Liefde tussen de magazijnstellingen
Sante Brun
en jongen met een slordig gerepareerde hazenlip, een lief meisje met een blond staartje. De jongen is opvallend zwijgzaam en nogal broeierig, het meisje opgewekt, maar niet helemaal van harte. En ook een beetje wispelturig.
En ze werken allebei in iets afzichtelijks in Oost-Duitsland. Iets afzichtelijks is in dit geval een winkel die niet de moeite heeft willen nemen om een gezellige winkel te worden, maar gewoon een enorm somber magazijn is gebleven met tien meter hoge stellingen, snel rondrijdende vorkheftrucks bestuurd door cynische losers en alle waren in dozen Süsswaren en kratten bier. En de diepvriesafdeling noemen ze Siberië.
En dat is zo ongeveer de onwaarschijnlijkste locatie voor een prille, tedere, aarzelend opbloeiende maar in ongewisheid eindigende liefdesgeschiedenis. Die we toch voorgeschoteld krijgen, overtuigend ook. Traag. De gesproken tekst beslaat enkele A4-tjes, denk ik. Maar ontroerend, zelfs aangrijpend verfilmd.
De film heet dan ook ‘Liebe in den Gängen, (regie Thomas Stuber) want om liefde gaat het ontegenzeggelijk, daar in die volstrekt prozaïsche gangen van het magazijn. Christian (Franz Rogowski) is een ietwat melancholisch voormalig lid van een jeugdbende die zijn leven weer op de rit wil krijgen, Marion (Sandra Hüller) is niet erg gelukkig getrouwd, het gerucht gaat dat haar man haar mishandelt.
Het initiatief ligt bij Marion, maar ze is nogal wispelturig, waar Christian het moeilijk mee heeft. Het verhaal blijft midden in steken, eigenlijk. Op kerstavond (Christian heeft altijd nachtdienst) roken ze buiten de fabriek samen een sigaret, tussen de containers met artikelen die over de datum zijn, hij pakt aarzelend haar hand en zij legt haar hoofd op zijn schouder. Tot zover de intimiteit.
Er is nog een derde hoofdrol, die van Bruno. (Peter Kurth) Dat is de man die Christian moet inwerken, dat gaat moeizaam omdat de laatste wel sterk, maar niet erg handig is. Bruno interesseert zich voor Christian ook persoonlijk – de meeste mensen in het bedrijf staan volstrekt onverschillig, illusieloos tegenover elkaar, de enige ‘relatie’ is die tussen Bruno en een magazijnchef, die samen wel eens onder werktijd een potje schaken.
Op zekere dag neemt Bruno Christian mee naar huis. Ze drinken er samen een behoorlijk glas, Bruno, voormalig vrachtwagenchauffeur, beklaagt zich over zijn leven – hij heeft heimwee naar de snelweg. En dat loopt niet goed af.
Het leven is uitzichtloos. De liefde is onmogelijk.
En de film brengt dat in al zijn typische argeloosheid genadeloos in beeld.