Riga, blij, weemoedig, soms chagrijnig
De middeleeuwse kloosterhof in het hartje van Riga, waar de Petrikerk bovenuit rijst. Japanners rennen hier fotograferend doorheen, zonder verder te kijken. {Chinezen zouden dwars door je heen lopen, als kon.} Waar ooit ‘nonnen in grijs habijt’ leefden, is nu een hotel.
Celloklanken in de avondschemering. Midden in de stad. Kwaliteit! Bach? Hoewel, de man, die zijn kindje naast zich heeft zitten, koketteert met zijn vibrato en dat past eigenlijk niet bij deze componist, vinden kenners. Levensmaatje heeft een euro in de instrumentkoffer gemikt en ze vindt dat we nog even moeten luisteren. Terecht. Het is het autoloze centrum van Riga, vandaar dat de weemoedige cello zo goed tot zijn recht komt. En de speler is één van de honderden die een graantje proberen mee te pikken van het levendige, internationale toerisme in de hoofdstad van Letland.
Riga, de stad met haar turbulente geschiedenis. Letland was ooit onderdeel van het tsaristische Rusland, later weer noodgedwongen een ‘sovjetrepubliek’ en is sinds 1991 opnieuw zelfstandig. Riga telt maar liefst 700.000 inwoners, maar dat merk je alleen buiten de ooit ommuurde stadskern, waar (veel dure) auto’s, trams en bussen langs de minstens 500 meter brede Daugava razen. In de overzichtelijke middeleeuwse kern, loop je het best op gympen, want het is daar een en al bolle klinkers. Slechts onderbroken door een ronde bronzen plaat waarop trots is vermeld dat de binnenstad tot Werelderfgoed is verklaard.
Het nieuwe Riga ligt aan de andere kant van de Daugava.
Riga heeft een Hanze-verleden. De banden met de Hollandse kooplieden waren hecht, wat nu nog zichtbaar is aan de vele halsgevels. In een museum zie je prijslijsten liggen van Nederlandse handelswaar, onder meer vlas in verschillende bewerkingsstadia. Heb ik van een toeriste die ook wist te melden dat het culturele programma van Riga niet onder doet van dat van Amsterdam: ze woonde een concert bij en was op weg naar een balletvoorstelling. De Nationale Bibliotheek aan de overkant van de Daugava is een verbluffend staaltje moderne architectuur. Nog steeds verrijzen er futuristisch ogende bouwwerken, terwijl binnen heel wat ‘stadspaleizen’ in de steigers staan. Ook is daar een hypermoderne, luxe shoppingmall geraffineerd in de historische bebouwing gemoffeld.
De eerste indruk – op zaterdagavond als het vol loopt met jong uitgaanspubliek en de ‘levende muziek’ z’n instrumenten uitpakt – is die van een blije stad. Die muziek is voornamelijk jazzy en old fashion, met als hoogtepunt een perfecte reproductie van Elvis Presley, zij het door een niet meer zo jonge man met een zonnebril en zonder vetkuif. Blijmakend: nauwelijks dikke mensen. Oude vieze man zag heel wat lekkere kontjes.
De doorbroken stadsmuur van Riga.
De weemoedige cello heb ik al gesignaleerd; dat gevoel overvalt je ook bij het aanschouwen van het gesappel van de verkopers van zelfgebreide volkskunst. Wat ook speelt is een zeker Efteling-gevoel. De Letten en de Russen (liefst 44% van de bevolking) hebben dat wat stugge (of is het verlegenheid?) over zich van de gemiddelde Oosteuropeaan. Maar ze zijn ook in staat de toerist een poot uit te draaien, bij voorbeeld door voor een bolletje onbestemde rooie wijn, volgens het kassabonnetje chianti, 7 euro te rekenen, exclusief muziek (1 euro). Riga: blij, weemoedig, soms chagrijnig.
Meer foto’s van Riga op Flickr