Echo’s uit Afghanistan en elders
Eerst wordt een dochtertje van drie jaar, Pari, verkocht aan een rijk echtpaar, Suleiman en Nila in Kaboel, daarna blijkt Pari’s broer Abdollah terecht te zijn gekomen in Californië, nadat hij in Pakistan is getrouwd en een dochtertje heeft gekregen dat hij Pari noemde, naar zijn ‘weggegeven’ zus. Hun halfbroer Iqbal belandt in een vluchtelingenkamp in Pakistan en reist vandaar terug naar zijn geboortedorp in Afghanistan, dat inmiddels goeddeels verdwenen is door toedoen van een ‘weldoener’ die ook oorlogsmisdadiger en illegaal opiumkweker blijkt te zijn. De stiefoom Nabi, die de hand heeft gehad in de ‘adoptie’ van Pari, is chauffeur en tuinman bij de adopterende familie en erft later het huis in Kaboel. Dan is Pari al met haar adoptiemoeder Nila, die half Française is, naar Parijs verhuisd.
Maar dan.
Na het verjagen van de Taliban in 2002 betrekt een Griekse plastisch chirurg, Markos Varvaris de feitelijk leegstaande villa. Hij is afkomstig van het eiland Tinos waar zijn moeder nog woont. Enkele hoofdstukken lang gaat het boek opeens over die chirurg die zijn vak gekozen lijkt te hebben omdat hij als kind op Tinos geconfronteerd is met een meisje wier gezicht gruwelijk verminkt is door een hond. Zij brengt hem ook de liefde voor de fotografie bij en dan begint hij een zwerftocht van enkele jaren waarin hij de hele wereld bereist en fotografeert alvorens zich te verdiepen in de plastische chirurgie.
Volledigheidshalve moet ik zeggen dat de chirurg wel kortstondig in contact met Pari die na de dood van haar adoptiemoeder in Parijs is blijven wonen en intussen weduwe is, en een aantal kinderen en kleinkinderen heeft – hij brengt haar namelijk telefonisch op de hoogte van de inhoud van een brief die gevonden is na de dood van Nabi, en die uitdrukkelijk aan Pari was gericht.
Maar wat moeten we verder met die hele levensgeschiedenis van Varvaris, die feitelijk alleen een hinderlijke onderbreking van het verhaal vormt? Hosseini had zich kunnen beperken tot het telefoongesprek van Markos V. met Pari in Parijs. Bovendien heeft hij vervolgens nogal moeite terug te keren naar de verhaallijn van de Afghaanse familie. Overigens geldt hetzelfde voor de uittreksels uit het interview in een Frans literair tijdschrift met ‘adoptiemoeder’ Nila; leuk, maar buiten de orde.
Het is intussen een fraai geschreven boek, net als de eerdere romans met veel gevoel en meeleven met de arme mensen die het lot hebben getroffen in Afghanistan te wonen. Dat geldt vooral voor de laatste pagina’s, wanneer de beide Pari’s in Avignon samen in bed liggen en de jonge Pari besloten heeft eindelijk eens haar verleden op te ruimen.
Het boek geeft een scherp beeld van de tegenstelling tussen het armzalige leven van de mensen op het Afghaanse platteland, vol ontzag voor alles dat ze niet kennen, strikt levend volgens eeuwenoude tradities, en het leven in Kaboel, niet alleen in de jaren veertig en vijftig, toen de stad al behoorlijk mondain was, maar vooral na het verjagen van de Taliban en de komst van allerlei ontwikkelingswerkers en andere hulpverleners.
Het dorp waar de familie woonde bestaat intussen niet meer, op de plaats ervan staat het protserige paleis van een krijgsheer, opiumteler en oorlogsmisdadiger. En de Taliban roert zich weer.
Het komt nooit meer goed. Hosseini kan prachtig verwoorden wat arme mensen moeten meemaken en die dromen van vluchten naar een plek waar het beter is, maar ook daar niet los kunnen komen van hun paradijs. Een armoedig paradijs, maar wel hún paradijs.