Nog één keer 1913
Boekbespreking door Sante Brun
ls je dit hebt gelezen en daarna het boek zelf, dan kijk je verrast op bij de aankondiging van een vervolg. De titel zou je kunnen opvatten als een waarschuwing: 1913 – Was ich unbedingt noch erzählen wollte. Florian Illies heeft de verleiding niet kunnen weerstaan het succes van zijn boek 1913 nog eens wat verder uit te melken, denk je meteen; we zien dan opnieuw die hele parade van voornamelijk Duitse en Oostenrijkse kunstenaars (hoewel Picasso, Kafka en Marcel Proust etc niet mankeren) die allemaal een beetje geschift of minstens gewoon krankzinnig zijn, en die we kennen uit 1913
Illies voegt nu een stroom leuke nieuwe feitjes toe, maar hij ontkomt er niet aan in herhaling te vervallen, over Kafka vooral. En ook weer over niet zo waarschijnlijke ontmoetingen die hadden kunnen plaatsvinden zoals die tussen een aantal kunstenaars – Picasso en Mondriaan woonden immers in dezelfde buurt in Parijs.
De omslagfoto van het boek is een deel van een foto van de kinderen van fotograaf Kühn die in 1913 een nieuw, samen met de Amerikaanse fotograaf Stieglitz ontwikkeld kleurenprocédé introduceerde.
Zelfs ontkomt hij er niet aan om nog eens kort te spreken over het tumult dat de première van Le Sacre du Printemps van Igor Strawinskij opleverde.
Helemaal nieuw voor mij was het verhaal over het huwelijk (in Zuid-Amerika) van de balletdanser Nijinsky met Romola de Pulszky, heel verrassend, omdat Nijinsky ‘eigenlijk’ homoseksueel was en een relatie had met choreograaf Diaghilev.
Ook heel hilarisch is de manier waarop het eerste deel van A la recherche du temps perdu van Marcel Proust uiteindelijk werd uitgegeven. Proust bleef maar knoeien in de drukproeven, het boek leek uiteindelijk nog maar vaag op wat Proust aanvankelijk inleverde bij de uitgever. (Illies is zich schijnbaar niet bewust van het feit dat dit boek pas het eerste deel was van een lange reeks onder die samenvattende titel.)
Een gezaghebbende Franse criticus schreef over dat al vele honderden pagina’s tellende ‘chaotische en mateloze’ eerste deel dat er enkele goede passages in voorkomen ‘die samen een keurig dun boekje hadden kunnen vormen.’
Ik wek nu de indruk dat Illies na het voltooien van 1913 nog heel wat aantekeningen over had, en daar goede sier mee probeert te maken. Maar het blijft een zeer onderhoudend werkje dat je geregeld in de lach doet schieten, het is nog steeds die onderhoudende vertelling bij het haardvuur. En de bibliografie achterin toont dat er, sinds 1913 in 2013 verscheen, het nodige over dat jaar is geschreven dat wellicht toch de moeite waard is in een tweede deel samen te vatten. Waarbij onvermijdelijk ook meer dan bij het eerste deel de gedachte postvat dat je, met wat handigheid, over elk jaar een dergelijk boek zou kunnen schrijven.