Voedselbanken, een sociaal schandaal
Peter Stiekema
et kabinet gaat de voedselbanken in ons land helpen met een bedrag van acht miljoen euro. Om te voorkomen dat deze banken zonder voedsel komen te zitten. Op het eerste gezicht zou je zeggen dat een dergelijke gift een goede zaak is. Maar is dat eigenlijk wel zo? Is het geen schande dat in een principe rijk land als Nederland voedselbanken moeten bestaan om tienduizenden mensen voldoende te eten te geven?
Je zou toch zeggen dat de lonen en uitkeringen hier hoog genoeg zouden moeten zijn om voedselbanken overbodig te maken. Maar de kosten van levensonderhoud zijn de laatste jaren zodanig gestegen dat veel mensen met hun inkomstenbron niet meer rond kunnen komen. Huurwoningen zijn onbetaalbaar en er zijn er te weinig van. De zorgkosten rijzen de pan uit, de premies eveneens, de belastingen op energie zijn schandalig hoog en ook de gemeenten, die steeds meer taken uit Den Haag overgeheveld krijgen, kunnen de eindjes niet meer aan elkaar knopen. Ze komen geld tekort. En daar komt de de coronacrisis nog eens bovenop, zodat veel meer mensen voor hun eten nu afhankelijk zijn van de voedselbank. Overigens blijken ook de maatregelen van supermarkten om voedselverspilling tegen te gaan voor problemen te zorgen. Zij hoeven minder voedsel weg te gooien, maar ook komt minder eten terecht bij de banken. Het kabinet stak daarom eerder al geld, vier miljoen, in de voedselbanken. Maar die aalmoezen zijn niet de oplossing voor dit probleem. De inkomens zijn te laag en de lasten te hoog, daar moet wat aan gedaan worden.
De regering benadrukt dat het nodig is dat voedselbanken hun belangrijke functie kunnen blijven vervullen in deze moeilijke tijd. Maar deze zouden eigenlijk niet mogen bestaan in een van oorsprong sociaal land als Nederland. Een zichzelf respecterende regering zou zich kapot moeten schamen. Voedselbanken zijn geen normaal verschijnsel. Iedereen hoort hier rond te kunnen komen, ofwel van zijn loon en anders van een uitkering. Geen mens hoort hier immers met honger naar bed te gaan of afhankelijk te zijn van goedwillende vrijwilligers.