Onderzoeksjournalistiek op topniveau
Via haar moeder, haar oma en haar overgrootmoeder volgt Jansen het spoor terug naar het echtpaar Braxhoofden-Koenen (* resp. 1785 en 1789) wier namen onverbrekelijk verbonden bleken met het verbeteroord Veenhuizen bij Norg in Drenthe. Zij en hun nakomelingen tot en met de overgrootouders maakten deel uit van de paupers, de armen van hun tijd. Grootmoeder Roza Keijzer (1891-1967) was de eerste die zich aan haar benarde situatie wist te ontworstelen.
De kolonie Veenhuizen tot in detail beschreven in heden en verleden, was ontstaan als een van de experimenten van Johannes van den Bosch (1780-1844), onder meer generaal in het Nederlandse leger, later gouverneur-generaal in Oost-Indië en minister van koloniën. Met zijn Maatschappij van Weldadigheid was hij aan het begin van de negentiende eeuw zijn tijd ver vooruit – te ver, kan men achteraf zeggen, omdat de Nederlandse maatschappij haar houding ten opzichte van de armen, de landlopers nog niet had gevonden. Strikt genomen gebeurde dat pas na Wereldoorlog 2, zo toont Suzanna Jansen aan. Zelfs de aanbevelingen van een staatscommissie in 1907, naar aanleiding van de toestanden in Veenhuizen, kregen in feite toen pas gestalte. Ja, de titel ‘Het Pauperparadijs’ is duidelijk ironisch bedoeld, zoals ook nogal wat genoteerde waarnemingen van de auteur – zonder commentaar! - de geest van die ironie ademen.
Het is ‘mooi’ dat overgrootmoeder Helena vanuit Drenthe – toen zonder meer een achtergebleven gebied dat dan ook met Siberië werd vergeleken – naar Amsterdam kon uitwijken, want dat gaf Jansen de gelegenheid in de sociale historie van de hoofdstad te gaan graven: die van de (particuliere) bedeling, van de ten hemel schreiende toestanden in de volkswijken, van het ontstaan van zogenaamde ‘tuinsteden’ die soms tot gettovorming leidde, van drankzucht uit frustratie en omwille van de vergetelheid.
Veenhuizen, eind vorige eeuw ook wel aangeduid als Hilversum 4 vanwege de ‘verbeterfunctie’ voor drankrijders uit de omroepwereld, herbergt nu nog een strafgevangenis. Wat van de originele gebouwen is overgebleven – en dat is, inclusief personeelswoningen toch nog heel wat – is gerestaureerd en fungeert als museum en toeristische attractie. Journalist Jansen heeft er goed rondgekeken en dat heeft geleid tot boeiende sfeertekeningen in haar boek.