Saterfries
Zelfs de Leeuwarder Courant verslikt <- er zich in: Saterfries. Ik moet als betrekkelijke ervaringsdeskundige toegeven, dat ook ik bij het lezen van het bericht over een in Duitsland te houden referaat van een Amerikaanse taalwetenschapper over dit onderwerp, even met de ogen knipperde. Immers, een sater is dat geen grieks-mythologisch wezen met bokkenpoten, een ondeugende bosgeest, naamgever van het begrip satire?
Zoals zo vaak biedt het internet, in het bijzonder Wikipedia, uitkomst. Daar staat namelijk: ‘Het Saterfries (eigenbenaming Seeltersk) is een Friese taalvariant die nog gesproken wordt door een minderheid van de inwoners van Saterland, Landkreis Cloppenburg, Nedersaksen.’ De verdere info over de varianten van het Fries was mij grotendeels bekend. Het Fries dat in onze provincie wordt gesproken, wordt aangeduid als Westerlauwers (Lauwerszee, tegenwoordig Lauwersmeer). Niet te verwarren met Westfries, dat is immers een Noord-Hollands dialect.
In datzelfde Wikipedia-artikel kom ik nog een fenomeen tegen: Harlingerfries. Nooit van gehoord. Toen ik in 1956 in Friesland kwam te werken, maakte men mij diets, dat Harlingen geen Friesland was, maar een voorstad van Engeland. (Dat was een verwijzing naar het verleden, toen er nog een ferry Harlingen-Harwich bestond.) Over dat Harlingerfries moet nog iemand op Wikipedia een boekje open doen, want verdere informatie ontbreekt.
Ik ken slechts één typisch Harlinger uitdrukking: ouwe seun, een kameraadschappelijke aanspreekvorm.