inmiddels zijn we bij de kern van waar ik vooral bij stil wilde staan. Want in het derde deel, Troy, staat Fry niet alleen uitvoerig stil bij de geschiedenis van de Trojaanse oorlog – een groot aantal Griekse koningen en andere stamhoofden stellen een vloot samen om de uit Sparta ontvoerde Helena terug te halen, hetgeen na een beleg van meer dan tien jaar, de uitvinding van het Trojaanse paard en van de uitdrukking: ‘Ik vertrouw de Grieken niet, ook al komen ze met geschenken’ uiteindelijk ook lukt – hij eindigt het boek met een serieuze afweging van de historische en gefantaseerde elementen van het verhaal.
Het laatste deel van de strijd om Troje wordt beschreven in de Ilias van Homerus en in zijn andere boek, de Odysseia, maar als je het daarbij laat heb je een hoop historiografische onzekerheden overgeslagen. Want het is onbekend of Homerus wel bestaan heeft, en zo ja of hij zijn twee overgeleverde boeken wel zelf geschreven heeft, en in welke taal. Als hij al bestaan heeft schreef hij de boeken vierhonderd of vijfhonderd jaar na de Trojaanse oorlog, het verhaal moet al die tijd mondeling zijn overgeleverd, en dat kun je er aan zien. Het wemelt er in van onsterfelijke goden en sterfelijke stervelingen, en van alles daartussenin. Nou ja, of Troje bestaan heeft, en Helena – ze hebben er in Italië een mooi zegswijze voor: ‘se non è vero, è ben’ trovato, oftewel ‘een mooi verhaal hoeft niet echt gebeurd te zijn’.
Verder zijn de verhalen in hun verwoestend om zich heen rammende macho’s, hun rondspuitend bloed en het nietsontziende moorden en verkrachten vergelijkbaar met veel andere uit prehistorische tijden overgeleverde verhalen – ik noem maar de Mabinogion, Welshe verhalen waarin we ook koning Arthur tegenkomen. Of de Ierse held Cu Chulainn. Die kon er ook wat van.
Stephen Fry zou zichzelf niet zijn als hij niet de kans had gegrepen om na al die ontnuchterende feiten de lezer de genadeslag te geven in de vorm van een veertig pagina’s tellende opsomming van alle figuren – voor het grootste deel goden en helden – die in de trilogie aan de orde komen, en hun onderlinge banden en/of verhoudingen.
Ik heb dan ook een tip: als je de drie boeken leest, doe dan geen moeite de tel bij te houden. Lees het gewoon als drie sprookjesboeken die de grootsheid maar vooral de verdorvenheid en doortraptheid van mensen (en van goden) beschrijven. Waarbij blijkt dat met name de goden niets menselijks vreemd is.