Archive for januari, 2018
Een paar seconden Facebook
aar ik echt een bloedhekel aan heb, dat is dat een krant of tijdschrift waar ik een abonnement op heb, mij verslijt voor ‘geestelijk uitgedaagd’.
Sinds jaar en dag vult de lokale krant tussen 11 november en de datum van Vastenavond zijn pagina’s steevast voor een deel met het absolute fake news – geen fake in de zin: gelogen of verzonnen, maar fake in de betekenis van ‘helemaal niks’.
Meer op SanteLOGie – Voorpagina hhBest
Elianne van Elderen uit Best in dichtersfinale
Januari is de Maand van de Poëzie. Elianne van Elderen uit Best en Gert Vanlerberghe uit Antwerpen zijn zondagmiddag doorgegaan naar de finale van dichtslamrap in boxtel. De halve finale had plaats in Café Le Temps Perdu in Boxtel. Samen met andere (elders) genomineerden komen Elianne en Gert op donderdag 25 januari – opnieuw in Boxtel – uit in de finale. Foto © Jan van de Ven
Meer op beeldenstormer.nl – Voorpagina hhBest
Tijdbeeld
aarom vind ik deze foto (fragment, van het ANP) die vandaag in de kranten staat, zo typerend voor deze tijd? Hier benadert een minister, mevrouw Cora van Nieuwenhuizen van Infrastructuur en Waterstaat, een burger op een parkeerplaats aan de A16. Ze legt een chauffeur een nieuwe Europese maatregel uit, die het hem en zijn collega’s verbieden, voortaan met hun voertuig het weekeinde op dit soort plekken door te brengen.
De tijd dat ministers met excellentie werden aangesproken ligt al wel een halve eeuw achter ons. Sinds wanneer mannen (heren) niet meer opstaan voor vrouwen (dames), weet ik zo niet; het is wellicht de vrucht van de emancipatie. Dat iemand z’n pet afnam voor een autoriteit ligt in elk geval in een nog verder verleden. Toen was die autoriteit trouwens altijd een man en die droeg op z’n minst een hoge hoed. De minister kon in dit geval best een meisje zijn dat om een lift vraagt. En de chauffeur is zo goed als zeker een buitenlander. Weet hij veel.
De greep naar de frikadellen
ejaarde mensen zijn, in het algemeen, volgzame types. Ik bedoel bijvoorbeeld: het orkest zet de Radetzkymars in en de zaal, voornamelijk gevuld met bejaarde mensen, begint gehoorzaam en in de juiste maat, in de handen te klappen. Tiete kont, tiete kont, tiete kont kont kont! En om de sfeer niet om zeep te helpen klappen de schaars aanwezige dertigers, veertigers en vijftigers ook mee. Doe maar ruig! Voor een keertje, de dagen worden toch alweer merkbaar langer, de zomer komt er aan, de kou kan uit de botten!
Meer op SanteLOGie – Voorpagina hhBest
Aan de Maas
Aan de Maas op de Empelsedijk. Geen rivier buiten z’n oevers hier, maar wel veel hoog water en wielen langs de dijk die buiten hun oevers zijn getreden. Bomen met de voeten in het water, met hun spiegelbeelden als tegenvoeters. Foto © Jan van de Ven
Meer op beeldenstormer.nl – Voorpagina hhBest
Wildplasser kan z’n gang gaan, als-ie maar man is
at weten we dus ook weer. In Amsterdam kan de wildplasser voortaan z’n gang gaan, als-ie maar man is. Het is levensgevaarlijk als je met je zatte kop in een gracht gaat staan plassen. Je bloed is dunner door de alcohol en dat heeft negatieve invloed op je hersens. Je kunt natuurlijk ook gewoon je evenwicht verliezen. Heel wat wildplassers zouden daardoor het leven hebben gelaten. God straft onmiddellijk.
Meer op Manieren – Voorpagina hhBest
Carmiggelt, léés die man
Boekbespreking door Sante Brun
p 1 januari 1960 trad ik in dienst van De Gelderlander in Nijmegen en mijn eerste daad (ik neem aan de volgende dag) was het nemen van een abonnement op de Volkskrant, Vrij Nederland, De Groene Amsterdammer, De Telegraaf.
En Het Parool – die krant vrijwel uitsluitend om één dagelijks verschijnend artikel, rechts bovenaan op pagina 3, ondertekend door Kronkel – iedereen wist toen dat dat een pseudoniem was van Simon Carmiggelt.
Enkele maanden later kwam ik toevallig terecht in een café aan de Nijmeegse Hertogstraat en dronk er aan de bar een biertje. Daar zat ook een ietwat tragische jongeman, die – ik herinner me het nu niet precies – een onhoudbaar standpunt verdedigde tegenover de kastelein, die er niet veel mee op had.
In gelul kan ook een Groninger niet wonen
Peter Stiekema
r moeten snel schadeprotocollen komen. Deze woorden sprak minister Wiebes deze week in het door aardbevingen getroffen Groningen. Veel meer had hij de Groningers niet te bieden. De schadeafhandeling ligt al sinds maart 2017 stil. Het beschikbare geld is nagenoeg op. Van de 1.3 miljard, die de overheid dacht nodig te hebben, is nog 53 miljoen over. Nieuwe aardbevingen, als gevolg van de gaswinning, zoals deze week in Zeerijp, veroorzaken nieuwe schade en nog meer wanhoop en angst onder de bevolking. En Wiebes, die eerder al de Belastingdienst (bijna) om zeep hielp, mag nu als opvolger van de apparatsjik Kamp op Economische Zaken, teen en tander gaan regelen. Ik vrees dan ook het ergste voor de Groningers.
Nuenen dwers
r bestaat een vergeten gezegde over de mentaliteit van de inwoners van Nuenen: Nuenen dwers. Tegendraads dus. Een spoor van deze recalcitrantie trof ik deze week aan in een openingskop van het Eindhovens Dagblad. ‘’Opgelegde fusie werkt averechts.’ Lezers van deze krant weten onmiddellijk waar dit op slaat: een herindeling van gemeenten in Zuid-Oost Brabant, waarbij de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten bij Eindhoven wordt gevoegd dan wel samengaat met de eveneens aangrenzende gemeente Son en Breugel. Nuenen ligt in alle opzichten dwers.
Meer op Manieren – Voorpagina hhBest
Een ‘Brusselse satire’ van Geert van Istendael
eert van Istendael (bijna 71) is ‘op den buiten’ gaan wonen en deed zijn geliefde Brussel een afscheidscadeautje: een thriller, genaamd het lijk in de boomgaard.
Aan de krant De Morgen vertelde hij ‘Ik laat al mijn boeken vooraf lezen door een aantal mensen van wie ik het oordeel erg hoog inschat. Deze keer logen de opmerkingen er niet om. Iemand zei zelfs: “Gooi het weg”’.
Niettemin won Van Istendael er een prijs mee, genoemd naar wijlen de Belgische thriller-recensent Fred Braeckman. Dat verhoogt de nieuwsgierigheid naar het door de ook in ons land beroemde, opiniërende schrijver en dichter bewandelde zijpad. Al blijkt fictie hem zeker niet totaal vreemd te zijn.
Bij1 geraapt zootje
Peter Stiekema
at zou zo’n Cailin Kuit nou denken? Ik kom wel weg met een leugentje? Wie is Cailin Kuit?, hoor ik u vragen. Dat is de nummer 3 op de lijst van de partij van Sylvana S., Bij1, die gaat meedoen aan de gemeenteraadsverkiezingen in Amsterdam. Let op er staat niet bijl, maar bij1, bijeen dus. Een cijfer en lettergrapje. Vol trots werd Cailin door Sylvana gepresenteerd als psychiater, maar dat blijkt dus niet waar te zijn. Sylvana deed een Wildersje.
Rokertje? Ja gezellig!
ek dat ik bij roken nog altijd denk aan ‘gezelligheid’. Laat ik het maar meteen bekennen: ja ik rook. Drie sigaren (senoritas) van een goed merk per dag. Buiten, op het terras. Inhaleren doe je niet bij sigaren. Wees gerust, ik ga niet doorfilosoferen over de versleten slogan ‘een tevreden roker is geen onruststoker’. Ook niet over Van Rossum’s Troost; het pakje tabak waarop je een zeventiende-eeuwer een man in een schandblok een aarden (goudse?) pijp ziet toesteken.
Noch heb ik me ooit laten inspireren door stoere cowboys om een bepaald merk sigaretten te gaan roken. Maar de herinneringen aan ‘gezellie’ en de anekdotes daaromheen, blijven me bij. Als tegengif voor het fanatisme, waarmee het roken naar de krochten van de hel wordt verwezen.
Meer op Manieren – Voorpagina hhBest
Wat we al wisten of minstens vermoedden
Boekbespreking door Sante Brun
at in Fire and Fury van William Wolff minstens ongeloofwaardig en vermoedelijk ook niet waar is: dat hij de tweehonderd dagen tussen 20 januari en 10 oktober 2017 heeft doorgebracht op een divan in het Witte Huis. Maar dat is een opzichtige onwaarheid die ik wel kan begrijpen en die ook geen invloed heeft op mijn mening over zijn boek: de tekst bestaat voor een belangrijk deel uit niet aan bepaalde personen toegeschreven citaten, maar duidelijk wel uit citaten die werden opgevangen in het Witte Huis en doorgebriefd aan Wolff.
Wat ik meteen deed na de ontvangst van het PDF-bestand met de tekst van het boek: kijken of het woord nucleair erin voorkwam (niet), bom (acht keer, maar steeds in figuratieve betekenis) of button (alleen als button-down, een type overhemdkraag).
Monk, Murakami, Bodo, Wolff
Boekbespreking door Sante Brun
ls altijd heb ik voldoende te lezen, dus ik ploeg gestaag door. Sinds de jaarwisseling las ik de novelle (nou ja, toch dik 200 pagina’s) Widerfahrnis van Bodo Kirchhoff en heb net het eerste deel uit van Haruki Murakami’s De moord op Commendatore. Vanmorgen heb ik gedownload Fire and Fury over mijn favoriete gek Donald Duck in het Witte Huis, dus daar ben ik dan weer een poosje mee bezig.
Na het dichtslaan van Murakami’s boek dacht ik even: hoe heette die portretschilder, de ikfiguur van het boek ook weer? Want ik vergeet tegenwoordig veel namen. Ik weet inmiddels dat ik met net er naast denken de naam meestal snel terugbreng, maar dit geval kwam er niks.
De kwasten van Dorus
Het gereedschap van de Schijndelse kunstschilder Dorus van Oorschot in het Jan Heestershuis. Foto © Jan van de Ven.
Jan van de Ven
n het Jan Heestershuis in Schijndel wilde ik toch nog wel even een kijkje nemen bij de wisseltentoonstelling ‘Noorderlicht’, met werken van Noord-Nederlandse realistische schilders – en met veel stillevens natuurlijk.
Maar een van de mooiste stillevens in dat ontzettend leuke museum vind ik toch altijd weer de kleine opstelling van het oorspronkelijke atelier van Dorus van Oorschot. Werk van hem en van zijn Schijndelse collega Jan Heesters vormen de eigen collectie van het museum aan de Pompstraat in het Meierijse dorp.
Meer op beeldenstormer.nl – Voorpagina hhBest
Zeg scheet, komt het wel goed?
en béétje columnist schrijft natuurlijk geen geinig stukkie over een televisieprogramma als ‘Ik vertrek’.
Maar dan moet een béétje columnist het hebben over het feit dat Donald Duck in het Witte Huis zichzelf officieel tot Stabiel Genie heeft verklaard.
Niet doen.
Of toch over Jean Paul Rawie die in prachtig half vergeten Nederlands de uitnodiging weigert om aan de Groningse universiteit een lezing te houden over Nederlandse dichtkunst – in het Engels.
Meer op SanteLOGie — Voorpagina hhBest
Vergeten voornemen
Vuurwerkresten en de laatste blâren
Schoonmaakmensen om die klus te klaren
Want daar dokken we immers voor?
Roepen de afstekers nu in koor
Maar bij voornemens was vergeten
dat
Zelf opruimen was inbegrepen
(Goede uitzonderingen daargelaten.) Voorpagina hhBest
Een vrolijke middag in Heraklion
at ik jullie dat verhaal nog nooit verteld heb… Over die keer dat ik een goedkoop tripje naar Kreta maakte, in april 1988. Ik betrok daar met echtgenote en koters in de leeftijden van 5 jaar respectievelijk 9 maanden een appartementje…
O wacht. Vlak voor het vertrek kwam de chef sport van de redactie ter ore dat ik naar Kreta zou gaan. Of ik daar even Gène Gerards zou kunnen interviewen? Dat kon, zei ik, zeker als ik dan op kosten van de krant een auto zou kunnen huren. Trouwens, wie is Gène Gerards?
Meer op SanteLOGie – Voorpagina hhBest
Afscheid van een kasteleinse
Ria Schouten, hier achter de toog van haar café Voltaire aan de Stoofstraat in Den Bosch, droeg haar zaak over aan een ander, die haar formule continueert. Een bijzondere formule. Foto © Jan van de Ven.
Meer op beeldenstormer.nl – Voorpagina hhBest
Rust zacht, hoofdredacteur
Boekbespreking door Sante Brun
et is op de ochtend van 23 november 1963, ‘s morgens om half zes, op het tweede perron van het station in Nijmegen. De enige plek in Nijmegen waar op dat tijdstip bier wordt geschonken. Aanwezig: een tiental redacteuren van De Gelderlander, onder wie meine Wenigkeit. En hoofdredacteur Louis Frequin, allemaal zojuist klaar met een geslaagde verslaglegging van de grote gebeurtenis van de avond tevoren: de moord op president John Kennedy van de Verenigde Staten in Dallas. Het heeft erom gespannen of we voldoende materiaal, met name foto’s, binnen zouden krijgen, maar het was allemaal uitstekend gelukt, dus wij waren wel toe aan een paar biertjes.
In het gezelschap is Yvonne Tiggeler, een opvallende hoogblonde verschijning, toen 19 jaar oud en kort daarvoor op de redactie in dienst getreden als leerling-journalist, de eerste vrouw ter redactie na de een of twee vrouwen die in de jaren vijftig op de redactie hadden gewerkt.
Yvonne drinkt geen bier, zegt ze. ‘Tuurlijk wel,’ roept de hoofdredacteur, ‘Dat is goed voor het zog!’ Wij andere mannen grinniken besmuikt, als altijd wanneer de hoofdredacteur een grove grap ten beste geeft, maar Yvonne neemt afgemeten afscheid en stapt even later in de trein die haar naar Den Haag zal brengen, waar haar ouders wonen.
Het was misschien geen hashtag metoo avant la lettre, maar het kwam wel in de buurt.
Ik moest daaraan denken bij het lezen van de onlangs verschenen biografie ‘Krantenpaus’, geschreven door Hélène van Beek en Louis van de Geijn. Het is de biografie van een van de opmerkelijkste Nederlandse journalisten van na de oorlog, Louis Frequin. Hij was op het moment dat ik hierboven beschreef 49 jaar en had al een zekere reputatie opgebouwd als iemand die geen blad voor de mond nam als het erom ging de Katholieke Volkspartij en de katholieke kerk te verdedigen en te steunen, waarbij hij in de tijd dat hij hoofdredacteur was, toen achttien jaar, kans zag de oplage van de krant te verdubbelen en haar de allure van een landelijk dagblad te verschaffen.
Ik heb precies zevenenhalf jaar onder leiding van deze selfmade journalist gewerkt, en bij het lezen drong het tot me door dat het zijn ‘type’ katholicisme geweest is dat mij er destijds definitief toe bracht het lidmaatschap van de roomsche kerk op te zeggen. Uit het boek begreep ik dat (door mij zeer bewonderde) collega Boet Kokke dat ongeveer tezelfdertijd ook had gedaan – maar hij vond het nodig daar de hoofdredacteur van op de hoogte te stellen. Het liep met een sisser af, maar Boet was dan ook een van de belangrijkste redacteuren van Frequins krant en ik was maar net leerling-af.
Ik ben me destijds van heel veel niet bewust geweest, merk ik bij het lezen van Krantenpaus – ik was 21 toen ik op de redactie van De Gelderlander ging werken en ik had allerlei andere dingen aan het hoofd dan het gedoe van de oude mannen op de redactie.
Louis van de Geijn werkte vanaf 1969 tot 1977 onder leiding van Frequin en wellicht zou je verwachten dat de biografie de neiging zou hebben uit te draaien op een hagiografie, een heiligenleven dus.
Maar dat is absoluut niet het geval. Heel afgewogen zetten hij en zijn medeschrijver Hélène van Beek de feiten op een rij. Aan de pluskant van Frequins leven stond het feit dat hij zich daadwerkelijk in de Tweede Wereldoorlog verzet had tegen de Duitse bezetting, door zijn werk voor een illegaal blad. Hij werd verraden en gevangen gezet, onderworpen aan een schijnexecutie en ook flink mishandeld. Uiteindelijk wist hij vrij te komen.
Zwart Front
Maar aan de andere kant was hij geheel vrijwillig, in het begin van de oorlog, lid geworden van Arnold Meijers Nationaal Front, dat in de jaren dertig opgericht was als Zwart Front. De organisatie stelde zich te weer tegen de NSB en was uitgesproken katholiek maar vooral fascistisch, antidemocratisch, antisemitisch en autocratisch. Meijer kwam onder andere met het idee om een legioen van Nederlandse mannen aan de zijde van de Duitsers te laten vechten tegen de Sovjet-Unie. Frequin beweerde veel later en herhaaldelijk dat hij al snel had begrepen dat zijn lidmaatschap (en functie van gouwcorrespondent in Huissen voor de krant van Nationaal Front, het Nederlandsch Dagblad) niet in orde was, maar in de archieven is geen beëindiging van lidmaatschap te vinden. Nationaal Front werd trouwens kort daarna op bevel van de bezetter opgeheven.
Na de oorlog en na Frequins benoeming tot hoofdredacteur van De Gelderlander nam hij enkele ‘kameraden’ uit het Nationaal Front in dienst op de redactie, onder wie Martin Bruyns en Henk van Maurik. De beruchte antisemiet Albert Kuyle werd vast medewerker.
Tientallen jaren na de oorlog werd vooral in de linkse pers elke aanleiding aangegrepen om Frequin weg te zetten als ‘fascist’. Dat was ietwat slordig omdat het woord ‘fascist’ inmiddels een veel zwaardere lading had gekregen dan ten tijde van het Zwart cq Nationaal Front, maar het blijft natuurlijk een feit dat het lidmaatschap van dat gezelschap heel bedenkelijk was. Dat vond de KVP na de oorlog ook, toen ze besloot dat Frequin namens haar geen lid van de Tweede Kamer kon worden, ondanks dat hij een fanatiek en invloedrijk aanhanger was van die partij en dat ook lang bleef.
Iedere keer weer kwam Frequin in het geweer om de aantijgingen te weerleggen, of zijn lidmaatschap van Zwart Front te bagatelliseren en te benadrukken wat hem was overkomen als lid van het verzet. Hij schuwde daarbij niet zo nodig de geschiedenis enigszins te herschrijven.
Hoe dan ook, Frequin leed ongetwijfeld aan de gevolgen van een oorlogstrauma.
Dat nam niet weg dat hij elke discussie over onderwerpen die hem aangingen onmiddellijk op de spits placht te drijven – dat deed mij sterk denken aan de wijze waarop zijn oudste zoon Willibrord later tekeer placht te gaan in zijn tv-programma’s. Dat was Louis van de Geijn ook opgevallen.
Maar intussen groeide de krant. ‘De regio is de kurk waarop de krant drijft’, hield Frequin (mijn waarneming) de redacteuren voor, maar daarna trok hij zelf weer de wijde wereld in en kwam terug met eindeloze reeksen verhalen, waarin hij ook vaak blijk gaf van een nogal markante vorm van belangstelling voor mooie vrouwen. Ook had hij steeds, zo schrijven de auteurs van de biografie, een fikse moppentrommel met schuine bakken paraat.
Frequin had een ongeëvenaard relatienetwerk (hij noemde het ’Vitamine-R’) van kerkelijke en politieke hoogwaardigheidsbekleders. Daarnaast was hij een geweldige vader voor zijn acht kinderen, maar wier opvoeding wel grotendeels neerkwam op zijn echtgenote Diny.
Rariteitenkabinet
Inmiddels raakte zijn type benauwd katholicisme steeds verder in het rariteitenkabinet, zonder dat hij het merkte. Nog bij zijn afscheid hield hij een rede, gekleed in pastoorstoog. Zijn vrouw placht hij ‘moeder overste’ te noemen. Hij lijkt rotsvast geloofd te hebben in het bestaan van de hemel en de daar verblijf houdende heiligen.
Tot het eind van de jaren zestig van de vorige eeuw bleef hij intussen de onaantastbare autoriteit in de katholieke journalistiek, compleet met de bijpassende autoritaire stijl van leiding geven.
Wat Van Beek en Van de Geijn niet is opgevallen, zij vermelden het althans niet, dat Frequin ook in bepaalde gevallen over zich liet lopen. Enkele redacteuren van de krant, onder wie Hen Bollen en Louis de Lange, plachten (in mijn tijd) achter zijn rug of ook wel in zijn gezicht een lange neus te maken naar de hoofdredacteur, diens opvattingen en diens beleid. En chef-redacteur, later adjunct-hoofdredacteur Henk Erkens, prominent in de KVP, die hoofdredactionele commentaren schreef waarin het woord ‘imponderabilia’ vaak voorkwam, en ook bekend stond wegens het schrijven van recensies van tv-programma’s die niet waren uitgezonden, kon ongehinderd ‘in de tijd van de baas’ voor de KVP gebruik maken van de diensten van redactiepersoneel.
Vanaf de jaren zeventig taande de invloed van Frequin. Ook zijn greep op de redactie werd losser. Hij verstond de tekenen van de tijd en nam het initiatief tot een redactieraad, maar die werd zo ingericht dat de hoofdredacteur vrijwel niets van zijn bevoegdheden inleverde. Die raad was geen blijvertje.
Als schoensmeer
Intussen stond het tot dan toe bekende medialandschap van Nederland op de rand van de afgrond, zowel als gevolg van de ontzuiling waardoor katholieken niet meer vanzelfsprekend een katholieke krant lazen, als door de afkalvende positie van de dagbladpers op de advertentiemarkt als gevolg van de invoering van radio- en tv-reclame. De ene krantentitel na de andere verdween of ging op in een andere titel, steeds sterker werd de greep van het kapitalistisch gedachtegoed op de bedrijfstak. ‘De krant is geen schoensmeer,’ zoals Frequin het zei, maar dat verhinderde niet dat een zelfstandige, eigengereide pers onmogelijk werd gemaakt. De krant, voor zover ze nog bestond, werd inderdaad, hoe onvoorstelbaar ook, een gewoon product, net als schoensmeer of pleepapier.
Al die gebeurtenissen stelden Frequin zwaar teleur en bracht hem ertoe enkele jaren vóór de pensioengerechtigde leeftijd er de brui aan te geven. Niettemin kon hij het niet nalaten nog even over zijn ‘graf’ heen te regeren, door zich te bemoeien met de benoeming van zijn opvolger.
Ruzie over de vraag of Frequins opvolger katholiek moest zijn werd overbodig toen er drie min of meer vroom katholieke kandidaten uit Frequins ‘eigen stal’ bleken te zijn: Frans Hulskorte, Max de Bok en Hans Sars. Frans Hulskorte was de enige met ervaring in deze functie en kreeg die dan ook. Waarmee in vervulling ging wat al voorspeld werd in de tijd dat ik nog bij De Gelderlander werkte, namelijk dat Frans destijds al de door Frequin gekozen ‘kroonprins’ was – ondanks dat hij in 1965 ontslag had genomen om naar het Limburgs Dagblad te vertrekken. Frequin noemde Hulskorte toen publiekelijk een deserteur.
De laatste
Frequin was een van de laatste hoofdredacteuren die als ‘primus inter pares’, de beste onder zijns gelijken, tevens de vleesgeworden hoofdredacteur – met pensioen ging, daarna was de hoofdredacteur veelal en vooral manager van de redactie.
En al helemaal was hij de laatste hoofdredacteur die graag met een kardinaal een kaartje legde en meerdere Nederlandse premiers aan de lunch te zijnen huize uitnodigde, waar reeds de acht kinderen met een of meer vriendjes mitsgaders de vrouw dezes huizes en een of twee inwonende dienstmeisjes aanzaten.
Intussen kun je het zo samenvatten: het schitterende journalistieke zandkasteel dat Frequin op het strand had gebouwd is sindsdien door een ware tsunami van veranderingen weggevaagd, compleet met schuine bakken en grof gedrag tegenover vrouwen, homoseksuelen en mensen en media van linkse signatuur.
Het boek heet Krantenpaus omdat Frequin zich op zijn afscheidsfeest in de Nijmeegse Stadsschouwburg als een paus in een draagstoel door enkele redacteuren liet binnendragen. Die titel is daarom zeker een begrijpelijke keuze. ‘De laatste vleesgeworden hoofdredacteur’ was misschien ook een titel geweest.
________
Het boek is uitgegeven door de Valkhof Pers in Nijmegen.
Op de omslag van het boek staat een wat eigenaardige foto van Louis Frequin. Hij was hier vermomd, namelijk als ‘het GP-mannetje’, een figuurtje dat een tijdlang dagelijks op de voorpagina van de krant stond met een puntig bedoeld tekstje erbij. Het mannetje is rechtsboven op de omslag te zien — hij had een snor, die Frequin ontbeerde. Maar de bolhoed, de paraplu en het pak waren van het GP-mannetje geleend.