Wisten wij veel wat er in Duitsland gebeurde
Boekbespreking door Sante Brun
aar hadden de geallieerden (bij het oprukken door Duitsland in 1945) niet op gerekend, dat tegen hen onder de bevolking vrijwel geen weerstand bestond. Wat was er met die Duitsers aan de hand? Jarenlange bombardementen hadden hen niet kunnen vermurwen. Zonder enig medelijden te tonen hadden Wehrmacht en SS nog in de laatste weken van de oorlog, voor ze zich terugtrokken, honderdduizenden dwangarbeiders en gevangenen vermoord… Daar hadden de nazi’s zelf de geallieerden op voorbereid: de Duitsers zouden hen als vraatzuchtige wolven ontvangen… In plaats daarvan gebeurde er niets. Enkele uitzonderlijke wraakacties richtten zich vooral tegen oorlogsmoede Duitsers zelf… Naar het scheen had het fascisme in de Duitse zielen zich in het niets opgelost. In plaats van wilde beesten stonden lachende mensen langs de kant van de weg te zwaaien en aten chocolade uit de handen van de bezetters.’
Een van de vele verrassende passages uit het boek Wolfszeit – Deutschland und die Deutschen 1945-1955 van Harald Jähner, dat onlangs verscheen (ook in Nederlandse vertaling).
Met name de Amerikaanse militairen stonden verbijsterd. Zij waren erop voorbereid dat alle Duitsers fanatieke nazi’s waren, hadden te horen gekregen dat elke vorm van verbroedering niet alleen gevaarlijk, maar eenvoudigweg verboden zou zijn. Na de eerste aarzeling hielden ze zich daar niet er aan.
De Duitsers leken hun trouw aan Hitler te hebben uitgedraaid als een lichtschakelaar, schrijft Jähner. Sterker nog: twee jaar na het einde van de oorlog schreef een journalist in een van de vele nieuwe bladen: ‘Wat maakt toch dat de Duitsers in de wereld zo weinig geliefd zijn?’ en gaf zelf het antwoord: ‘Duitsers zijn nu eenmaal het zwarte schaap, het zorgenkind. Met aard, geschiedenis en nationale ontwikkeling is het niet te verklaren’.
Nou, inderdaad niet, gaat Jähner verder. ‘Een volk dat een aanvalsoorlog begonnen was met tachtig miljoen doden als gevolg twee jaar na afloop te kunnen omschrijven als ‘zorgenkind’ hoort inderdaad tot de wonderen van de menselijk psyche.’
Een ironische opmerking die van Wolfszeit een lekker te lezen boek maakt.
In de laatste hoofdstukken gaat Jähner zeer grondig (ik had bijna geschreven deutschgründlich) in op de manier waarop Duitsland zich oprichtte na de nederlaag van 1945. Niet alleen doordat een afrekening met andere dan de hoogste nationaalsocialistische kopstukken vrijwel uitbleef en daarover ook feitelijk geen discussie bestond – veel voormalige nazi’s kwamen geleidelijk weer op belangrijke posten aan het werk – maar ook doordat Duitsland een wonderbaarlijke economische ontwikkeling doormaakte, die bekend werd als Das Wirtschaftswunder. Wat als zich dat niet had voorgedaan? Jähner waagt zich daarover niet aan speculaties.
Maar een wonder was het. Eind april 1945 waren vrijwel alle Duitse grote steden totale puinhopen – berekend werd dat er een half miljard kubieke meter puin geruimd moest worden. (het opruimen duurde tot eind jaren zestig). Er was niets: geen stroom, water of gas, geen eten, geen straten of wegen, geen spoorlijnen. Er waren wel tussen de 70 en 80 miljoen mensen. De oorspronkelijke inwoners, natuurlijk, maar ook honderdduizenden mensen in concentratie- en slavenkampen, tien of twaalf miljoen mensen die voor het Russische Rode Leger uit gevlucht waren uit Duitstalige gebieden in Oost-Europa (Königsberg, Danzig, Silezië, Pommeren) en die niet direct met open armen in Duitsland werden ontvangen, vooral omdat ze moesten delen in het toch al karige dat voorhanden was.
Wat ik ook heel bijzonder vond was, dat men zich welgemoed aan het puinruimen zette, met de hand en met emmertjes, vooral door vrouwen (Trümmerfrauen). (Er was een groot gebrek aan mannen: als ze niet gesneuveld waren zaten ze wel in krijgsgevangenkampen in Siberië of waren ze invalide teruggekomen).
De puinhopen inspireerden kunstenaars, en dienden fotografen tot zeer bijzonder onderwerp. Zelfs modebladen maakten voor hun foto’s gebruik van de exotische achtergronden. Een kunstenaar maakte een tekening van zijn Berlijnse buurt en stuurde die aan een vriend in Zuid-Duitsland met de tekst: ‘Kom snel naar Berlijn, dat door de verwoesting veel aan bezienswaardigheid heeft gewonnen’.
De foto op de omslag van het boek is ook wonderlijk: je ziet een brandschone klinkerweg, met aan weerszijden netjes opgestapeld puin en een keurige heer op rijlaarzen die met een mandje aan de arm boodschappen gaat doen, alsof er niets vreemds aan de hand is.
Duitse kunstenaars die, voor ze door Hitler als enartet werden weggezet, leiding hadden gegeven aan de moderne kunst in de wereld, vonden in de puinhopen vruchtbare inspiratie, tot in het absurde toe.
Ondertussen pakten de Duitsers hun liefde voor muziek en dans weer op, en met name de Amerikaanse soldaten droegen daaraan bij, die na de eerste aarzelingen volop genoten van het vrolijke volkje dat de Duitsers bleken te zijn. Hoewel niet iedereen daarvan genoot – kinderen die geboren werden uit de relaties van Duitse vrouwen met zwarte Amerikaanse soldaten werden en worden nog altijd met de nek aangekeken.
Ik moet de neiging onderdrukken te blijven citeren uit dit schitterende boek dat voor een deel gebaseerd is op dagboekfragmenten en krantenberichten uit die tijd. Ik noemde al ‘s schrijvers fijne gevoel voor ironie.
Waar ik wel melding van wil maken is, dat ik tijdens het lezen van het boek steeds moest denken aan het feit dat ik me niets herinner van deze woeste tijd. In Nederland was ook veel verwoest, waren ook veel doden gevallen – maar dat was allemaal niets vergeleken bij wat in Duitsland gebeurde. (Nog altijd hebben wij meer belangstelling voor wat er gebeurt in Amerika dan in Duitsland.)
Wat ik ook ontdekte was enige achtergrond bij het volgende. Als hbs’ers in het begin van de jaren vijftig gingen we vanuit Nijmegen (op de fiets) graag naar de bioscoop in het Duitse Kleef, waar net iets ‘pikantere’ films draaiden dan in Nederland. Dat werd door dit boek bevestigd: in die tijd waren min of meer erotisch getinte films (en boeken en bladen) zeer gewild in Duitsland.
Samenvattend: een belangwekkend boek dat een groot gat opvult in met name de Nederlandse kennis overat feitelijk ook onze eigen geschiedenis.