De zachtaardige humor van Herman Finkers
Sante Brun
an is een Twentse veearts en hij is al heel lang getrouwd met Gedda, die ook magna cum laude afstudeerde op een scriptie waarvan de voornaamste conclusie was dat mannen die goed door hun echtgenote worden verzorgd, gemiddeld 1400 dagen langer leven dan ongetrouwde mannen. Gedda heeft die uitkomst ook in haar eigen huwelijk in de praktijk gebracht en bemoedert en betuttelt Jan dan ook dat het een aard heeft.
Maar dan gaat Arend, Gedda’s vader, dood, 89 jaar oud. Hij was een avontuurlijk type, dat wel eens een fikse wandeling wilde maken met zijn ezel. Op een van die wandelingen laat hij, nog wel op Duits grondgebied, het leven. Zijn vrouw wil dat hij begraven wordt op het kerkhof vlak bij haar huis, dan kan ze er vaak naartoe. Om te kijken of hij zich gedraagt, begrijp ik uit de samenhang.
Maar schoonzoon Jan meent te weten dat Arend gecremeerd wilde worden, en dat zijn as zou moeten worden uitgestrooid bij de Loreley in Duitsland, het doel an de huwelijksreis die Arend en zijn vrouw 63 jaar eerder hadden gemaakt; het bleef ook hun enige reis.
Gedda steunt de wens van haar moeder, Jan komt op voor de wens van Arend, en hij neemt daartoe dan ook maatregelen.
Dan dringt het tot Jan door hoezeer zijn schoonvader net zo werd betutteld als hijzelf. Maar omdat hij Gedda geen leed wil doen, besluit hij tot iets anders: hij wendt snel vorderende dementie voor en laat zich zelfs opnemen in een verpleeghuis.
Dit is een korte samenvatting van het scenario, dat Herman Finkers losjes baseerde op een Tsjechische film, voor de film De beentjes van Sint Hildegard – die beentjes zijn de botten van de heilige Hildegard die in Rüdesheim am Rhein worden bewaard, een kilometer of 50 stroomopwaarts van de Loreley. De oude Arend maakte, blijkt uit nagelaten geschriften, plannen daar ooit nog eens heel te wandelen, hetgeen niet heeft mogen zijn.
Herman Finkers speelt zelf de rol van Jan, Johanna Ter Steege is Gedda. De film wordt geheel gesproken in zoetvloeiend Twents dialect en hij is zonder meer schitterend vormgegeven, meestal in een gouden, kleurig en blij stemmend herfstlicht – dat alles combineert schitterend met de zachtaardige humor waarvan Herman Finkers het monopolie bezit.
Het is, uiteindelijk, een lichte familiekomedie met een weemoedige ondertoon, wel van een kwaliteit die het genre ‘dorpsverhaal’ ruimschoots overstijgt, mede omdat het probleem van Gedda en Jan ook een mooie verdieping krijgt in twee andere relaties in de familie, die van de beide (ruimschoot volwassen) kinderen van Jan en Gedda. En op een enkele uitzondering na houden die mensen allemaal zielsveel van elkaar en willen elkaar niks aandoen – maar soms moet het dus.
Vermelding verdient ook nog dat een groot deel van degenen die de film maakten het Twents beheersen, zo vinden we ook twee mooie cameo’s van Daphne Bunskoek respectievelijk Erik Dijkstra. En de regisseur is uiteraard, zou ik bijna zeggen, Johan Nijenhuis, bekend van een groot aantal lichtvoetige films, tv-producties en dito series.
De film lijkt intussen af te stevenen op een behoorlijk succes, er zijn berichten over een massale kaartverkoop. Mooi, aanbevolen ook: er is wat te lachen en vooral vaak te glimlachen.