Het Nieuwste Brabant
8. Lesje in regio-branding
Folklore. Tradionele bedevaart in Brabant. Foto © Jan van de Ven
Het tegenwoordige vaak aangehaalde Brabantgevoel wordt in het provinciale boekwerk Het Nieuwste Brabant nauwgezet geanalyseerd door prof. dr. ir. Hans Mommaas, hoogleraar in de studie van de vrije tijd in Tilburg. Hij maakt aannemelijk, dat het opgeleefde Brabantgevoel ‘in eerste instantie heeft plaats gevonden via de sfeer van de alledaagse cultuur en de popcultuur, doordat het gevoel daarbinnen in staat was tot het faciliteren van gedeelde werelden’, zoals hij het formuleert. De sfeer van de kroeg, de kermis en het verenigingsleven vermengde zich spontaan met de wereld van de podiumkunsten en de beeldende kunst, zo concludeer ik uit de zienswijze van Mommaas. ’Pas daarna is het Brabantgevoel opnieuw gemobiliseerd in bestuurlijke kring, als onderlegger van economisch, ruimtelijk en bestuurlijk beleid.’
‘De sterkte van het tegenwoordige Brabantgevoel – lang niet meer behept met, toch wel, de zwaarmoedigheid van de jaren vijftig – is dat het juist niet is voortgekomen uit een of andere doelbewuste politiek-bestuurlijke organisatie, maar is ontstaan vanuit alledaagse rituelen en praktijken’, zo benadrukt de hoogleraar. Hij waarschuwt, dat wie het voorgaande vergeet en het hedendaagse Brabantgevoel klakkeloos functionaliseert ten behoeve van de een of andere ondoordachte machtsstrategie, inbreuk maakt op het alledaagse karakter, om daarmee onherroepelijk een volksopstand over zich af te roepen, of in ieder geval de oorspronkelijke energie van zich doet vervreemden.
Een volksopstand hebben we volgens mij niet te vrezen, maar aantasting met als gevolg vervreemding van het spontane karaker van het herleefde Brabantgevoel is al lang gaande, zoals ik al liet blijken in de twee vorige afleveringen. Het provinciebestuur weet er aardig raad mee, maar ook gemeenten doen hun best een graantje van het opgeklopte B-gevoel mee te pikken. Straattheater-festival in de jaren zeventig op de Vrijthof in Hilvarenbeek.
Prof. Mommaas merkt terecht op, dat de wederopstanding van het Brabantgevoel niet op zichzelf staat. In een breder Europees verband is een herleving te zien van zoiets als regionale identiteit. Het is een zoektocht naar de eigen karakteristiek om van daaruit nieuwe mogelijke ontwikkelingen en nieuw gedeelde werelden vorm te geven. Geen oppervlakkige zoektocht, maar vanuit een authentieke hang naar nieuwe bronnen van energie. Volgens Mommaas vraagt de huidige tijd om publieke manifestaties en strategieën die enerzijds weer dicht op de huid zitten van een doorleefde regionale eigenheid, terwijl ze anderzijds juist uitdagen tot een creatieve onbepaaldheid, voorbij de eigen zekerheid. Mommaas refereert in zijn beschouwing nadrukkelijk aan het Brabantgevoel, dat Guus Meeuwis zingend oproept.
Inderdaad, een ongekend succes, dat voor velen onbetwistbaar hoort bij het B-gevoel. Mommaas herinnert er aan, dat philharmonie zuidnederland, en eerder Het Brabants Orkest, de traditionele nieuwjaarsconcerten in de Brabantse steden afsluit met een klassieke versie van het Brabantlied van Guus. Hij zegt dan: ‘De concertgangers gaan staan en zingen mee alsof het om het volkslied gaat. De hand gaat nog net niet naar de borst, maar het zou zo maar kunnen’.
Dat laatste zou niet zo maar kunnen. Nog sterker: het is uitgesloten. Een Brabander zie ik dat nog niet doen. Dat zit nou net niet in zijn aard. Overigens bleef het publiek begin dit jaar bij het nieuwjaarsconcert in Eindhoven gewoon zitten. Er werd voornamelijk wat mee geneuried.
Achterhaalde retoriek
Prof. dr. Arnoud-Jan Bijsterveld, bijzonder hoogleraar Brabantse cultuur aan de Universiteit van Tilburg, gaat in zijn gedegen beschouwing uitvoerig in op allerlei aspecten van regionalisatie en identiteit en ook in zijn betoog komt de regiobranding uitvoerig aan de orde. Hij wijst er o.a. op, dat in vele plannen van overheid of markt voor regiomarketing of branding nog altijd te gemakkelijk een achterhaalde retoriek over oeroude tradities en folklore wordt gebezigd. Hij verwijst daarbij naar vaak gedateerde ideeën, die worden ontleend aan een statisch beeld van de geschiedenis en regelrechte mythen over volksaard.
Ook Bijsterveld signaleert, dat marketeers slechts inzoomen op de zonnige zijden (om niet te zeggen de clichés) van de identiteit van de regio. Ze vragen zich te weinig af of de ideeën wel aansluiten bij de ervaren werkelijkheid en bij de verwachtingen van de burgers in de regio. Hij herinnert eraan, dat hierbij bovendien herhaaldelijk metaforen opduiken die aan de biologie zijn ontleend. ‘Het zit in onze genen’, zo luidt het dan. ‘We weten allemaal, dat cultuur en mentaliteit sociale constructies zijn, die juist niet biologisch zijn gedetermineerd’, aldus Bijsterveld. Ik citeer: ‘Nu zijn campagnes voor regiobranding flinterdun: ze hebben weinig diepgang, geven geen richting aan en gaan niet gepaard met discussies over actuele noden of het formuleren van toekomstvisies. Zo is ‘Dan denk je aan Brabant’ wel een leuke slogan, die ongetwijfeld allerlei warme gevoelens oproept, maar zo’n leus leidt niet tot sociaal en cultureel handelen’.
Samenvattend: Actieve betrokkenheid van alle maatschappelijke partijen is ook in dit verband nodig om het verhaal te vormen, dat perspectieven biedt voor maatschappelijke ontwikkeling en economische, politieke en culturele integratie.
Volgende aflevering: Actieplan voor duurzaamheid nodig
Aflevering 1, 16 augustus 2014
Aflevering 2, 23 augustus 2014
Aflevering 3, 30 augustus 2014
Aflevering 4, 6 september 2014
Aflevering 5, 13 september 2014
Er vanuit gaande dat Van der Schoot prof. Mommaas letterlijk citeert – dat is door het ontbreken van aanhalingstekens niet absoluut zeker – moet ik toch bezwaar aantekenen tegen de voor de gemiddelde leek vrijwel onbegrijpelijke ‘academische taal’, zoals in deze passages:
‘Hij waarschuwt, dat wie het voorgaande vergeet en het hedendaagse Brabantgevoel klakkeloos functionaliseert ten behoeve van de een of andere ondoordachte machtsstrategie, inbreuk maakt op het alledaagse karakter, om daarmee onherroepelijk een volksopstand over zich af te roepen, of in ieder geval de oorspronkelijke energie van zich doet vervreemden.’
En:
‘Volgens Mommaas vraagt de huidige tijd om publieke manifestaties en strategieën die enerzijds weer dicht op de huid zitten van een doorleefde regionale eigenheid, terwijl ze anderzijds juist uitdagen tot een creatieve onbepaaldheid, voorbij de eigen zekerheid.’
Een eenvoudig gemeenteraadslid (inmiddels al lang niet meer onder ons) uit de regio Eindhoven had voor dit soort uitingen deze kwalificatie: ‘waterstofsuperoxyde’
In elk geval schiet Mommaas met dit soort taal, naar mijn idee, z’n doel voorbij.