Papier is geduldig
Paper past natuurlijk wel uitstekend in de reeks bijzondere geschiedenisboeken die Kurlansky op zijn naam heeft staan: Cod (over kabeljauw) The Big Oyster (over oesters in New York) Salt (over zout) en The Basque History of the World (dat kennelijk voortvloeide uit de geschiedenis van de kabeljauw. Of omgekeerd.)
Papier dus, en wat is gewoner dan een velletje papier? Dat ligt genuanceerd, zo blijkt.
Toen de computer werd uitgevonden is wel geopperd dat die machine het einde van het papiertijdperk inluidde – dat werd al geopperd in 1951 toen Remington Rand de Univac-computer bouwde.
En hoewel de hoeveelheid papier, gebruikt om te bedrukken met tekst of anderszins een dalende lijn heeft ingezet, vooral door de teloorgang van het dagbladbedrijf, worden tegenwoordig grotere hoeveelheden papier geproduceerd en verbruikt dan ooit te voren. Ooit is wel gezegd dat wanneer de bevolking van China massaal toiletpapier zou gaan gebruiken, de ontbossing van de wereld kort daarop een feit zou zijn. Maar de opvallendste ontwikkelingen op dit terrein zijn vooralsnog de enorme groei van de markt voor luiers en incontinentiemateriaal enerzijds en kartonnen dozen voor de explosief groeiende handel via internet. De papierproductie is inmiddels de grootste verwoester van het milieu door verbruik van hout (inderdaad: ontbossing) en van onvoorstelbare hoeveelheden schoon water.
Daar wordt wel iets aan gedaan, door recycling van oud papier, door aanplant van ‘duurzaam’ hout en door reiniging van afvalwater.
Kurlansky heeft wel een min of meer origineel uitgangspunt gevonden voor de aanleiding tot de productie van papier: niet de uitvinding van het papier was aanleiding tot het gebruik, maar het was omgekeerd: papier werd uitgevonden omdat er behoefte aan was, met name voor het regeren van staten, waarbij goed beschrijfbaar materiaal en houdbare archieven van belang waren, en gemakkelijke transporteerbaarheid van de bureaucratie. Dat was met rotsblokken, kleitabletten, zijde en papyrus om uiteenlopende redenen minder goed mogelijk.
Kurlansky beschrijft vervolgens hoe de betere beschrijfbaarheid leidde tot beter schrift en uiteindelijk tot de boekdrukkunst; hij toont aan dat dat gebeurde op meerdere plaatsen en diverse tijdstippen. Steeds als het nodig was.
Dat geldt uiteraard ook voor de productie van het papier zelf. Over de gehele wereld, inclusief Zuid-Amerika gebeurde dat op verschillende tijdstippen en plaatsen. Aanwezigheid van stromend, schoon water was een vereiste, en is dat nog altijd bij de moderne massaproductie van papier.
Ook het materiaal waarvan papier werd gemaakt varieerde enorm, eerst van plantaardig materiaal – stro, grassen – lange tijd van oude kleding van linnen, katoen en dergelijke, waarvan de geregelde schaarste de papierproductie hinderde, en pas sinds de negentiende eeuw op grote schaal van cellulose uit hout.
Kurlansky vermeldt ook het eerste watermerk in papier, gemaakt door de Italiaanse papiermaker in de plaats Fabriani; hij staat ook uitvoerig stil bij het gebruik van papier in de kunst, zoals bij de calligrafie in China, Korea en Japan.
En tenslotte komt hij terecht bij zijn eigen boek, dat in de gebonden uitgave zeer verzorgd uitkwam. Het heeft schutblad met een bijzondere opdruk, het is gedrukt op Sebago-papier van de Amerikaanse papiermaker Glatfelder, wiens geschiedenis Kurlansky ook in zijn boek uit de doeken doet. Elk hoofdstuk van het boek begint met een kapitale letter (een unciaal), gebaseerd op door Kurlansly zelf gemaakte linoleumsnedes. En de tekst werd gezet uit het lettertype Dante, gebaseerd op een Italiaans lettertype uit de Renaissance.
De vlotte stijl van Kurlansky en zijn voorkeur voor interessante anecdotes en details maakt Paper (voor zover bekend nog niet in het Nederlands vertaald) tot een zeer leesbaar boek.