Het Nieuwste Brabant
‘
|
Het Nieuwste Brabant is de titel van het lijvige boekwerk – 665 pagina´s - dat het provinciebestuur heeft samengesteld als basis voor een toekomstgericht zelfonderzoek. Achtentwintig uitvoerige beschouwingen van deskundigen en negen interviews met bekende Brabanders zijn onderverdeeld in de hoofdstukken: verbinden, verbeelden, organiseren en ondernemen.
J.C.M. van der Schoot noteert uit een aantal beschouwingen opvallende gezichtspunten, die hij soms ook van kritische opmerkingen voorziet. Tien afleveringen over het huidige en toekomstige Brabant.
De groeiende twijfel rond geloofszaken, bracht met name velen van de oudere generatie vaak tot wanhoop. Foto © Jan van de Ven
Commissaris van de Koning dr. Wim van de Donk, die het initiatief tot dit project nam, zegt het belangrijk te vinden om met enige regelmaat de belangrijkste ontwikkelingen voor het werkveld van het bestuur in beeld te brengen, ’hoe moeilijk dat ook is in een snel veranderende wereld, waarin zelfs de veranderingen veranderen’. (Terzijde: De Griekse filosoof Heraclitus constateerde al: Er is niets blijvend, behoudens de verandering).
Wim van de Donk schrijft dat het nieuwste boekwerk zijn inspiratie vindt in Het Nieuwe Brabant, een driedelige uitgave, die in de periode 1952-1955 werd gepubliceerd op initiatief van de toenmalige Commissaris van de Koningin Jan de Quay, de latere minister-president (1959-1963). Oudere Brabanders, die zich deze publicatie nog herinneren en nu naar de huidige tijd kijken, zullen onwillekeurig ietwat meewarig omzien. De prachtige idealen, die in de jaren vijftig nog volop werden gekoesterd kwamen -zo werd iedereen voorgehouden- voort uit ’de Brabantse geest’; uit het unieke en ‘eigen’ karakter van de Brabantse identiteit. Het is niet verwonderlijk, dat menig scribent voor het Nieuwste Brabant toch maar ‘ns in het (vroegere) Nieuwe Brabant van Jan de Quay van de jaren vijftig heeft gebladerd om aan die idealen te herinneren. In het verleden ligt nu eenmaal het heden en in het nu dat komen zal.
In de jaren vijftig van de vorige eeuw groeide het besef dat Brabant fors zou veranderen door de opkomende industrialisatie. Hoe hevig, snel en ingrijpend dat zou gebeuren, was echter toen nog lang niet iedereen duidelijk. Vanaf de jaren zestig ging het allemaal steeds sneller.
<- Snelle veranderingen: Voormalige Philipsfabriek in Strijp, nu ontwerpfabriek voor design.
Menigeen kon het tempo niet bijhouden en klampte zich vast aan de vertrouwde Brabantse identiteit. Maar het ‘eigene´ vervaagde. Het vertrouwde karakter hiervan, van generatie op generatie over gebracht, viel in korte tijd steeds verder uiteen. Dit gevoegd bij de groeiende twijfel rond geloofszaken, bracht met name velen van de oudere generatie vaak tot wanhoop. Nieuwkomers van buiten nestelden zich ook in de dorpen.
Al begin jaren vijftig werd in Brabant een studiedag gewijd aan een fenomeen voor die tijd: het vraagstuk autochtonen-allochtonen. De vraag was aan de orde: hoe gaan de Brabanders en de nieuwkomers met elkaar om. Om misverstand te voorkomen: de allochtonen waren geen buitenlanders, maar Nederlanders van buiten Brabant! Zij verstonden het dialect niet, gingen zich al gauw met de dorpspolitiek bemoeien en introduceerden nieuwe opvattingen. Dorpsbewoners verzuchtten veelvuldig: ’Toen pissen plassen werd, is het gezeik begonnen’. Nieuw en vreemd waren toen nog begrippen, die binnen de landsgrenzen vielen. Maar ‘nieuwkomers’ die al een halve eeuw of meer in een dorp wonen, worden ook vandaag de dag door de autochtonen vaak nog gezien als: ‘Niet van hier’. Dat verschijnsel is hardnekkig, ook al boet het natuurlijk in aan zeggingskracht. Met het verstrijken van de tijd versoepelen de tegenstellingen.
Vernieling en vervuiling
Vijftien jaar later (1965) publiceerde het provinciebestuur een welvaartsplan, dat vanwege de onstuimige groei leidde tot een bestuurlijke koerswijziging. Wim van de Donk herinnert in zijn essay aan dit plan. Er kwam nu ook expliciet aandacht voor het ‘ milieuhygiënische’ en later ook voor het ‘ecologische’ aspect, schrijft Van de Donk. Letterlijk zegt hij: ‘De grootschalige en snelle vernieuwing van Brabant had immers ook geleid tot de vernieling van veel natuur en landschap, tot vervuiling van lucht, water en bodem. Ook in de sociale en culturele sfeer was veel van wat men kort daarvoor nog als het “Brabants eigene” koesterde, verloren gegaan’.
In 1965 wist het provinciebestuur wat er mis aan het lopen was. De koers werd gewijzigd. Dat is wel een hele ruime interpretatie. Het was volgens mij meer een voornemen. Ik ben zo vrij op te merken, dat in die jaren de koers in de praktijk nauwelijks veranderde, want de vernieling ging feitelijk gewoon door, soms zelfs grootschaliger dan ooit. Er werd veel gepraat over allerlei nadelige effecten, maar er is bestuurlijk in een uiterst traag tempo op deze nadelige effecten gereageerd. Bestuurders liepen in de jaren zestig vaak mijlen ver achter de feiten aan. Hoe zou dat nu zijn? De mens maakt het landschap, dat is altijd zo geweest. Maar zijn alle ingrepen in het landschap op de dag van vandaag wèl verantwoord? Inderdaad: tijd voor een grondig zelfonderzoek.
Volgende aflevering: Herinnering aan een diepe morele crisis.