Reisschrijver Paul Theroux bezoekt eigen land
Boekbespreking door Sante Brun
et moet omstreeks 1980 zijn geweest dat mijn vriend en collega Herman Vermeulen zich aan mijn bureau vervoegde en mij ongevraagd een boek aanbeval: The Great Railway Bazaar van Paul Theroux. Nooit van gehoord, maar ik leende van Herman het boek en ik was verloren. Theroux wordt als romancier (Mosquito Coast, bijvoorbeeld) beschouwd als een minor poet, maar daar ben ik het niet mee eens. De boeken waarin hij wraak neemt op de vrouwen in zijn leven zijn niet zijn sterkste punt, maar komaan: als reisschrijver steekt hij met kop en schouders boven iedereen uit – hoogstens beconcurreerd door Eric Newby, maar die hing vooral de laatste excentrieke Engelsman uit in zijn overigens uiterst leesbare oeuvre.
Theroux was op zich al uniek: Amerikaanse schrijvers, zowel van fictie en non-fictie hebben meestal voldoende aan hun eigen land. Theroux reisde per trein het grootste deel van de wereld rond, in Afrika, Europa, Azië, Noord- en Zuid-Amerika. Vooral het boek dat hij schreef over China – Riding the Red Rooster uit 1980, waarvoor hij speciaal Mandarijn had leren spreken, was het boek dat mij deed besluiten nooit naar China te gaan. Wat een viespeuken! De krankzinnige taxirit naar Tibet in hartje winter reken ik tot de beste avonturen ooit beleefd en beschreven in de reisliteratuur. Hoewel niet onvermeld moet blijven dat Theroux vooral graag per trein reisde, maar ook een deel van de Stille Oceaan verkende in… een kajak.
Hij begon ooit als leraar Engels in het kader van het Amerikaanse Vredeskorps in diverse Afrikaanse landen en dat kwam in zijn nieuwste boek ook goed van pas.
Het boek heet Deep South, een van de minst originele boeknamen – er zijn er tientallen met die naam – maar voor hemzelf en trouwens ook voor ons, Theroux-fans, wel heel origineel: hij reisde per auto door zijn eigen land, en niet eens ver van van huis, één van zijn huizen moet ik zeggen, dat op Cape Cod in Massachusetts, het andere bevindt zich op Hawaii, naar het diepe zuiden van de Verenigde Staten, te weten de staten Mississippi, Georgia, Zuid-Carolina, Tennessee en Arkansas, en stelde daar, met verstand van zaken, vast dat het diepe zuiden van de VS vooral vergelijkbaar is met landen als Malawi, Angola, Mozambique: Derde Wereld in zijn meest hopeloze, uitzichtloze vorm, niet alleen voor de zwarte bevolking (vooral wel voor dat deel van de bevolking) maar ook voor veel blanken.
Ze wonen er in stadjes en dorpen en gehuchten, voor een deel in uit afval opgetrokken schuurtjes, temidden van verlaten en vervallen fabrieken en winkels, met slechte wegen, verwaarloosd bouwland.
En anders dan die Afrikaanse landen ook nog eens het toneel van rassendiscriminatie en racisme en van achterlijke ultraconservatieve politieke opvattingen die nog altijd niet verder zijn gekomen dan die van de tijd van de Burgeroorlog. Lynchen van zwarte mensen komt bijna niet meer voor, maar blanken – niet allemaal even arm – en zwarten, vrijwel allemaal doodarm en uitzichtloos, leven er nog in strikt gescheiden werelden, ondanks dat de officiële wetgeving in de VS dat allemaal allang verboden heeft.
Daarnaast is het ook een regio waar de wapenhandel welig tiert, je kunt vrijwel elke dag wel naar een grote jaarmarkt waar wapens worden gekocht en verkocht; Theroux komt een enorm aantal mensen tegen die niet één wapen in huis hebben maar een heel arsenaal. En het aantal mensen dat afscheiding van de Verenigde Staten nog altijd een goed idee vinden is legio. Het is de ietwat argeloze manier van mensen benaderen die Theroux in staat stelt ze vertrouwelijk aan het praten te krijgen.
Maar wij weten inmiddels ook, bijvoorbeeld van Donald Trump maar ook eenvoudigweg uit het feit dat Amerikanen in hun paspoort vermeld zien van welk ‘ras’ ze zijn, dat Amerika in essentie in de dagelijkse rauwe praktijk een racistisch land is.
In de genoemde staten in het zuiden van de VS – Theroux noemt Louisiana en Florida niet of nauwelijks – zijn de armoede en de uitzichtloosheid niet alleen bevorderd door de teloorgang van de werkgelegenheid in de katoenproductie door grootschalige mechanisatie, maar vooral doordat bedrijven naar het buitenland verhuisden – Mexico, China – waar arbeid aanzienlijk goedkoper is. De mensen in het diepe zuiden bleven in armoede achter; men is er zeer honkvast, slechts een enkeling probeerde het hogerop te zoeken, in het Noorden, waar ze ook niet altijd even welkom bleken te zijn.
Theroux bezocht het gebied enkele malen, in diverse seizoenen, verblijft in motels die meestal eigendom zijn van een uit India geëmigreerde exploitant, steevast genaamd Patel, en al even steevast niet bijzonder fris van onderhoud en inrichting.
Maar Theroux komt er ook veel mensen tegen die ondanks alles er iets van proberen te maken, minstens kans zien van de opbrengst van hun stukje land te kunnen leven, of bijvoorbeeld, zoals dominee Eugene Lyles die de kost verdient als herenkapper. Maar er is ook het feit dat banken er maar nauwelijks toe gebracht kunnen worden aan zwarte mensen geld te lenen voor hun boeren- of ander bedrijf.
Ongezouten kritiek levert Theroux intussen op weldoeners als Bill Clinton en Bill Gates, die hun liefdadigheid vooral richten op Afrika en Azië en er nooit aan gedacht lijken te hebben om ook eens wat miljoenen te steken in veelbelovende initiatieven in de Deep South die er ook wel zijn maar die mislukken door gebrek aan geld.
Tussen de bedrijven door schrijft Theroux ook nog enkele verhandelingen over de literatuur van het diepe zuiden, zoals die van Willem Faulkner of Erskine Caldwell, en ook dat is boeiende literatuur. (Veel Amerikaanse critici vinden dit een misplaatste ‘opvulling van een op zich dun boekje’. Onzin natuurlijk, een doorzichtige reactie op een pijnlijke waarheid.)
Theroux is intussen al een eind in de zeventig, hij ziet zichzelf niet meer zo gauw naar het buitenland vertrekken, maar prijst zich wel gelukkig inmiddels een andere reisschrijver te zijn geworden: niet iemand die vluchtig ergens langs reist en vanuit zijn eigen comfortabele positie afstandelijke kritiek levert, maar echt betrokken raakt bij de mensen die hij ontmoet.
Ik ben collega Herman nog altijd dankbaar dat hij mij op deze laatste der grote reisschrijvers heeft geattendeerd.
Theroux’ boek is geïllustreerd met fraaie foto’s van de fotograaf Steve McCurry