Onmiddeleeuwse eeuwen
Boekbespreking door Sante Brun
The Edge of the World is de al wat pretentieuze titel van het boek van Michael Pye, en de ondertitel maakt het nog wat bonter: How the North Sea made us who we are. Eigenlijk is het boek vooral een poging om het beeld van de ‘duistere’ Middeleeuwen eens goed bij te stellen. Niet Michael Pye vond uit dat de Middeleeuwen helemaal niet het tijdperk van achteruitgang door stilstand waren, dat heeft menige historicus al eerder gepostuleerd. De verdienste van Pye’s boek is, dat hij een meestal heel toegankelijk panorama heeft geschetst van de geschiedenis van de landen die oevers hebben aan de Noordzee, de Atlantische Oceaan, de Oostzee en voor een deel ook aan de Middellandse Zee tussen de ondergang van het Romeinse imperium en het einde van de Middeleeuwen rond het jaar 1500, al veroorlooft hij zich ook nog wel een uitloop naar de zeventiende eeuw.
Reizen op zee, dat is een inderdaad opmerkelijk punt dat Pye naar voren schuift, was in de duizend jaar tussen 500 en 1500 sneller dan over de weg – voor zover er al wegen bestonden waren die, zeker in de winter, vrijwel onbegaanbaar. Ze waren bovendien door het ontbreken van enige vorm van politie zeer onveilig. Dat gold trouwens voor de zee ook, met name in de laatste helft van de Middeleeuwen was piraterij een echte plaag.
De Noordzee was in ieder geval de snelle weg voor de Noormannen om naar de Britse Eilanden, Noord-Amerika, IJsland, Groenland, Rusland en Noord-West-Europa, later tot op Sicilië te reizen. Ze gingen niet kinderachtig te keer maar vestigden zich ook vrij snel in de veroverde gebieden; in Engeland werd een van hun talen een belangrijk bestanddeel van het huidige Engels.
Ook de Friezen blijken, vanaf hun terpen, een reislustig volkje te zijn geweest, ze dreven handel in grote delen van Europa en vonden daarom, wellicht voor de hand liggend, het geld uit. Of beter gezegd: vonden het opnieuw uit, want geld was al vaker uitgevonden, natuurlijk.
In een twaalftal hoofdstukken behandelt Pye dan ‘wat wij zijn geworden’, met als voornaamste mijlpalen het ontstaan van algemeen bruikbaar geld, de overgang van primitief, van plaats tot plaats verschillend recht, gebaseerd op het godsgericht, naar algemeen geldende wetten, gebaseerd op het Romeinse recht. Het ontstaan van de grote steden komt aan de orde, maar ook de eigenaardige soms extravagante mode op kledinggebied in die ‘duistere’ tijd.
Kapitalisme
Daarnaast beschrijft Pye het ontstaan van kapitalisme dat weer uitdraaide op het kolonialisme, maar dan zijn de Middeleeuwen al afgelopen.
De laatste tijd is een discussie ontstaan over het Dorestad, waarvan Pye gewag maakt. Wij leerden vroeger op school dat Dorestad Duurstede uit ‘Wijk bij Duurstede’ moest zijn. Er zijn stemmen die volhouden dat Dorestad Doornik in Vlaanderen zou zijn, maar Pye heeft een andere definitie: hij schrijft dat Dorestad ongeveer tweehonderd kilometer stroomopwaarts aan de Rijn ligt, waar de rivier zich splitst. Wellicht is dit een slordigheid, omdat de Rijn zich tweemaal splitst, alle twee op het huidige Nederlands grondgebied en beide minder dan 150 kilometer landinwaarts, te weten bij Millingen/Pannerden en bij Westervoort; bij Wijk bij Duurstede verandert de rivier alleen maar van naam van Rijn in Lek, en de plaats ligt hemelsbreed een kilometer of zeventig van zee.
Nou goed, detail misschien, Pye besteedt, als Brits historicus, evenwichtig aandacht aan Nederland en Vlaanderen al ligt het accent (ik zou bijna zeggen: uiteraard) aan de wederwaardigheden van de Britse eilanden.
Ik vond het hier en daar saai en/of langdradig, maar wellicht gaf Pye daar voorrang aan een historisch adequaat verhaal boven de vlotte vertelling.
Kortom, de Noordzee uit de titel komt er wat bekaaid vanaf, maar voor mij staat wel vast: de Middeleeuwen waren allesbehalve middeleeuws.