Vier weken in de ban van Der Zauberberg
Boekbespreking door Sante Brun
l heel lang liep ik met het idee dat ik Der Zauberberg van Thomas Mann toch eens moest lezen. Echt al een jaar of veertig, nadat ik had vernomen dat er een sublieme vertaling gereed was gekomen in de Nijmeegse Mr Franckenstraat, waar Pé Hawinkels, de vertaler, kort daarna overleed aan een overdosis drugs.
Inmiddels is er recent een nieuwe vertaling verschenen. Maar ik lees de laatste tijd wel vaker Duitse literatuur in het orogineel en ik waagde me dus aan het oorspronkelijke werk – zowat duizend pagina’s voor nog geen dertien euro, geen geld voor een kloek gebonden boek, de uitgave uit 1952, zoveelste druk uit 2015 – en godlof niet in gotisch schrift zoals de eerste druk uit 1924.
Op zich is het ietwat onzinnig nog eens aan een ‘boekbespreking’ te beginnen, dat is met dit werk, zacht gezegd, al eerder gebeurd.
Maar toch, ik heb vier weken nodig gehad voor de lezing, alleen al daarom.
Zoals de geregelde lezer van dit weblog wel gemerkt zal hebben, maak ik vaak vergelijkingen met andere boeken, tijdens het lezen denk ik dan aan dat andere werk en misschien kan het noemen van dat voor mij op een of andere manier verwante werk nog wat meer licht werpen op het besproken boek.
In dit geval dan maar meteen even een greep: om te beginnen El angel exterminador van Luis Buñuel, omdat die film draait om een huis waar mensen bijeen zijn die er niet uit kunnen. Umberto Eco omdat Der Zauberberg lange passages bevat over vrijmetselarij, hermetische wetenschap en zwarte kunst zoals diverse boeken van Eco. En dan natuurlijk Eyeless in Gaza van Aldous Huxley hoewel dat een gevaarlijke vergelijking is – ik bedoel met name te verwijzen naar dat boek wegens de daarin voorkomende hoofdstukken met hoogdravende discussies over wetenschap, literatuur, kunst, godsdienst en politiek, want als Der Zauberberg iets is, dan is het dat wel.
En zelfs dacht ik bij enkele zinnen aan De Avonden van Gerard Reve. De hoofdfiguur, Hans Castorp, laat zich gemakkelijk meeslepen door mensen die hem in hun macht hebben, maar denkt er intussen wel het zijne van, daarom.
Goed dan.
Hans Castorp is een 22-jarige net afgestudeerde scheepsbouwer wiens neef Joachim verpleegd wordt in een Zwitsers sanatorium, in de buurt van Davos. Castorp zal beginnen aan een baan op een scheepswerf, maar neemt eerst drie weken de tijd om zijn neef te bezoeken. Tijdens dat bezoek wordt Castorp feitelijk opgenomen, hij krijgt gewoon een ziekenkamer in de instelling.
De geneesheer-directeur van de instelling, Hofrat dr. Behrends, houdt er, althans in 21ste-eeuwse ogen, nogal eigenaardige geneeswijzen op na, waarbij het belangrijkste ‘kunststuk’ het opwekken van een klaplong is bij patiënten die ‘natte plekken’ in de borst hebben, maar vermoedelijk aan tuberculose lijden.
De Hofrat lijkt er niet zozeer op uit zijn patiënten te genezen, want de meeste worden onder zijn handen alleen maar zieker en menigeen overlijdt dan ook. Hij bedenkt van alles om de (betalende) patiënten in het sanatorium te houden. Tegen het einde van zijn drieweekse verblijf in Davos dwingt Behrends Hans Castorp zijn lichaamstemperatuur eens op te nemen en als blijkt dat hij enkele streepjes verhoging heeft, dwingt Behrends de (toch al meegaande) Castorp nog wat te blijven en deel te nemen aan de therapie.
Die therapie bestaat uit wandelingen in de bergen en langdurige ligsessies, bij voorkeur in de openlucht, en werkelijk enorme hoeveelheden voedsel: elke dag tweemaal ontbijt, een uitgebreide lunch, een maaltijd aan het eind van de middag en nog een kolossaal vijf- of zevengangenmenu in de loop van de avond, steeds met daartussen ligsessies, en na afloop nog ‘Geselligkeit’ waarbij het er soms heet aan toe gaat met nachtelijke bacchanalen vol alcoholische versnaperingen en uiteraard als gezond beschouwde dikke sigaren.
Onder de ‘patiënten’ is ook een getrouwde vrouw uit Dagestan (‘met kirgiezenogen’) genaamd Clawdia Chauchat, op wie Hans Castorp verliefd wordt, maar het niet waagt haar aan te spreken.
Tijdens een uitbundig carnavalsfeest spreekt hij haar uiteindelijk toch aan, waarbij blijkt dat zij de volgende dag het sanatorium zal verlaten. Zijn liefdesverklaring aan haar is de verhevenste, tevens geilste en daarnaast ook meest onbestaanbare die ik ooit ben tegengekomen.
Als ik zo doorga wordt dit stuk ook duizend pagina’s lang. Ik noem nog twee figuren die het politiek-filosofische deel van het boek voor hun rekening nemen, Herr Lodovico Settembrini, vrijmetselaar en democraat in hart en nieren en Naphta, een Jood die Jezuïet is geworden, die de democratie wil vervangen door een theocratie en verder de zwarte kunst vertegenwoordigt.
Settembrini blijkt intussen lid te zijn van een genootschap dat werkt aan een serie boeken, een complete bibliotheek die het doel heeft, alle ziekten nauwkeurig te beschrijven en ze daardoor voor altijd uit te bannen. Dat is voor Hans Castorp aanleiding om zich tot in het absurde te verdiepen in de biochemie.
En dan natuurlijk Mynheer Pieter Peeperkorn, een Hollandse koffie telende koloniaal die opduikt als patiënt, in het gezelschap van… Clawdia Chauchat – hier zie je de bekende eh, reserve van Thomas Mann tegenover het karakter van vrouwen: Clawdia vindt Hans Castorp nog altijd heel aardig, maar kiest toch voor de machtige en rijke Peeperkorn, hoewel ze wel beseft dat dat eigenlijk heel fout is. (Ze heeft ook nog een echtgenoot in Dagestan over wie we niets vernemen).
Intussen lijkt het erop dat Hans Castorp geheel en al vergeten is dat hij een baan moet aanvaarden in het ‘laagland’, dat in het sanatorium als minderwaardig wordt beschouwd, in vergelijking met het bergland waar de instelling zich bevindt. Hij glijdt als het ware in een tijdloos vacuüm.
Hier passen ook de steeds weer voorkomende overwegingen en discussies omtrent het raadselachtige verschijnsel ‘tijd’—op een gegeven moment is Hans Castorp zelfs vergeten hoeveel jaar hij eigenlijk al in de bergen verblijft.
Intussen nemen we kennis van de lange dialogen tussen Herr Settembrini en Naphta, over politiek, filosofie en godsdienst, af en toe een beetje onhandig onderbroken door Hans Castorp (maar ze nemen hem niks kwalijk) en verdwaalt Hans Castorp ook nog eens op een illegale skitocht in de enorme hoeveelheden sneeuw van die winter. Dan is er nog een spiritistische séance, waarbij Mann zich bedient van een allesvernietigende ironie.
Grimmig
En tenslotte wordt de sfeer in de instelling grimmig, er breekt handgemeen uit tussen patiënten en uiteindelijk is er een duel.
Kort daarna herinnert Hans Castorp dat hij al zeven jaar in het sanatorium verblijft en breekt de Eerste Wereldoorlog uit. Hans Castorp trekt de consequenties.
Ik heb dus vier weken over de lezing van het boek gedaan, Mann’s Duits is niet altijd even vlot te lezen, hij maakt dan ook bewonderenswaardig virtuoos gebruik van de gecompliceerde, bijna Latijnse zinsbouw waartoe het Duits gelegenheid geeft. (En waardoor je ook begrijpt waarom in het Duits zelfstandige naamwoorden met een hoofdletter worden geschreven.)
Ik zou ook nog lang kunnen uitweiden over de pogingen die ik heb gedaan de diepere lagen van het werk te doorgronden, en over de vraag of ik het goed zie dat het boek ook kenmerken vertoont van moderne kunst, de Nieuwe Zakelijkheid, die in de jaren twintig van de vorige eeuw triomfen vierde in kunst en cultuur. Die diepere lagen moeten er zijn, gezien het bestaan van een boek met ‘Erläuterungen’, dat als volgt omschreven wordt: ‘Thomas Manns Zauberberg ist einer der eindrucksvollsten Romane der deutschen Literatur. [Erläuterungen] erläutert in einem Zeilenkommentar die vielfältigen Bezüge, schlüsselt u. a. mythologische oder musikalische Anspielungen auf, bezieht sich auf die Zauberberg-Verfilmung (1982) und die Hörspielfassung (2000) und bringt neben Selbstaussagen Manns zum Text eine Auswahl der wichtigsten Forschungsstimmen.’ Maar daar begin ik maar niet aan.
Nog even een paar opmerkelijke stellingen uit het boek: ‘Liefde is een ontuchtige vorm van leven’, en ‘Het leven zelf is een ontstekingsreactie van de dode materie’.
Omwille van de lengte van dit stuk, wil ik het hier even bij laten.
Maar nu al kan ik je de lezing van dit geweldige boek zeer aanbevelen.
Lees ook: Is Thomas Mann nog genietbaar? En of!
Kijk eigenlijk nauwelijks naar ‘De slimste mens’, maar zag deze week even een filmpje met Thomas Mann voorbij komen. De Nobelprijswinnaar. Alle deelnemers zaten schaapachtig te kijken en toen de presentator de naam van de beroemde schrijver onthulde, mompelden ze zoiets als, ‘O, Duits.’ Een excuus voor hun tekort aan algemene ontwikkeling.
Zie ook: https://www.hhbest.nl/2016/06/03/is-thomas-mann-nog-genietbaar-en-of/
Ik moet je zeggen: het is helemaal verdrietig gesteld met de kandidaten. Om te beginnen zijn ze vrijwel allemaal ‘onbekende Nederlander’ en ik heb al moeten toezien dat geen van drieën een vermoeden had van de datum van de Slag bij Nieuwpoort. En dergelijke gevallen van feitelijk analfabetisme zie je momenteel dagelijks. Van series op Netflix weten ze gelukkig wel alles en van popmuziek ook.
Terwijl de datum van de Slag bij Nieuwpoort de gemakkelijkste is om te onthouden uit het jaartallenboekje met 200 ‘stuks’ die wij van buiten moesten leren. Namelijk 1600. Niet dat ik dat jaartallenboekje belangrijk vind, hoor.
https://nl.wikipedia.org/wiki/Slag_bij_Nieuwpoort
Nou Guido, ik heb er anders een keer een weddenschap mee verloren omdat ik dacht dat de slag bij Nieuwpoort in 1302 was. Maar dat was de Guldensporenslag. Wel in de buurt maar toch.
Overigens is de Toverberg van Mann een boek dat je twee keer moet lezen. Na een bezoek vorig jaar aan zijn villa op de Koerse Wal in het huidige Letland, toen Oost Pruisen, heb ik het ook weer opgepakt. Ondanks de weken lezen die dat vergt. Vervolgens ook nog eens Stendhal Rood en Zwart. De Franse culturele tegenhanger. Geweldig. Dank voor de recensie.
Oh. een Nederlandse vertaling van Stendhals ‘Le rouge et le noir’? Toch eens te pakken zien te krijgen, want mijn Frans is niet goed genoeg om die turf te lezen. Mijn dochter had ‘m op haar literatuurlijst bij haar ‘Europese studies’.