Brabantse veesector in vicieuze cirkel
J.C.M. van der Schoot
Een kind, dat een lammetje tegen de borst drukt. Ook mooi: een kind met een biggetje in de armen. Wat lief. Een betere promotie van het boerenleven lijkt niet denkbaar of je moet ook nog geloven in het sprookje van Boer zoekt Vrouw, waarin de gestuurde werkelijkheid de waarheid om zeep helpt. Jonge boeren, verenigd in het Brabants Agrarisch Jongeren Kontakt, vinden ondanks dit alles, dat er veel meer werk gemaakt moet worden van het verbeteren van het imago van de boeren. Ze laten zich zelfs adviseren door figuren als Henkjan Smits, bekend van het tv-programma Idols . Het zal niet helpen. Dat is overigens maar goed ook.
Wie kan nog ontkennen, dat de ontwikkeling van de veehouderij in Kempen (en Peel) in de afgelopen 30 jaar ernstig is ontspoord. Huisartsen waarschuwen voor de gezondheid van mensen in de omgeving van veebedrijven, omwonenden zien hun gezondheid in gevaar brengen, zij kijken bovendien tegen reeksen stallen aan en worden structureel geplaagd door stank, wetenschappers constateren, dat het bodemleven in Brabant flink is geminimaliseerd door jarenlange overbemesting en gebruik van bestrijdingsmiddelen. Dan is er ook nog het antibiotica-gebruik om het vee tegen ziekten te beschermen, maar via het vlees de mens steeds ongevoeliger maakt voor antibiotica bij ziekten. De besmettingen met de zogenoemde resistente MRSA-bacterie nemen toe. ‘Een tikkende tijdbom’,zo wordt gewaarschuwd. Anderzijds: dierenartsen wijzen er op hun beurt op, dat minder gebruik van antibiotica in de veestapel het vee steeds minder beschermt tegen ziekten: Een vicieuze cirkel.
Grote mestbergen gaan zich de komende jaren vormen in verband met de afschaffing van de melkquota. ’Overtollige mest kunnen we ook wel kwijt in Duitsland’, zo verzekerde mij een veehouder, die zijn hoop overigens ook vestigde op de bouw van mestvergisters, dat een nieuw fenomeen gaat vormen in het landschap. Met het oog op de afschaffing van de melkquotering zijn juist vele stallen uitgebreid of bijgebouwd. Over de uitbreiding van de varkensstapel zullen we het nog maar niet hebben. Problemen in overvloed. Vanuit de samenleving groeit de kritiek…
Er zijn agrariërs die ‘stinkend‘ hun best doen om hun bedrijf zo verantwoord mogelijk te runnen, maar hun mogelijkheden zijn door economische (markt), financiële en technische omstandigheden hoe dan ook beperkt. Zij beseffen in elk geval hoezeer de sector in de knel zit. Dat besef leeft niet overal even sterk, vooral ook niet omdat men het niet eens kan worden over enkele hoofdlijnen. De hoofdzaak is ongetwijfeld, dat de sector zelf nog steeds niet inziet, dat de Brabantse veestapel aanzienlijk in omvang moet worden teruggebracht. De sector is nu zichzelf aan het opeten. Intussen zijn en zullen gaandeweg steeds vaker de negatieve maatschappelijke gevolgen zich aandienen. De speciale wet, die het provinciebestuur in het hoofd heeft, zal de groei ook niet stuiten, zo valt te vrezen. Datzelfde bestuur vindt immers, dat Brabant in de agrarische wereldtop moet blijven.
Voorzitter Hans Huijbers van de Zuidnederlandse Land- en Tuinbouworganisatie stelt de groep, die het bedrijfsmatig houden van dieren volstrekt legitiem vindt tegenover de groep, die in een nostalgische hang naar vroeger kiest voor kleinschaligheid en bij voorkeur biologisch te werk gaat. ‘Wat ons betreft is er ruimte voor alle typen bedrijven, groot, klein, gangbaar of biologisch, intensief of extensief, maar laat een veehouder kiezen voor het bedrijf dat bij hem en bij zijn omgeving en bij de markt past’, zo stelde hij in een publieke opinie in het ED (20 maart 2015). Deze zienswijze verraadt volgens mij meer dan de heer Huijbers wellicht lief is. Huisartsen, dierenartsen, omwonenden, milieugroepen en wetenschappers zijn volgens Huijbers kennelijk beneveld door nostalgische beelden. Hij ziet hen als de onwetenden, die het licht nog moeten zien.