Jan wil zelf liever geen Pluimke
Jan der Kinderen 60 jaar geleden als filmoperateur. ‘Nu gaat alles digitaal. Niet te vergelijken.’
oit kon je hem met zijn aktentas door het centrum van Best zien sjouwen, winkel in, winkel uit. Want Jan der Kinderen was van het door hem in 1959 gestarte weekblad Groeiend Best ‘alles in een’: uitgever, redacteur én advertentie-acquisiteur. Ja, Jan is een Zeer Bekende Bestenaar (ZBB), al wil hij dat zelf niet weten. ‘Zet me asjeblief niet op een voetstuk,’ vraagt hij herhaaldelijk. Maar hij wordt dezer dagen wel tachtig jaar, terugziend op een druk ondernemersleven, ook als bioscoopexploitant en als bedrijfsleider van maar liefst vijf Eindhovense filmzalen.
Jan (‘Alles heeft zijn tijd’) komt uit een gezin van elf kinderen, zes meiden en vijf jongens. Hij was zelf nog een kleuter, toen hun hotel aan de Stationsstraat tijdens de bevrijding van Best werd platgebombardeerd. De familie ontsprong de dans, want ze was naar Aarle-Rixtel geëvacueerd. Nee, niet naar de nabije buurtschap Aarle, zoals toen de meeste Bestenaren. In afwachting van de wederopbouw trok het gezin daarna in de achter de puinhoop gelegen garages.
Aanleiding tot het gesprek was eigenlijk de Zuidelijke Filmkeuring, waarover ik onlangs een verhaal plaatste. Die keuring met een luchtje van katholieke censuur had natuurlijk z’n plaatselijke impact, dus ook voor het Biobest Theater, dat in 1947 door vader/hoteleigenaar Noud der Kinderen (1905-1961) in het leven was geroepen.
(De tekst gaat verder onder de foto.)
Jan der Kinderen nu voor ‘zijn’ Biobest Theater.
Jan: ‘Ik was ‘n jaar of acht, toen ik daar al kaartjes stond te scheuren.’ Met de bioscoop vergroeid dus.
‘Je moet alles zien in de tijd hè? De jaren vijftig.’ En in het begin was het natuurlijk sappelen. ‘Het bioscoopjournaal dat we vooraf draaiden was vier tot zes weken oud. Dat was goedkoper! En dan werd er soms in de kerken hel en verdoemenis gepreekt tegen de film, wat overigens averechts werkte. Een titel als Onteerd Moederschap was voor zo’n pastoor genoeg om de banvloek uit te spreken, ook al had-ie de film helemaal niet gezien en hadden wij een keuringskaart voor 18 jaar. De kerken zaten toen nog stampvol, kun je nagaan, en mijn vader schreef in een weekblad (voorganger van Groeiend Best): Ik kan niet, zoals meneer pastoor met de collecteschaal rond gaan.’
Politiecontrole
Ook kreeg Biobest te maken met leeftijdscontrole door niemand minder dan de groepscommandant van de Rijkspolitie (bureau H.Hartplein). ‘Stond-ie dan in z’n pofbroek bij de kassa te kijken. Kwamen er jongetjes onder de leeftijd binnen, zagen hem en maakten rechtsomkeert. Anderen zaten toen al binnen, haha.’
De animo voor de zondagmiddagfilm werd er zoals gezegd niet minder door. Er viel in die tijd, zonder tv en afgezien van het voetballen, ook niks anders te beleven. Het was handig te reserveren. ‘We hadden zo’n plattegrond van de bioscoop en ons vader zette daar dan kruisjes in bij de bezette plaatsen. Soms vergat hij er wel eens ‘n paar en dan moesten er losse stoelen worden bij gezet – geen probleem, de brandveiligheid was toen nog niet echt aan de orde.’
Biobest had in die tijd 468 houten stoelen. In de jaren zeventig kwam Jan tegemoet aan de wens naar meer comfort (beenruimte!) en bracht hij dat aantal terug tot 220 zetels. ‘Alles gaat nu trouwens digitaal.’
Jan der KInderen is nu nog wel eigenaar van het bioscooppand met bijbehorende grond, maar de exploitatie is kort gezegd in handen van zijn nazaten. Hij is er zich van bewust dat de gemeente Best binnenkort weer bij hem zal aankloppen, met het oog op de voorgenomen reconstructie van de spoorzône.
Intussen is hij ook meer dan 25 jaar secretaris van de vereniging van ex-prinsen van Klompengat, De Aouw Steeke, naast deken schrijver en oudste in anciënniteit van het Sint-Odulphusgilde. Zwaaide zelf vijf seizoenen de carnavalsscepter. Maar carnaval is in Best meer dan zwieren en zuipen. Zo reikt de Steeke elk jaar een pluimke uit aan een inwoner die zich belangeloos buitengewoon verdienstelijk maakt voor de samenleving. Zo’n pluimke ambieert Jan dus niet. ‘Hou ‘t bescheiden.’