Duizend sigaren
ls ik dood ben, dan vinden jullie nog wel duizend sigaren.’ zei mijn Leeuwarder schoonvader. In het stadsfries hè? Een dialect, zwevend tussen Nederlands en Fries: Als ik dood bin, fiene jimme nog wel túzen sigaren. Twee nicotinevergiftigingen (bron: zijn dochter) weerhielden hem er niet van lekker door te roken. Stompje tussen de lippen tijdens het uitoefenen van zijn specialiteit, het vervaardigen van maatschoeisel voor mensen die iets aan hun voet(en) hadden.
De sigaar was in zijn leven gekomen in het op dit gebied gespecialiseerde (minstens twee fabrieken) Valkenswaard, waar hij een schoenmakersoplieiding volgde. Eenmaal gesettled, was de zaterdagse gang naar de sigarenboer voor hem vaste prik. Net als biljarten op de Friesche Club. Hij had een verwarmingsapparaat om de rookwaar in goede conditie, dat wil zeggen droog te houden. De sigaren waren doorgaans van Kempische makelij, bij voorbeeld Vossen Breuers. Niet van de lichtste soort. De voorspelling kwam uit en ik kreeg die duizend sigaren, want mijn toenmalige zwagers rookten niet.
Vader H.J. Huizenga liet het niet bij schoenen maken of lappen. Beginnend met één dubbeltje, bouwde hij een groothandel op in leder en fournituren: HJH, die na zijn dood door zijn twee zoons een aantal jaren is voortgezet. Onder zijn toezicht, in zoverre dat zijn portret, geschilderd door Jaring Walta in het kantoor hing. Totdat het bedrijfspand in het centrum van Leeuwarden (de voormalige tabaksfabriek Taconis) tot de grond toe afbrandde.
<- H.J. Huizenga, geschilderd portret door Jaring Walta. Familiebezit.
Eenmaal ben ik in Waalwijk getuige geweest van een inkoopsessie van mijn schoonvader: met de vingertoppen de dikte van het zoolleder testen, de hoed als een marktkoopman achter op het hoofd. De Brabanders verklaarden ‘graag zaken te doen met Friezen’, waarop een van de zoons eens moet hebben opgemerkt: ‘Kijk maar uit, want Bonifatius is in Dokkum vermoord’. Over de Friezen zijn heel wat vooroordelen in omloop. Nochtans hoorde ik onlangs een West-Vlaming de loftrompret over hen uitsteken. Hij bespeurde ook enige taalverwantschap, wat kan kloppen gezien de spreiding van de Friezen in het verre verleden tot aan wat nu de Belgische kust is,
Terug naar HJH: hij was ook nog eens de enige in Friesland die – uiteraard met de hand – kaatshandschoenen maakte. Sportverslaggever Laurens Drost interviewde hem daarover. schreef tot verbazing van de geïnterviewde ter plekke niets op, maar maakte naar diens oordeel ‘een prima verhaal’ voor het toenmalige katholieke dagblad Ons Noorden.
HJH kreeg mij aan de sigaar, zoals de Friese familie me ook van het bier naar de jenever deed overstappen, want er ging volgens hen niets boven een slukje.