Tabakspot als ereprijs voor Elfstedenvrouw
Boek beschrijft emancipatie op het ijs
Klasina Seinstra, winnares Elfstedentocht 1997, mag samen met winnaar Henk Angenent in diens lauwerkrans. Foto uit boek ‘Deelnemen mag…’.
’Dit is verkeerd!’ riep de toenmalige voorzitter van de Vereniging De Friesche Elfsteden, Henk Kroes – overigens landelijk vooral bekend als de ijsmeester van de jaren tachtig – op 4 januari 1997, toen bleek dat de organisatie de traditionele lauwerkrans voor de vrouwelijke winnaar was vergeten. Dit is misschien wel het belangrijkste anecdotische gegeven over de emancipatie van de vrouw op het langebaan- en marathonijs.
De uitroep van Kroes staat vermeld in een recent verschenen boek over het vrouwenschaatsen – in het bijzonder in de Elfstedentocht – van de historicus en topsport-begeleider Mark Hilberts: Deelnemen mag…winnen is een ander verhaal!
Dit boek van Mark Hilberts had eerder dan welk Elfstedenboek ook geschreven moeten worden. Dat is de gedachte die door m’n hoofd speelt bij het lezen van de persoonlijke verhalen van de schaatsters, van wie de meesten intussen de 40 allang gepasseerd zijn (de oudste is negentig!) zodat ze hooguit nog mogen hopen ooit als tochtrijder te kunnen deelnemen. Dat is natuurlijk wezenlijk voor de Tocht der Tochten: er zitten meestal tientallen jaren tussen het verrijden ervan. En intussen volgt de ene fanatiek trainende en hunkerende generatie de andere op.
Tabaksdoos
Het verhaal van de winnares in 1997, Klasina Seinstra, die mee in de lauwerkrans van winnaar Henk Angenent dook, staat uiteraard niet op zichzelf. In 1985 kreeg winnares Lenie van der Hoorn de zilveren tabakspot, die eigenlijk had moeten dienen als wisselprijs voor de eerst aankomende Leeuwarder. In ‘97 had men duidelijk nog niets geleerd. Ook heeft het lang geduurd voordat de media mondjesmaat aandacht gingen schenken aan de vrouwen in de wedstrijd. Van hun prestaties bestaan nauwelijks filmbeelden.
Betty van Rijn, tweede in 1985, laat afstempelen in Stavoren. Privéfoto uit boek ‘Deelnemen mag…’.
Hilberts laat de vrouwen hun verhalen vertellen, van de eerste streken op de – vooral Hollandse en Friese – slootjes tot en met hun successen op de langebaan en bij het marathonschaatsen. Wat een moed, wat een doorzettingsvermogen, wat een solidariteit in gezinnen en in de directe omgeving van deze sportvrouwen.
1941
De Elfstedentocht is, mede als gevolg van de enorme media-aandacht, een magisch gebeuren. Zo wordt het tot in het verre buitenland gezien. Dat is niet altijd zo geweest, zo kun je afleiden uit onder meer het verhaal van de 90-jarige boerendochter Wobkje Kooistra uit Warga (nu Leeuwarden), eerst aankomende vrouw in de toertocht van 1941. (Pas in 1985 mochten vrouwen in de wedstrijd starten.)
Wobkje: ‘Mijn moeder was fel tegen. Natuurlijk wilde ik graag meedoen en als mijn vader zei dat ik dat wel aankon, was dat een groot compliment. Tegelijkertijd dacht ik: ‘Mem, ik zal je eens wat laten zien.’
De avond tevoren – ‘ik was best gespannen’ – ging het (boeren)leven gewoon verder. ‘Speciaal eten of kleding, dat had je niet in die tijd. ‘s Ochtends vroeg gingen we met z’n allen op de fiets de tien kilometer naar Leeuwarden. Het was oorlog en de bezetter had verordend dat alle ramen verduisterd moesten zijn en dan er geen straatverlichting brandde. Ik het pikkedonker kwamen we in Leeuwarden. Ik droeg een rokje, gebreide kousen en een zomerjasje. Voor onderweg had ik een beetje brood meegenomen. Schaatsen deed ik op ‘houtjes’, Friese noren noemden wij die. (…) Ze zijn heel geschikt voor de Elfstedentocht.’
Na afloop terug op de fiets naar Warga. ‘Een bad of douche hadden we niet. Vrijwel niemand had sanitaire voorzieningen in die tijd. Wat eten na de Tocht en dan vrijwel ongewassen je bed in. Om 4 uur ‘s ochtends liep de wekker af en moest ik meehelpen met het melken van de koeien. Vreselijk stijf ben ik aan het werk gegaan.’
Walm van alcohol
Twee ‘problemen’, nee eigenlijk drie, rijzen als het ware uit het vrouwenboek van Hilberts op. Voor een goede ravitaillering moet je zelf, via familie/vrienden of de ploeg waarin je wordt opgenomen, zorgen – de organisatie voorziet daarin niet. De alsmaar toenemende massaliteit rond de Elfstedentocht baart velen zorgen. De nacht tevoren kun je maar beter een logeeradres buiten Leeuwarden hebben, want het is daar als Koninginnenach en de Nacht van Assen. Minstens drie wedstrijdrijdsters verbaasden zich over de alcoholwalm die boven de weg naar startplaats Zwettehaven hing, toen ze uit de ‘startkooi’ renden. De kooi waarin sommigen moesten plassen, afgeschermd door mederijdsters. Gevolg: een ander soort walm.
Het is maar goed, dat de organisatie voor klassificatie van vrouwen tegenwoordig ‘30% na de aankomsttijd van de mannelijke winnaar’ toestaat. Het is trouwens de bedoeling dat de wedstrijdvrouwen een volgende tocht apart starten.
Doet minder ter zake, maar mijn vader had tijdens de oorlog de volgende grap: ‘Mijn vrouw zet thee uit mijn tabakspot en ik stop mijn pijp uit haar theepot.’