Een keerpunt of een misverstand?
Boekbespreking door Sante Brun
Tijdens het lezen van het boek Clausewitz had ik de neiging geregeld te kijken naar de omslag. Daarop is afgebeeld het schilderij van Richard Caton Woodville, The Charge of the Light Brigade. Je ziet op dat schilderij een scène uit de Krimoorlog van 25 oktober 1854 (de schilder was toen nog niet geboren) voorstellende de aanval van een Britse cavalerie-eenheid van ruim zeshonderd man (en paard) die op grond van een verkeerd gegeven of begrepen (dat is nooit opgehelderd) order een aanval inzetten op de Russische tegenstanders. Ze sneuvelden vrijwel allemaal.
Hun commandant, Lord Raglan, keerde ongedeerd terug naar zijn jacht in de haven, net op tijd voor zijn champagnediner. Hij leefde voort zodat een bepaald type mouwaanzet voor regenjassen naar hem kon worden genoemd. Zijn eenheid had de opdracht ontvangen van de burggraaf van Cardigan, die voortleeft in een trui. Ook aan het schilderij kun je zien dat ze destijds veel oog hadden voor heldhaftige herenkleding.
Maar ik dwaal af, ook al omdat de schrijver, Joost de Vries, of eigenlijk diens ik-figuur, Tim Modderman, wiens vader een tijdlang brieven wisselde met de in 1978 plotseling verdwenen schrijver LeFebvre. (Joost de Vries is een andere figuur in het boek) op zijn kamertje op de universiteit een reproductie van het schilderij heeft hangen waar hij geregeld naar kijkt. Enig verband met het boek is ver te zoeken.
Op dat kamertje is Modderman vooral bezig met naspeuringen van de verdwenen Ferdynand LeFebvre. Een zeer obscure figuur, in Marokko geboren, in Engeland opgegroeid op een kostschool, later in Nederland terecht gekomen, en verdwenen met achterlating van een klein, intrigerend oeuvre.
Modderman vindt een aantal ‘draadjes’ die in de richting van de schrijver zouden kunnen leiden, met name een oorlogsfotograaf die Lefebvre wellicht ooit is tegengekomen op een Grieks eiland. Waar de lezer uiteindelijk mee blijft zitten is het idee dat LeFebvre nooit heeft bestaan, en wellicht een hersenspinsel is van Tim Modderman. Dat is althans mijn conclusie.
Veel recensenten hebben het ook gedaan, en ik doe het ook maar even: met een parafrase op de beroemdste zin van de Duitse krijgshistoricus Clausewitz zou ik willen zeggen: De Vries’ boek is is een poging tot ‘voortzetting van de romankunst met andere middelen’. Hij kan mooi schrijven maar hij maakt kinderlijke taal- en stijlfouten. Zijn hooggeleerde protagonisten gaan af en toe lekker een potje gamen of naar voebele kijken: het zijn net mensen, sterker nog: het zijn net academici. Wat lastiger is: het boek bevat allerlei uitweidingen – bijvoorbeeld over de toestanden waarin de oorlogsfotograaf terecht komt, veel bloediger heb ik het zelden gelezen – waarvan je maar moet gissen wat dat allemaal te maken heeft met het verhaal.
Het boek is lekker geschreven, de Vries is echt het type ‘omgevallen boekenkast’ waar ik een zwak voor heb, maar ik vind de recensie van Elsbeth Etty, die trots op de omslag van de vierde druk wordt aangehaald, een beetje overdreven: Deze debuutroman vormt een keerpunt in de Nederlandse letteren dan ook licht overdreven. Of eigenlijk: ik mag het toch niet hopen.