Een heel andere Gouden Eeuw
Boekbespreking door Sante Brun
oit wilde ik historicus worden. Ik had toen al een aantal prachtige historische werken gelezen en ik maakte het mezelf niet eenvoudig: Gibbon was erbij, en Ranke. Toen ik me inschreef voor een schriftelijke cursus (ik had een drukke baan en een gezin en ik woonde in Maastricht) kwam ik erachter dat ik me bij ‘geschiedenis’ iets veel avontuurlijkers had voorgesteld dan de werkelijkheid.
Want aan geschiedenis studeren (en daarna geschiedenisles geven en mooie boeken schrijven) ging iets verschrikkelijks vooraf: uren, dagen, maanden, jaren misschien wel, snuffelen in archieven, bibliotheken, langdurig praten met zo saai mogelijke mensen, en dat was dan nog iets: de meeste mensen die je probeerde na te speuren waren immers dood en gaven dus geen bruikbaar antwoord meer.
Sindsdien ben ik wel een liefhebber van geschiedkundige werken waaraan je kunt zijn dat de auteur kosten noch moeite heeft gespaard om de gegevens bij elkaar te zoeken die samen een interessant boek zouden kunnen vormen, en dan bij voorkeur ook nog een boek dat leest als een spannende roman.
Het laatste geschiedenisboek dat ik las was De Bourgondiërs van Bart van Loo, ik schreef daar al over dat het een lekker weglezend boek is, maar dat Van Loo zich behoorlijk wat vrijheden veroorlooft. Niettemin had hij ook veel onderzoek achter de rug.
Toch kocht ik onlangs The Bookshop of the World – Making and Trading Books in the Dutch Golden Age, van de Schotse auteurs Andrew Pettigrew en Arthur der Weduwen. Er is een Nederlandse vertaling op de markt, maar dat boek is 17 euro duurder dan het origineel, dus tja. (De boekhandel van de wereld)
Pettigrew en Der Weduwen, die al eerder over de 16de en 17de eeuw publiceerden, besloten voor dit boek een grondig onderzoek te starten naar de vele (op zeer verschillende plaatsen) aanwezige bij boekveilingen gebruikte catalogi. In de zeventiende eeuw werden de bibliotheken van artsen, wetenschappers, dominees en dergelijke na hun dood geveild om weduwen en kinderen van een pensioen te voorin, en een overzicht van die catalogi moest (en zou) een goed inzicht kunnen verschaffen in de aard van de bij leven verzamelde boeken en vergelijkbare geschriften.
Bartjens
Het verzamelen van een indrukwekkende bibliotheek bleek in de zeventiende eeuw een wijdverbreide ‘hobby’ te zijn geweest. Niet alleen een hobby natuurlijk, veel boeken werden ook intensief gebruikt bij werkzaamheden – juist deze boeken bleken nog maar zelden de dood van de eigenaar te hebben overleefd, omdat ze letterlijk kapotgelezen waren. Niettemin kwamen de auteurs nog veel exemplaren van de Cijfferinghe van meester Bartjens tegen, uiteraard vooral bijbels en psalmboeken, verder reisjournalen van zeevaarders van de VOC en uiteraard de atlassen van Blaeu, benevens boeken over economie, kunst en wetenschap.
Dit materiaal was zodanig uitgebreid dat de auteurs kans zagen op grond ervan een geheel nieuwe geschiedenis van de Gouden Eeuw te schrijven, nu eens niet over de avonturen van Rembrandt en Piet Hein, maar van de zeer kundige en vooruitstrevende drukkers, schrijvers, kopers en verzamelaars van boeken – en niet in de laatste (eerder in de eerste plaats) de kansen die een en ander bood om van drukwerk een exportproduct van formaat te maken. Ook opvallend was het feit dat in Leiden boeken gedrukt werden in het Hebreeuws, het Chaldeeuws en vele andere talen – waarbij de huidige cultuur maar schraaltjes afsteekt.
Nauwelijks censuur
Dat had met name te maken met het feit dat er nauwelijks censuur was in de Republiek der Zeven Provinciën, althans in vergelijking met de benauwde situatie in veel omringende landen, waar vandaan veel vraag was naar met name de goedkope boekjes op klein formaat die in Nederland werden uitgevonden. Ook werden trouwens ook boeken in allerlei talen uit het buitenland geïmporteerd.
Zo krijg je ineens een origineel beeld van de zeventiende eeuw, die ook na de recente ophef daarom nog altijd Gouden Eeuw mag heten, ondanks de Tachtigjarige Oorlog en het Rampjaar een vredig beeld genoemd mag worden, waarin het goed handel drijven was. Zelfs de eeuwige strijd tussen allerlei protestantse fracties werd keurig uitgevochten in plakkaten en dikke boeken, die ook weer bijdroegen aan de omzet van drukkerij en boekhandel. Natuurlijk worden Den Haag en Amsterdam vaak genoemd (Den Haag met name omdat daar een grote opdrachtgever voor drukkers zat: de Staten-Generaal) maar ook andere steden zoals Leiden, Groningen, Harderwijk, Franeker en Deventer speelden in deze wereld een belangrijke rol.
Rembrandt speelde, je zag hem al aankomen, er een ónbelangrijke rol in. Toen hij in 1656 failliet ging werd zijn hele inboedel geveild – daar waren maar 22 boeken bij, die hij wellicht nauwelijks had gelezen. Vergeleken bij zijn (min of meer vermogende) tijdgenoten, die soms bibliotheken verzamelden van wel tienduizend boeken, was hij geen lezer.
The Bookshop of the World is niet zo’n vlot geschreven werk als dat van Van Loo, maar wel zeer nauwkeurig, je zult er nauwelijks ongeverifieerde beweringen in tegenkomen. Dat is weer eens wat anders, en dat compenseert ten volle het feit dat het wat houteriger geschreven is. Je ziet de geschiedenis van Nederland nog eens van een andere kant – maar dat geldt, op zijn manier, uiteraard ook voor De Bourgondiërs.
Mooie boekbespreking van Sante Brun wiens stukken ik las in de Limburger/Limburgs Dagblad. Over censuur in Europa sinds de boekdrukkunst door de eeuwen heen lijkt een mooi onderwerp voor een studie!
Dank je wel, Herman. Ik hecht eraan te melden dat ik uitsluitend voor het Limburgs Dagblad heb gewerkt!