Politicus ondanks en dankzij zichzelf
De biografie van Hans van Mierlo
Still uit het beroemde filmpje van Leen Timp, waarin Hans van Mierlo, lopend langs de Amsterdamse grachten, het credo van D’66 (toen nog met apostrof) verkondigde.
ij dacht en sprak vaak in paradoxen, vandaar het opschrift van deze bespreking. Zijn leven is ook samen te vatten als paradoxaal, leren we uit de biografie door journalist/historicus Hubert Smeets, nu tien jaar na de dood van Hans van Mierlo verschenen. Bij De Bezige Bij, precies zoals Van Mierlo het zou hebben gewild. Geschiedenis? Nostalgie? Veel meer dan dat, want driekwart van het boek behandelt de politieke en parlementaire geschiedenis van de tweede helft van de vorige eeuw die, je voelt de nabeschouwing van Smeets al aankomen, niet los te koppelen is van het heden.
‘Hans van Mierlo 1931-2010 – Een wonderbaarlijk politicus’ luidt de titel. De verschillende betekenissen van dat ‘wonderbaarlijk’ in aanmerking genomen, klopt het, al komen we in het boek maar één keer een vergelijkbare kwalificatie tegen, namelijk het wonderlijk van Van Mierlo’s opvolger als partijleider en tegenpool Jan Terlouw. De van-huis-uit roomse Brabander contra de zoon van een gereformeerde predikant op de Veluwe, zo luidt een van de verklaringen.
Henricus Antonius Franciscus Maria Oliva van Mierlo (door parlementaire journalisten afgekort tot Hafmo) was in de jaren vijftig een van de vroegste kerkverlaters. Hij kwam voort uit de gezeten burgerij in het dorp Ginneken (nu stadsdeel van Breda), kennelijk lezers van het katholieke dagblad (‘pastoorskrant’) De Tijd. Hij was daar al zo goed als aangenomen als aankomend journalist, toen hij tegen hoofdredacteur baron Van Lamsweerde zei: ‘Maar ik geloof niet in God’. (Een van de anecdotische toevoegingen: ‘Anders zou ik wel priester worden’.) Zo werd het niet De Tijd, maar het liberale Algemeen Handelsblad – later gefuseerd met de Nieuwe Rotterdamsche Courant – NRC.
Gideonsbende
De redactie van het Handelsblad was in de jaren zestig, in weerwil van de eigenaren, ‘n soort Gideonsbende. En Van Mierlo kreeg, zelf trouwens nauwelijks schrijvend (weer zo’n anecdote: de onaangeraakte schrijfmachine op zijn bureau) na verloop van tijd de leiding over de eerste Nederlandse opiniepagina. En daar is het begonnen. Gediscussieer over het verouderde Nederlandse staatsbestel, waarbij ook Van Mierlo’s kompaan en latere D66-minister Hans Gruijters was betrokken, leidde tot ‘de beweging’ – dixit Van Mierlo – Democraten’66, die na gedane zaken, de hervorming van dat bestel, inclusief twee partijen-stelsel naar Brits en Amerikaans voorbeeld, districtenstelsel, rechtstreekse verkiezing van onder anderen de minister president, ‘zichzelf zou opblazen’.
Het liep even anders. Vooral jong Nederland, gegrepen door een verkiezingsfilmpje van Leen Timp, waarin womanizer Hans, lopend langs de Amsterdamse grachten, zo ongeveer zijn ziel en zaligheid blootlegde, zorgde ervoor dat D’66 met zeven mensen de Tweede Kamer binnenstormde (bericht in The New York Times!). Zijns ondanks. Van Mierlo zei achteraf zelf dat hij er met dat lijsttrekkerschap was ‘ingeluisd’. Hans Gruijters had wellicht meer voor de hand gelegen, maar placht zich volgens Van Mierlo’s biograaf tegenover derden nogal eens onbehouwen te gedragen.
De rest is geschiedenis, zo luidt het cliché. De verzilvering van de ‘kroonjuwelen’ bleef uit. D66 werd een progessief-liberale partij onder, in eerste instantie, Jan Terlouw. En Van Mierlo schikte zich, al zullen sommigen dat typeren als zich encanailleren. Niet terecht lijkt me, want de ‘per ongeluk’ politicus geworden Brabander onderscheidde zich zijn 79-jarig leven lang met integriteit. Daar zijn voorbeelden van. Hooguit kun je hem verwijten dat hij, levensgenieter, niet vrij van ijdelheid, zich nogal royaal in de Amsterdamse grachtengordel heeft laten onderdompelen. Zo is hem wel nagedragen dat hij zich, als het om de omroeppolitiek ging, vooral door vriend en Vara-voorzitter Marcel van Dam (medelid van de zogenaamde Deftige Herenclub) liet leiden.
Paars
Maar Van Mierlo stond wel in 1994 toen hij – opnieuw lijsttrekker – goed genoeg was voor maar liefst 24 zetels in de Kamer, aan de wieg van het Paarse kabinet onder Wim Kok waarbij een hoofdwens, het uitrangeren na 70 jaar van het confessionele blok, werd vervuld. Eerder was zijn ideaal van een Progressieve Volksparij (PVP) door toedoen van Den Uyl’s PvdA gesneuveld. Over het heden gesproken: eigenlijk hangt die PVP nog steeds boven de verbrokkelde en door populisme geteisterde markt.
Wel weer merkwaardig: Hans koos voor het ministerie van Buitenlandse Zaken (‘Ben ik af en toe uit Nederland weg’), terwijl hij op Binnenlandse Zaken natuurlijk meer voor de ‘kroonjuwelen’ had kunnen doen. Hij had, gezien de toenmalige sterkte van D66, trouwens ook best MP kunnen worden, maar dat was weer eens een optie waarvoor hij terugdeinsde (notoire weifelaar en politicus ondanks zichzelf). Tekenend voor zijn aantreden als minister toen: hij naderde het departement aan Het Plein in Den Haag, een bierblikje voor zich uit schoppend. Terwijl de hoge ambtenaren op een limousine stonden te wachten.
Het uiterst toegankelijke boek van Hubert Smeets – mede tot stand gekomen dankzij inzage in het persoonlijk archief van Van Mierlo – bevat tal van opmerkelijkheden. Zoals dat gesprek in 1968 met de latere Amerikaanse minister van buitenlandse zaken Henry Kissinger, toen nog professor aan Havard. Kissinger gaf Van Mierlo, middenin de Koude Oorlog al te kennen dat Amerikaanse deelname aan de verdediging van Europa eindig zou kunnen zijn.
En dan deze interessante ‘zienersblik’ van Van Mierlo, dat jaar in de VS: de wereldbevolking zou ooit onderling verbonden worden, door middel van terminals. Computers waren toen nog enorme mainframes in stofvrije kamers.
Deze recensie verscheen ook op SanteLOGie – Boek en Film
Zie ook: Hans van Mierlo mijmert over zijn jeugd
Als minister van staat struikelde Hans van Mierlo in 2009 op weg naar een buffet met de president van Ghana over de uitgerolde rode loper op het Binnenhof en brak zijn heup. Een dag later grapte hij vanaf zijn ziekbed tegen partijgenoten: “Elke keer als wij de rode loper betreden, gaat het fout.”
(Hans Goslinga in Trouw)