Een wonderlijk werkje uit 1923
Boekbespreking door Sante Brun
oe het boek ooit zelfs maar uitgegeven is kunnen worden is mij eerlijk gezegd een raadsel. En niet in smoezelig eigen beheer of zo, maar bij een ook in 1923 gerenommeerde uitgeverij, J.M. Meulenhoff, en als product van een vruchtbaar schrijverschap. Ik heb het over Een huwelijk in het jaar 2020 van de hand van Maurits Wagenvoort en het is me onder ogen gekomen omdat het begin dit jaar na 97 jaar een tweede druk mocht beleven in de reeks Klassieken van L.J. Veen, waarin bijvoorbeeld veel van het werk van Joseph Roth, Madame Bovary van Gustave Flaubert en Eline Vere van Louis Couperus.
Hoe een als toekomstroman vermomd stukje Bouquetreeks als Wagenvoorts boek daartussen terecht is gekomen verklaart A.H.J. Dautzenberg, wereldberoemd streekgenoot van mij, die er een inleiding bij schreef, helaas niet. Ik zou persoonlijk eerder Brave New World van Aldous Huxley als voorbeeld van een toekomstbeschrijving hebben gekozen – een even absurd boek natuurlijk, waarin de kinderen worden gefokt in laboratoriumretorten, maar dat tenminste nog in begrijpelijke taal is geschreven en zich bij zijn onderwerp houdt.
Dat doet, of liever gezegd deed, Wagenvoort niet. Hij hinkte op meerdere gedachten: hij beschrijft hoe in honderd jaar tijd een wereld is ontstaan zonder kapitalisme, zonder democratie, zonder rassenonderscheid, zelfs min of meer zonder sekse-onderscheid, waarin de kinderen kort na de geboorte worden opgenomen in kindertuinen en daar opgevoed, en waarin – heel eigenaardig – vrouwen staatshoofd kunnen zijn. Consequent is hij niet: de mensen in de republiek Java bijvoorbeeld hebben weliswaar een eigen staat maar worden niet geacht zichzelf goed te kunnen besturen, dus ze worden daar welwillend bij geholpen door… de republiek Noord-Nederland.
In de tijd van Wagenvoort – hij leefde van 1859 tot 1944 – was het principe van de televisie al min of meer bekend, maar toch is het opmerkelijkste in dit boek het optreden van de fotofoon wordt beschreven, een kruising tussen televisie en videobellen maar in de beschrijving van Wagenvoort helemaal passend in de met duistere draperieën behangen salons van 1923.
Maar dit terzijde.
Hij hinkt, zei ik, op meerdere gedachten. Want tussen alle beschrijvingen van moderne vindingen die leiden tot een ideale wereld vol etherische androgyne wezens (en watertandend beschreven jongens: Wagenvoort was homoseksueel) die ook tamelijk benauwde relaties met elkaar onderhouden. Waarbij vrouwen toch vooral hun mannen aanbaden en bewonderden en de mannen jaloers hun vrouwen beschermen, flink vreemd wordt gegaan (maar daar hebben de horendragers veel begrip voor) en inderdaad ook niet eens erg spannende driehoeksrelaties ontstaan. Vooral grand’maman – zeg maar opoe – heeft er kanttekeningen bij. Maar ja, zij rookt dan ook grote sigaren.
En dan is er het vermaak voor volwassenen. Dat speelt zich af in de Thermen, een soort badhuis waar je ook informatieve boeken tot je kunt nemen, maar waar ook naakt geworsteld wordt, in alle mogelijke combinaties van mannen en vrouwen.
Probeer dat maar eens te beschrijven zonder dat het opwindend wordt. Maar Wagenvoort schrijft zo gruwelijk slecht – lange kromme zinnen vol zelfgemaakte woorden – dat de opwinding geheel verdwijnt in de moeite die je moet doen om te ontcijferen wat er nu werkelijk staat. Het is echt een vermoeiend boek en ik heb het ook niet verder gebracht dan tot pagina 212 van de 244 pagina’s die het boek telt en me opgelucht tot het nieuwste boek van Paul Theroux gewend. Die niet eens tot de literatuur wordt gerekend, maar wel schitterend schrijft.
Het boek van Wagenvoort is overigens wel bewerkt, voordat het zijn tweede druk in kon. De bewerking heeft bestaan uit het omzetten in de moderne spelling van het Nederlands en dat is misschien jammer, want ik vermoed dat dat ons het genoegen heeft ontnomen een intrigerend reliek uit een lang vervlogen tijd volkomen te savoureren in al zijn stoffigheid. Maar het had erger gekund: er is afgezien van een hertaling. Die er vermoedelijk een boek van zou hebben gemaakt dat nog veel tergend slechter zou zijn.
Op Wikipedia lees ik dat Gerrit Komrij het (omvangrijke!) oeuvre van Wagenvoort tot de ‘cultboeken’ rekende.
Kan natuurlijk ook.
Zoiets als Johnny Jordaan een groot zanger vinden. Of, om in de tijd van Wagenvoort te blijven: Willy Derby. Die hoorde ik trouwens bij het lezen van het boek voortdurend op de achtergrond. Mijn vader had grondig de pest aan hem. Het bewijs dat hij gelijk had: https://www.youtube.com/watch?v=bg2nWeNsRB8