De verrassende familie van Philip Dröge
Boekbespreking door Sante Brun
et is alweer meer dan veertig jaar geleden dat ik twee retourtickets Amsterdam-Jakarta kocht bij Singapore Airways en met mijn echtgenote op eigen houtje een tripje over Java en Bali maakte, waarbij we enkele plaatsen aandeden waar mensen wegkwijnden nadat was gebleken dat ze ooit hoopvol de nationaliteit – warga negara – van hun geboorteland hadden aangenomen, maar onverminderd vuile Belanda’s waren gebleven en christenhonden, en zodoende in uitzichtloze kampongs waren aanbeland. Onderwijl had Nederland genoeg van die zeurpieten die spijt hadden gekregen van hun keuze, ‘maar dat had je dan maar eerder moeten bedenken’.
Wat we vooral deden was overal mensen zien te vinden die nog Nederlands spraken – we vonden er tamelijk veel – en allerlei andere sporen van Nederlands ‘bewind’, zoals ‘Pabrik Beton dan Tegel’ en de fotofirma Njonja Meneer. En we hoorden diverse malen behulpzame opmerkingen als ‘Your country oppressed my country for three hundred years’.
Dat laatste is historisch niet helemaal juist, het onlangs hier besproken boek Revolusi van David van Reybrouck maakt dat ook glashelder.
Dat het grootste deel van de geschiedenis van de relatie van Nederland met Indonesië zich inderdaad slechts afspeelde op enkele plekken in de archipel is mede het onderwerp van het boek Moederstad Jakarta, een familiegeschiedenis van Philip Dröge. Feitelijk beperkt hij het zelfs tot de geschiedenis van de stad Jakarta, lange tijd Batavia, met één belangrijk uitstapje naar het eiland Soembawa, waar ook Dröges boek over de vulkaan Tambora zich afspeelt.
Hij beperkt zich nog verder tot de deelonderwerpen die rechtstreeks betrekking hebben op zijn familie. Op de binnenkaft van het boek staat dat hij voor 80 procent Europees bloed heeft, 9,5 procent Indonesisch en 9,5 procent Chinees en dan ook nog 1 procent Papoea – dat laatste betreft een vrouw van het eiland Soembawa die ooit naar Batavia trok om te werken. Als slavin.
Verborgen Verleden
Dit aspect – eigenlijk het onderwerp van het boek – Dröges afstamming, maakt van het boek ook een zeer gedetailleerde versie van de tv-serie Verborgen Verleden. In die serie wordt de aandacht gevestigd op de rijkdom van het Nederlandse bibliotheek- en archiefwezen, en wordt dat materiaal doorzocht op de afstamming van Nederlandse BN-ers. Het viel mij ooit op dat als je maar goed zoekt en ook smalle zijpaadjes niet schuwt je uiteindelijk familie van de Britse koningin blijkt te zijn. Maar dit terzijde.
Anders dan de vluchtige speurtochten in dat tv-programma heeft Dröge een jaar of vijf van zijn leven besteed aan het uitzoeken van zijn eigen afstamming sinds David de Solemne, die in 1631 in Batavia aan land gaat.
Die speurtocht levert een mooi dik boek vol deels spannende verhalen ook. De elkaar opvolgende familieleden, deels van den bloede, deels aangetrouwd, maken alle ups en downs van die enorme Aziatische stad mee. De woonomstandigheden zijn er verre van ideaal, maar het is wel waar het geld te verdienen valt. De een lukt dat beter dan de ander, het eindigt met het trieste verhaal over de Japanse interneringskampen waarin Dröges moeder als klein meisje terecht kwam.
Om je een beeld te vormen van die stad aan de hand van het boek is het wel handig als je er zelf geweest bent. Menteng, het voormalige Koningsplein, Taman Fatahillah, het oude gemeentehuis van Batavia, ik heb ze allemaal gezien – en ze zijn nog altijd te zien op Google Streetview natuurlijk. De schrik slaat je om het hart als je hoort dat Jakarta tegenwoordig aan Bogor, het vroegere Buitenzorg, is vastgegroeid – veertig jaar geleden was het nog een schitterende rit met een busje of een taxi met dat krankzinnige groen van het tropische land.
Maar gelukkig is de Botanische Tuin er nog, waar een oude tuinman mij ooit trots vertelde hij de konegin had gezien, die was gekomen met ‘de pliegtuig’.
Verteller
Dröge is inmiddels een verteller van formaat. Hij neemt geen blad voor de mond, wisselt taferelen uit de afgelopen vierhonderd jaar – die hij met nuttige verbeeldingskracht aanvult waar ze onduidelijk zijn – af met de huidige toestand in een van de grootste steden van Azië, tevens de hoofdstad van het grootste islamitische land van de wereld, waar ondanks de hatelijke manier waarop de landen in 1949 afscheid van elkaar namen veel monumenten uit de tijd van de VOC en later – de art deco uit de jaren twintig en dertig — ‘liefdevol’ gerestaureerd zijn.
Tijden van voor- en tegenspoed wisselen elkaar af, zowel voor de stad als voor de voorouders van Dröge.
Je hoeft geen indofiel zijn om van dit schitterende boek te genieten. Dat boek dat op de omslag die typische Indische vrucht toont, de doerian, die je straten ver ruikt (ik vond de lucht veel weg hebben van die van rotte uien) de vrucht ook die volgens Dröge symbool kan staan voor Jakarta, die stad die ook verschrikkelijk kan stinken – The Big Durian zoals Manhattan The Big Apple heet.