Een stuk of vijf boeken en wat ik daarbij dacht
Sante Brun
nlangs besteedde ik aandacht aan enkele opmerkingen van de Indiase schrijver Amitav Ghosh over de manier waarop moderne romanschrijvers aandacht besteden aan de klimaatverandering, of klimaatverandering gebruiken als onderwerp voor hun boeken. Hij concludeerde dat dat zeer spaarzaam gebeurt, mede door het feit dat de klimaatverandering ‘te groot’ is, niet geschikt voor de doorgaans intieme inhoud van moderne literatuur. Dit in tegenstelling tot de grote legendes van de mensheid, die juist de grote gebeurtenissen – vulkaanuitbarstingen, ontstaan van planeten, opduiken of verdwijnen van continenten – tot onderwerp hebben.
Ik kan me daar wel wat bij voorstellen en bekijk de boeken die ik sindsdien lees ook onder dit aspect. Ghosh noemt de Amerikaanse schrijver Thomas Coraghessan Doyle als een van de schrijvers die aandacht besteden aan milieuproblemen, zoals in A Friend of the Earth, maar dat telt niet, zegt Ghosh: dat is science fiction. Nou ja, voor een deel is dat dan weer woordspel.
Een boek dat in ieder geval speelt met onderwerpen rond het milieu en klimaatverandering is Divorare il cielo (De hemel verslinden) van Paolo Giordano. Zoals gebruikelijk bij deze schrijver zijn de personen in zijn boek van jeugdige leeftijd. Het gaat om een meisje dat op haar vakantie bij haar grootmoeder in Zuid-Italië kennis maakt met drie jongens die op een nabijgelegen boerderij opgevoed worden door een soort goeroe. Zelfvoorziening is een van de kernbegrippen waarin de jongens worden opgevoed. Net als in enkele boeken van George Orwell slaat het idealisme al snel om in vormen van misdadigheid: vergiftiging, verkrachting etc.
De jongens vormen later een strijdgroep die het rooien van olijfbomen die zijn aangetast door de bacterie Xylella fastidiosa proberen te verhinderen omdat ze denken dat achter het rooien van de (in Puglia enorm veel voorkomende olijfgaarden) andere doeleinden zitten. De onderlinge relaties van de jongelui zijn er de oorzaak van dat het allemaal nogal uit de hand loopt, lees het boek, het is ook in het Nederlands vertaald.
Een van de jongens begeeft zich in een grot op IJsland (je leest het goed) omdat hij denkt dat dat eiland een plek is die er nog zo uitziet als ‘in den beginne’. Onzin natuurlijk, het eiland was ooit dichtbebost, de bomen zijn gekapt door de Vikingen. Kortom: we weten eigenlijk niks en wat we eventueel wel weten moet eerst onderzocht worden op waarheidsgehalte – is het geen fake news?
Fake news, daar kunnen moderne schrijvers ook flink mee terecht. Het is een van de elementen in het meest recente boek van A.F.Th. van der Heijden, Mooi doodliggen. Een Russische journalist, die veel schrijft over de ramp met de MH17, (in het boek MX17 genoemd) spant samen met de Oekraïense geheime dienst om te voorkomen dat hij door de Russische geheime dienst wordt vermoord – de oplossing is origineel maar leidt toch tot rampzalige gevolgen voor de journalist.
Hij heeft overigens goede contacten met een Nederlandse collega, en dat is dan mede de verklaring waarom de Rus vaak Nederlandse spreekwoorden gebruikt en verwijst naar vergelijkingen met toestanden in Nederland. Een beetje ongeloofwaardig, gezien ook het feit dat hij nauwelijks Nederlands spreekt. Aan het eind van de bibliografie van A.F.Th. aan het eind van het boek gloort een beetje hoop: er komt een roman getiteld MX17. Laten we daar maar op wachten.
Van J.M.A. Biesheuvel had ik al een stuk of dertien verhalenbundels, maar ja, als er na vele jaren weer een verschijnt, moet je die natuurlijk ook hebben. Verhalen uit het gekkenhuis heet het zeer toepasselijk, want dat zijn exact die verhalen, enkele uit die dertien bundels en een aantal nieuwe. Met name die laatste zijn lange stukken die je pas echt meeslepen naar de poorten van de hel, je kijkt de hele tijd door een klein raampje naar het woeden van het onblusbare vuur, het binnenste van een vulkaan.. Niemand kan zo keihard en gruwelijk schrijven over zijn eigen angsten, zijn waanvoorstellingen, de mate waarin hij daaraan lijdt, de mate waarin hij zijn echtgenote ermee teistert, de spijt en de wroeging die hij daarover heeft, maar hij kan er niets aan doen: hij is immers knettergek.
Van de serie ‘hertalingen’ van Griekse mythen sagen door Stephen Fry zijn we nog niet af. Na Mythos verscheen onlangs Heroes, opnieuw buitengewoon vermakelijk – ik gebruik het woord ‘hertaling’ dan ook ironisch, Fry vertelt de verhalen in zijn eigen woorden en maakt er nog net geen tekening bij. De ‘plaatjes’ in het boek zijn wel gekleurd, maar dan door beroemde schilders die de avonturen van vaak erg menselijke helden als Heracles, Theseus, Orpheus, Jason en vele anderen vastlegden in met name achttiende- en negentiende-eeuwse werken. Hint: Troje en de Odyssee zijn duidelijk onderwerpen voor een derde deel. Wij kijken er reikhalzend naar uit. Ik kan zeer genieten van de Oxbridge-ironie van Fry en zijn soms jolige, soms pittige verteltrant.
Maar ik had het, als u het zich nog herinnert van hierboven, over milieu en literatuur. Zelfs als het onderwerp niet met name genoemd wordt, blijken nogal wat schrijvers zich ervan bewust, dat er iets in de lucht hangt dat niet pluis is. Dat betekent voorlopig ook het einde van het happy end.
Wie er wel totaal neutraal tegenover lijkt te staan is Andrea Camilleri, maar die wordt, uiteraard bij leven en welzijn, in september van dit jaar dan ook 94 jaar. In zijn negentigste boek (als ik goed geteld heb, althans in mijn eigen boekenkast) toont hij aan dat werkelijk alles dat hij aan het papier toevertrouwt, tegenwoordig door middel van dictaat omdat hij vrijwel blind is geworden, wel een drukker vindt. Het meeste verschijnt bij Sellerio in Palermo, maar geregeld verschijnt er ook iets bij bijvoorbeeld Bompiani.
Dat is bijvoorbeeld het geval met zijn boekje Ora dimmi di te, wat je zou kunnen vertalen met ‘Nu is het jouw beurt iets over jezelf te vertellen’. Het boekje van iets meer dan honderd pagina’s heeft als ondertitel Lettera a Matilda. Matilda is de inmiddels zesjarige, maar ten tijde van het schrijven van de ‘brief’ nog geen vierjarige achterkleindochter (pronipotina) van de schrijver. De titel van het boek moet dan ook als ironisch worden opgevat, want tegen de tijd dat Matilda in staat zou zijn over haar leven te vertellen zal overgrootvader wellicht geen gelegenheid meer hebben haar te aanhoren. Hai capito?
De brief heeft de bedoeling aan Matilda te vertellen wie en wat overgrootvader is/was, wat er gebeurde tijdens zijn leven en wat ervan is overgebleven. Kort samengevat: Camilleri heeft, wat zijn visie op Italië betreft, nooit een blad voor de mond genomen.
Het boekje eindigt met een paar lessen die hij zelf heeft geleerd, en enkele adviezen. Een van de dingen die hij altijd heeft volgehouden: geef nooit een oordeel over anderen, wees bescheiden. Toen hij bericht kreeg dat hij was aangewezen om zitting te nemen in een rechtbankjury, schrok hij dan ook. ‘Kan ik weigeren?’ ‘Nee’, zei de rechter. Na een kort gesprek over het onderwerp adviseerde rechter hem, de volgende dag te komen met een schriftelijke diagnose van een psychiater, houdende de boodschap dat Camilleri gek was en dus ongeschikt als jurylid. Trots kan hij Matilda melden dat hij inderdaad gek bleek te zijn, en dat ook zo wil houden.
De laatste alinea van het boekje luidt: ‘Het laatste dat ik geleerd heb: dat je niet zonder ideaal kunt en dat je zonder de geringste aarzeling aan dat ideaal moet vasthouden. Maar daarnaast moet je ook altijd luisteren naar de ideeën van anderen, zeker als die afwijken van die van jezelf. Maar houd vast aan je eigen ideaal, leg het uit en leg het nog een keer uit. En denk er aan dat, of je de discussie wint of verliest, er geen vlag is die niet verbleekt in de zon. E ora dimmi di te.’