Alles om schande te voorkomen
Boekbespreking door Sante Brun
Vanuit LaIndiahore, een stad waar, net als in de rest van de Punjaab, veel Sikhs wonen, maar die op 15 augustus 1947 om middernacht in Pakistan zal komen te liggen, waar de Sikhs niet veilig zijn, is een oude Packard onderweg naar New Delhi. In de auto een vrouw met haar drie kinderen, een bediende en een chauffeur. Ze moeten vluchten omdat bendes moordende en verkrachtende moslims de stad en wijde omgeving onveilig maken. Als de avond valt, komt de Packard tot stilstand – er moet nieuw koelwater in de motor. De chauffeur moet dus met een kan op zoek naar een waterput. De vrouw roept hem na: ‘Geen water uit een put waar moslims of hindoes uit hebben gedronken!’ Waardoor het uren duurt voor er ‘bruikbaar’ water is gevonden.
We zijn dan al bijna aan het eind van het boek What the body remembers van de Canadees-Indiase schrijfsters Shauna Singh Baldwin, zoals haar naam toont ook Sikh van afkomst. Het boek kwam uit in 1999. In 2003 kwam het in het Nederlands op de markt.
Uitgehuwelijkt
De vrouw in de Packard, Roop, is afkomstig uit een armoedig dorp in de Punjaab, waar tot in de jaren veertig van de vorige eeuw moslims, hindoes en Sikhs min of meer vredig samenwonen (maar niet uit elkaars putten drinken). Ze is op 16-jarige leeftijd uitgehuwelijkt aan landeigenaar Sardarji Singh.
Sardarji is als rijke landeigenaar in Engeland opgeleid tot civiel ingenieur die kanalen graaft en dammen bouwt en wiens referentiekader Engeland is – hoewel hij door zijn Britse collega’s met de nek wordt aangekeken. Hij vindt dat zelf wel begrijpelijk, kleedt zich Brits en spreekt bij voorkeur Engels.
Zijn echtgenote Satya heeft geen kinderen kunnen krijgen. Dat kan Sardarji zich niet veroorloven en Roop, die zich heel wat voorstelt van zo’n voornaam huwelijk, blijkt te moeten fungeren als een soort externe baarmoeder voor Satya. Ze krijgt drie kinderen, een meisje en twee jongens en die worden direct na de geboorte aan Satya overhandigd. Met name de oudste jongen krijgt een eigen koe voor zijn melk – de borstvoeding van zijn moeder is natuurlijk te min voor hem.
Het boek weidt prachtig uit over de angst voor schande, die zich uit in kledingvoorschriften, omgangsvormen, het geloof in geesten en goden, de bijgeloven (op dinsdag geboren zijn zal je je hele leven achtervolgen) en het meedogenloze racisme dat de ogenschijnlijk zo braaf samenwonende mensen uiteindelijk zodanig uit elkaar drijft – opgehitst door volksmenners als Jinnah en Gandhi – dat enkele miljoenen doden vallen als gevolg van de Partition.
Maar ook als de totale chaos is uitgebroken blijft Sardarji geloven in de orde die de Britten in het land hebben gebracht en vertrouwen dat alles goed zal komen, al hebben de Britten geweigerd een eigen Sikhistan te regelen.
Nachtkaars
Roof laat zich een tijdlang haar gruwelijke leven gelaten aandoen, maar uiteindelijk pakt ze kinderen op en gaat terug naar haar geboortedorp, waar ze het in hun broek doen voor de machtige echtgenoot, die ook eigenaar is van het land waarop ze wonen. Door slim onderhandelen van Roofs broer verstoot Sardarji zijn eerste echtgenote en gaat Roof met de kinderen in Lahore wonen – weliswaar in de sierlijke villa van Sardarji, maar ze blijft niettemin dat boerenmeisje, in haar bijzijn wordt soms zelfs openlijk over haar geroddeld.
De chauffeur komt na vele uren terug bij de Packard en Roof en haar gezelschap komen heelhuids in New Delhi aan, waar ze slecht wennen: het leidingwater smaakt er anders, en waar komt het trouwens vandaan? Sardarji voegt zich bij haar na een hachelijke treinreis. Hij krijgt ook weer werk in zijn eigen vak en zo gaat het echt schitterend en gloedvol geschreven boek een beetje als een nachtkaars uit.