Niet alleen Brabantse gezinnen waren groot
De Millse schilder Kees Bastiaans (1909-1986) beeldde in 1949 zichzelf met zijn gezin af. Het olieverfschilderij (200 x 261 cm) behoort tot de vaste collectie van het Noordbrabants Museum.
Tot in het midden van de vorige eeuw was een groot gezin in Brabant heel gewoon. Twaalf, dertien kinderen, kon best. Het kon te maken hebben met de bevolkingspolitiek van de r.-k. kerk, wier armen (oftewel ‘de schortebanden van Onze Moeder de Heilige Kerk,’ zoals de historicus L.J. Rogier het uitdrukte) zich wijd konden uitstrekken. Historisch is een briefje vanuit Limburg gericht tot een jong katholiek echtpaar in Friesland met de vraag ‘Komt er nog wat van?’
Tot de activiteiten van het Noordbrabants Museum in Den Bosch in 2014 behoort een grote tentoonstelling gewijd aan dit onderwerp, van 21 juni tot 21 september.
In deze expositie wordt volgens een persbericht van het museum dus het fenomeen grote gezinnen onder de loep genomen. ‘Aan de hand van beeldmateriaal en objecten worden uiteenlopende aspecten van het thema en de ontwikkeling van het grote gezin in met name de twintigste eeuw belicht. Denken we anno 2014 dat het een specifiek Brabants of Zuid-Nederlands fenomeen is, de statistieken en andere bronnen wijzen nadrukkelijk ook andere kanten op.’ Dat is waar: bekend is bij voorbeeld de ‘kroostrijkdom’ van gereformeerde gezinnen. Vragen die volgens het museum aan bod komen zijn: ‘wat is een groot gezin, waarom besluiten ouders tot het krijgen van veel kinderen, wat is eenieders rol in een groot gezin, hoe ziet de dagelijkse praktijk eruit en ook: hoe reageerden en reageren wij op grote gezinnen in onze omgeving of als we er deel van uitmaken?’
Inzameldag
Op zaterdag 1 februari 2014 is er in Het Noordbrabants Museum een inzameldag ten behoeve van de tentoonstelling. Kinderen uit grote gezinnen worden opgeroepen hun tastbare herinneringen te tonen.
Ik kan me nog herinneren dat er in Veghel in de jaren zestig twee gezinnen waren met elk 20 kinderen. Ieder gezin bewoonde twee rijtjeshuizen, waarin een verbinding was gemaakt.
Overigens ook mijn beide ouders, geboren in Gelderland begin jaren twintig, kwamen uit gezinnen met elk negen kinderen. Als er niet snel een ‘nieuw’ kindje kwam, bracht de pastoor een bezoekje, teneinde het aantal katholieken in het tamelijk protestantse Apeldoorn nog een beetje op te krikken (Excusez le mot). Dat deed hij niet zelf, neem ik aan. Hoewel?
Zelf ben ik nooit aan kinderen begonnen. Er waren (en zijn) er wel genoeg, vind ik.