Het niet zo rijke Roomse Leven
et kindermisbruik in de rooms-katholieke kerk is de laatste jaren zo op de voorgrond komen te staan dat de gedachten aan het Rijke Roomsche Leven, zoals in 1963 geschetst door Michel van der Plas, bijna zijn verdwenen. Evengoed De Lachende Kerk van de katholieke cabaretier Fons Jansen. Wat zij vertelden was allemaal waar, maar los van dat misbruik, niet alles.
Van der Plas en Jansen kwamen uit ‘de hogere klassen’, zoals ook de schrijver Godfried Bomans. Intellectuelen die keken door de bijpassende bril. Het roomse leven was niet altijd zo rijk, laat staan dat het voortdurend lachen was geblazen. Vanuit dat totaal andere gezichtspunt en aan de hand van het leven van haar grootmoeder, schreef Ineke van Pelt haar boek: Mijn Rooie Roomse Oma.
Op 26 juni 1970, haar tachtigste verjaardag, vroeg Marie van Pelt-Moelands, na in het bejaardentehuis in Goirle te zijn toegezongen, naar de huisarts. ‘Voelt u zich niet goed?’ Ze had immers hartklachten. Niks aan de hand. Zij had besloten, te stoppen met haar medicijnen. ‘Ik geniet nog van elke dag die de Heer mij schenkt, maar als ik wat ga mankeren, dan aanvaard ik dat.’ Ze leefde nog drie jaar in relatief goede gezondheid.
Een Marie typerende passage in het boek van kleindochter Ineke van Pelt. Een uiterst sober leven met een rotsvast geloof, dat haar trouwens soms behoorlijk dwars kon zitten: toen zij na de oorlog ‘n keer socialistisch had gestemd, ging ze dat biechten. Het was een zonde.
De familie Van Pelt met rechts oma Marie, achter haar opa Frans en op de voorgrond midden de schrijfster op driejarige leeftijd. Illustratie uit Mijn Rooie Roomse Oma. |
Als jong meisje, te voet op weg van haar dienstbetrekking in Tilburg naar Riel, waar zij leefde onder de knoet van een kwaaie stiefmoeder (het prototype, schrijft Van Pelt) werd Marietje in de winterkou verkracht. Ze wist van toeten noch blazen, ook over haar ongesteld worden, kort daarna. Het heeft heel lang geduurd voordat het bekend werd in de familie. De ‘fundamentalistische’ r.-k geloofspraktijken plus dit soort ervaringen hebben haar gevormd. Wat een wonder dat zij die haar hebben gekend, haar ‘kil en gesloten’ vonden; er kon niet gauw een lachje af.
Toch moet Marie een geweldige moeder en echtgenote zijn geweest, het laatste voor haar Frans van Pelt, een onberispelijk ijverende slijper van spoorwielen in de werkplaats van de NS, in Tilburg bekend als d’n atteljee. Zuinig, om een huisje te kunnen kopen. Het lot was hen overigens goed gezind, toen de crisis in de jaren dertig toesloeg en de Tilburgse werklozen enkele keren per dag in de rij moesten staan om ter controle te stempelen. De enige luxe waarvoor Marie ooit bezweek was een azalea, een moeilijke plant die dan ook na enkele dagen de vuilnisbak inging.
Was het geloof een vorm van verdrukking, waarbij een schrijnend onderscheid werd gemaakt tussen arm (de arbeiders voor wie de fluiten van de wolfabrieken vier keer per dag loeiden) en rijk (de fabrikaanten), Marie aanvaardde dat als Gods wil. Wat niet wegnam dat zij ‘links’ dacht. Een neef van haar man, Bart van Pelt, was een socialistisch voorman, die jaren in de Tilburgse gemeenteraad zat, maar wie door toedoen van de Katholieke Volkspartij het wethouderschap werd onthouden. Naar hem is wel een plein in Tilburg genoemd, zij het na zijn dood.
Marie heeft de afkalving van haar geloof, ook bij haar nageslacht, nog moeten meemaken. Zelfs hoon is haar, van een Amsterdamse schoondochter die haar trouwens ook met jij aansprak wat in het zuiden toen ongepast werd gevonden, niet bespaard gebleven. Nochtans, het eerste waar ze naar vroeg toen het bejaardenhuis aan de orde kwam: ‘Is er een kapel?’ Zij was toen al gedwongen de zondagsmis via radio of tv te volgen.
Het zal duidelijk zijn, Mijn Rooie Roomse Oma is ook een waardevolle bijdrage aan Tilburgs sociale geschiedenis. Ineke van Pelt is een wetenschapper. Ze studeerde filosofie aan wat toen nog de Universiteit van Tilburg heette. Toch schreef zij, licht van toon, een uiterst toegankelijk boek. Zij is er zich van bewust dat – ondanks geraadpleegde literatuur, meelezers en adviseurs – er foutjes in zitten, voornamelijk doordat zij niet met het r.-k. geloof en zijn liturgie is opgegroeid. Haar dan toekomstige vader Jan van Pelt zit bij voorbeeld op een gegeven moment als misdienaar ‘op het altaar’. Het zij de schrijver met een glimlach vergeven.