‘Met een groot mes liep ik naar de overkant’
Peter Stiekema
nze overburen gingen een paar dagen op vakantie naar het Sauerland. Aan ons de vraag om een beetje op te letten. Hun bedrijfsbus was immers al een paar keer leeggehaald. Zoiets gaat je niet in de kouwe kleren zitten. Mede om die reden hadden zij inmiddels een inbraakalarm voor in huis aangeschaft.
De eerste dagen verliepen vlekkeloos. Niets aan de hand. Maar in de nacht van zondag op maandag, zo tegen half vier, werden wij gebeld door de alarmcentrale. Het alarm bij onze overburen was afgegaan en of we even een kijkje wilden nemen. Snel wat kleren aangeschoten en gewapend met een groot mes liep ik naar de overkant, terwijl mijn vrouw haar auto op onze oprit startte en de grote lampen aanzette, waardoor het huis in een zee van licht baadde.
Ik belde snel achter elkaar een keer of tien aan, bonsde tegen de gesloten luiken en rammelde aan de gesloten poort die naar de achterkant van de woning leidde. Niets bewoog. Na nog een paar keer rond de voor- en zijkanten te hebben gepatrouilleerd en weer aan de luiken te hebben gerammeld en op de bel gedrukt, keerde ik onverrichter zake naar huis terug. Nog even van ons balkon gekeken, maar er leek niets aan de hand. Daarna overwogen om de politie te bellen, maar die gedachte snel verworpen, wegens gebrek aan inzet in het algemeen en voor inbraak in het bijzonder. Ik had zoveel lawaai gemaakt dat een beetje dief ongetwijfeld het hazenpad zou hebben gekozen. Wel de overburen nog even een mailtje gestuurd, dat voor zover wij konden zien, er niets aan de hand was.
De andere dag kwamen onze buren terug. Het bleek dat de verwarmingsinstallatie was uitgevallen door een storing, waardoor ook het alarm niet meer werkte. De beide installaties zaten op dezelfde groep. De rest van onze straat had van het voorval niets gemerkt.