Regiokrant heeft antwoord op digitaal tijdperk nog steeds niet gevonden
Promovendus Kees Buijs liep wekenlang rond op redacties
Regionale dagbladen in Nederland verkeren sinds de opkomst van het internet en zijn digitale en sociale media in meervoudige zin in een spagaat. Het antwoord op het ‘digitale tijdperk’ is, in weerwil van het uitgeversadagium digital first nog steeds niet gevonden. De regiojournalistiek, door bezuinigingen en inkrimpingen van vooral op winst gerichte ondernemingen, in toenemende mate onderbezet, klampt zich vast aan routines en min of meer traditionele waarden, terwijl de brug naar de lezende burger nog steeds op te verre afstand blijkt te liggen. Het ontbreken van een ‘verdienmodel’ voor de webactiviteiten is daar mede debet aan.
Dit zijn de belangrijkste conclusies uit een uitgebreid onderzoek van de oud-journalist en socioloog Kees Buijs, die op 30 oktober hoopt te promoveren aan de Radbouduniversiteit.
Kees Buijs (bijna 40 jaar praktijkervaring bij diverse regionale kranten en momenteel docent bij de master-opleiding Media, Journalistiek en Nieuwsgebruik in Nijmegen) volgde in 2010, 2011 en 2012 wekenlang de dagelijkse gang van zaken bij de Tilburgse en de Osse editie van het Brabants Dagblad en de editie Arnhem e.o. van De Gelderlander, alle behorende tot de Wegener Media. Hij woonde vergaderingen bij (onder meer het zogenaamde ochtendoverleg), sprak in groepsverband en individueel met redacteuren en legde hun vragenlijsten voor. Volgde verder de dagelijkse gang van zaken en pluisde de resultaten uit.
Langs gebaande wegen
Volgens de promovendus valt op dat kwaliteitsopvattingen en de dagelijkse praktijk op editieredacties niet of maar zeer ten dele de ingrijpende veranderingen in het medialandschap volgen. ‘Redacties vertonen veel meer tekenen van continuïteit en bescheiden aanpassingen dan van verandering en journalistieke innovatie. Buiten raast de mediastorm, maar op de redactie blijft het journalistieke proces zich goeddeels voltrekken langs gebaande, zij het inmiddels multimediale wegen.’ Uit de beschouwing blijkt verder dat het ‘multimediale’ nauwelijks professionele trekken vertoont: verslaggevers die met hangen en wurgen fotootjes aan de website leveren en die af en toe ‘flitsen’ van hun artikelen uploaden – het digital first in de praktijk.
Buijs erkent dat de resultaten van de drie onderzochte editieredacties niet zonder meer kunnen worden doorgetrokken naar die van andere regionale dagbladen binnen en buiten het Wegenerconcern. ‘Toch mogen we zeggen dat de dynamiek op deze drie redacties de regiojournalistiek in Nederland weerspiegelt: de economische ontwikkeling (teruggang in abonnees en advertenties, rendementseisen van mediaconcerns, bezuinigingen op redacties), crossmediale productie (internet, sociale media), de relatie tot lokale en regionale bronnen (proactieve voorlichting en pr, eigen platforms van institutionele bronnen).’
Verdiepende contra brede berichtgeving
Een aanwijzing voor het ‘algemene karakter’ van zijn bevindingen is volgens Buijs ook de door hem overal aangetroffen spagaat tussen ‘kritisch verdiepende’ en ‘brede’ (vooral naar volledigheid strevende) editieberichtgeving. De uiteenlopende opvattingen hierover die hij heeft aangetroffen hebben overigens de collectieve discussie op de redacties nog niet gehaald. Het individualisme, zoals dat in de vorige eeuw ‘normaal’ was, viert nog onbelemmerd hoogtij. Ervaren redacteuren werd gevraagd, in hoeverre hun verslaggeving verschilde van die van ongeveer vijftien jaar geleden. Steevast was het antwoord ‘nauwelijks’, behalve dat ze nu zelf de website moesten bijhouden. De onderzoeker (* 1945, regiojournalist tot 2003) had een gevoel van herkenning.
Dus wat is het grootste probleem van de dagbladjournalistiek volgens haar beoefenaren? De gratis digitale verspreiding, ofwel het ontbreken van een verdienmodel daarvoor, vergrijzing (van het abonneebestand), bezuinigingen, ‘hebzuchtige eigenaren en incompetente managers’.
Terug naar het collectief
De regiojournalisten hebben niet bepaald de neiging, de hand in eigen boezem te steken; andere, ook buitenlandse onderzoekers hebben al vastgesteld dat professionalisering zich tegen innovatie verzet.
‘Of de toekomst van de regiojournalistiek nu compleet digitaal (zonder papier) of aangepast multimediaal zal zijn, het redactiecollectief zal weer het centrum van expertise, kwaliteitsbewaking en reflectie moeten worden om de kloof tussen ambities en dagelijkse praktijk, tussen beoogde en gerealiseerde kwaliteit te (leren) dichten,’ zo besluit Kees Buijs zijn proefschrift.
Mijn persoonlijke ervaring: veel journalisten zijn luie varkens. Ze tikken op de automatische piloot hun daardoor(vaak) saaie stukjes. Ze verbeelden zich heel wat, maar aan journalistieke verbeelding, zowel voor print als digitaal, ontbreekt het volkomen. Als ze maar om (uiterlijk) 17.30 uur bij moeder de vrouw aan de warme prak zitten.
Tja, ik vind het beeld dat je ophangt nogal generaliserend. Buijs wijst er in zijn dissertatie op dat 1. de gang van zaken bij slechts drie edities is geobserveerd en 2. dat er sinds 2012 weer het een en ander is veranderd. Persoonlijk lijken mij de onderzoeksresultaten bij voorbeeld niet zonder meer van toepassing op de huidige situatie bij het Eindhovens Dagblad. Afgezien van toch wel interessante crossmediale activiteiten daar, heb ik de indruk dat er, zeker op de regioredacties, keihard en niet al te routinematig wordt gewerkt. Ook heeft men in Zuid-Oost Brabant kans gezien, de nodige formats te ontwikkelen, waardoor lezers met succes tot het prijs geven van persoonlijke ontboezemingen worden geprikkeld. (MijnED)
Wat me wel opvalt bij het ED is, dat activiteiten van de al dan niet vermeende concurrentie leiden tot de praktijk ‘gemist? dan is het geen nieuws’. Die praktijk signaleert Buijs ook bij de door hem onderzochte editie-redacties. De methode die dan wordt toegepast is het zogenaamde ‘opzouten’ om er later een eigen draai aan te geven. Interactie tussen krant en nieuwswebsites kan zeer lucratief zijn (blijkt uit mij bekende gevallen), maar daar lijkt in het algemeen toch een taboe op te rusten.
Zie ook dit citaat van de hoofdredactie van het Eindhovens Dagblad: http://t.co/nhbukE0A83