Zeer helder licht, een vergeefse liefdesroes
Boekbespreking door Sante Brun
Want Hanna is misschien wel heel verliefd op Wander, net hij op haar, maar zijn liefde voor haar is een blijvende open wond, die van haar moet steeds weer opgepord worden, lijkt het wel. Hij heeft dat niet in de gaten, kan Hanna niet loslaten als de relatie feitelijk onmogelijk wordt, pas als een vriend hem het laaghartige van zijn stalk-activiteiten onder de neus wrijft gaat hij zich, misschien, wie weet, wat losser van haar voelen.
Hij is natuurlijk van het begin af aan op achterstand, als hij de studente Nederlands Hanna McGillavry, nog geen 20 jaar oud, ontmoet en hals-over-kop verliefd wordt, ze is totaal anders dan de vrouwen die hij dan toe gekend heeft. Zijn achterstand is: hij is al 31 jaar, heeft een verleden van drank en drugs en vooral van de ene mislukking na de ander en op het moment dat hij Hanna ontmoet is hij feitelijk dakloos, berooid, zonder inkomsten, werkt aan een roman die vooral nog een plan voor een roman is.
Hanna komt uit een familie in zeer goeden doen, met een vlerk van een vader, een hysterische moeder en een akelig broertje; ze is niettemin zeer aan gehecht aan haar familie en voelt zich er ook verantwoordelijk voor.
De eerste ontmoeting van de familie met Wander is meteen ook de laatste. Haar ouders verwerpen hem zonder veel omhaal, hij is niets voor hun kostbare dochter.
Het boek is grotendeels een lange monoloog, soms interieur, soms ook uitgesproken, waarin Wander zich te buiten gaat aan een wondere lofzang op Hanna en hun liefde, en dat allemaal op die zompige basis van hem en zijn armzalige hutje in het bos, waar hij Hanna niet eens mee naartoe durft te nemen.
De meeste tijd realiseert Wander zich niet dat Hanna het allemaal wel prachtig vindt en hem bewondert omdat hij alles zo fraai onder woorden kan brengen, maar niet steeds of eigenlijk maar zelden mee kan gaan in die euforie van hem – hij lijkt vooral verliefd op zijn liefde voor haar.
Tot enkele niet onverwachte incidenten tot de explosie leiden tot en het uitgaan als een nachtkaars van de relatie.
Te Gussinklo heeft een wat eigenaardige stijl van schrijven. Weliswaar brengt hij de radeloze verliefdheid van Wander scherp en meeslepend onder woorden, maar dan moet je je wel heenbijten door vreemde uitdrukkingen, rare zelfbedachte woorden en voortdurende uitroepen: o, o, o en god o god, kromme zinnen, en een verwarrende interpunctie waar ik in ieder geval soms over struikelde.
De Bridges van Robert Walter blijft het ware liefdesboek, Wander lijkt in zijn bijna psychopatische liefdesroes vooral op Nico Dorlas in Kwaadschiks. Die dolle verliefdheid die maakt dat de verliefde man gaat denken dat het object van zijn liefde voor altijd en exclusief de zijne zal zijn. Maar zijt ziet dat het heel anders, zij piekert er over mee te gaan in die roes, maar vooral de reële en uiteindelijk onoverkomelijke bezwaren ziet die aan alles een einde maken.