Meer avonturen van Ewout Meysters
Boekbespreking door Sante Brun
ets meer dan een jaar geleden schreef ik dat ik benieuwd was hoe het verder zou gaan met Ewout Meysters, de hoofdpersoon in drie eerdere romans van Wessel te Gussinklo. Ik heb er niet lang op hoeven wachten; voor me ligt een pil van 500 pagina’s, getiteld Op weg naar De Hartz. Daarmee is niet het Middelduitse gebergte bedoeld, maar een groot landgoed in de Achterhoek of Twente, waar een eigenaardig gezelschap min of meer in permanente vergadering bijeen lijkt – van buitenaf gezien lichtelijk gestoorde zich noemende professoren in een kring rond een kabouterachtige man met een punthoofd, Babinsky, en allemaal bezig met dingen die grenzen aan zwarte kunst, aan spiritisme, aan astrologie, aan mystiek, aan natuurgeneeskunde. Op die manier lijkt de Hartz ook een plek waar het godsdienstwaanzinnige clubje van Greet Hofmans in de jaren vijftig placht huis te houden. Je zou het ook een door complotdenkers bedachte vorm van de Bilderbergconferenties kunnen noemen.
Wij zien daar Ewout, inmiddels 23 jaar, nog altijd in hoge mate overtuigd van zijn eigen genie, hoewel hij er wel van doordrongen lijkt dat hij nu eens serieus aan de bak zal moeten waar het betreft zijn kennis en vaardigheden. Hij vermoedt dat hij dan misschien al die vermoeiende nutteloze kennis niet zal moeten opdoen, maar wel bij die beroemde mensen (‘de belangrijken’ noemt hij ze) in het gevlij zal komen. Hij lijkt verder niets veranderd, nog altijd bezig met zijn tekortschietende uiterlijk, nog altijd iemand die van Nietzsche en Kant heeft gehoord en van Jung en Adler en Dostojevskij, van Paracelsus, van Vestdijk en van Mulisch – die laatste steeds aangeduid als ‘halfjood’. En van al die ‘belangrijken’ hoogstens een boek heeft doorgebladerd.
In de Hartz denkt hij intussen vier jaar terug – die terugblik is de kern van het boek. Ontnuchterd door zijn ervaringen die beschreven zijn in De Hoogstapelaar wendt hij zich tot een figuur, zich noemende professor Somsen, psycholoog en psychiater, die wonderwat in hem lijkt te zien en hem al gauw bestempelt tot zijn assistent en zelfs als zijn mogelijke opvolger.
Somsen brengt Ewout volledig in zijn macht, de jongeman van 19 jaar durft vrijwel niets meer te doen zonder instemming van Somsen. Weliswaar groeit in de loop van het verhaal een zekere twijfel in Ewout aan de status en de prestaties van de professor, de bijbehorende studie komt er niet van, maar dat verandert niets aan zijn volgzaamheid. Hij vertelt hem letterlijk alles.
‘Beschadigd meisje’
In een bibliotheek ontmoet Ewout Sylvia; haar aantrekkingskracht zit erin dat ze serieus luistert naar Ewouts hooggestemde kletskoek over liefde, het leven, de dood, over uitverkorenheid en ‘het hogere’ in het algemeen, waarbij hij veel namen noemt van beroemde filosofen en schrijvers, alsof het oude vrienden van hem zijn. Langzaam groeit er een relatie tussen die twee, en daarover vertelt Ewout alles aan Somsen, die vindt dat Sylvia ‘een zeer beschadigd meisje’ is, dat hij ook wel in behandeling wil nemen. En ook neemt.
Daarna ontwikkelt zich een verschrikkelijk drama, waarvoor Ewout de schuld lijkt te dragen. Door zijn gebrek aan discipline, doordat hij misschien wel ‘homo’ is.
Maar de lezer bekruipt, ook door hints die de schrijver geeft, het gevoel dat er iets totaal niet klopt in die driehoeksrelatie van Ewout, Sylvia en Somsen, dat met name Somsen het een en ander zodanig in scène heeft gezet dat niets meer lijkt te zijn wat het is – in ieder geval is Somsen zeker niet degene die hij voorgeeft te zijn, en Sylvia misschien ook wel niet.
Daar eindigt het boek – maar op dat terras op dat landgoed De Hartz zit nog steeds Ewout, inmiddels vier jaar ouder en geen spat wijzer, zich voor te doen als wat hij niet is.
De boodschap: We zijn nog niet van hem af.
In eerdere besprekingen hier heb ik me al uitvoerig verwonderd over het eigenaardige taalgebruik van Te Gussinklo, ik noemde er hogerop al een voorbeeld van. Het boek speelt zich af in het begin van de jaren zestig van de vorige eeuw, maar af en toe waan je je in een boek van Rhijnvis Feith, of minstens in een rond 1920 ietwat geëxalteerd geschreven boek.
Niettemin moet benadrukt worden dat Te Gussinklo zich in zijn onbeholpen Nederlands wel ongelooflijk tot in de haarvaten verdiept in de psychische eigenschappen en de ontwikkeling van met name Ewout en Sylvia.
Ik noem nog een paar rariteiten. Zoals een eigenaardige benadering van het begrip ‘homo’. En kleinigheden waarover je niet moet vallen: het meervoud van het Amerikaanse woord Personality is niet Personality’s, maar Personalities. En niet Michelangelo maar Leonardo di Vinci schilderde het beroemde Laatste Avondmaal.
In zijn tijd was Rhijnvis Feith al een onderwerp van spot: ‘Uren, dagen, maanden, jaren vlieden als een Rhijnvis heen’.