De zinloosheid van de oorlog
Boekbespreking door Sante Brun
Il corpo umano – Het menselijk lichaam – van Paolo Giordano gaat over een elite-eenheid van het Italiaanse leger die een periode in een gevaarlijke uithoek van Afghanistan, genaamd Gulistan doorbrengt. Hij schetst een volstrekt zinloze actie waarbij doden vallen en gewonden. Je zou het boek kunnen zien als een veroordeling van de ingreep van westerse landen in die woestenij: wat hebben we daar te zoeken, wat kunnen we er betekenen. En ten koste waarvan.
Het boek beschrijft wat zo’n absurde uitzending van troepen doet met de betrokkenen – betrokkenen die geen van alle een onbeschreven blad zijn.
Neem de hoofdfiguur, een jonge arts, Alessandro Egitto. Zijn ouders zijn gescheiden en wensen elkaar niet meer te zien, zijn zuster probeert daar nog wat aan te doen maar heeft er het karakter niet voor: ze is volledig gericht op zichzelf. We zien Roberto Ietri wiens echtgenote niets anders wil dan dat hij terugkomt, hoe dan ook. We hebben Antonio René, commandant van de eenheid, een Draufgänger, een man die zich door meerdere vrouwen laat betalen voor seks, waarvan er een zwanger raakt, een feit dat zijn leven in Afghanistan gaat bepalen. Bij terugkomst in Italië gaat hij, zoals het de commandant van een eenheid betaamt, op bezoek bij de weduwe van een van de gesneuvelden en probeert het, geheel tegen de regels in, met haar aan te leggen. Er is een jongen die eindeloos gepest wordt; er is een Sardijn Angelo Torsu die zich enigszins buitengesloten voelt, Zampieri, de enige vrouw in het kamp en zo nog het een en ander.
De soldaten houden zich bezig met telefoneren naar huis en met computergames en uiteraard met elkaar, een groepje willekeurige mensen die op elkaar losgelaten zijn in een volstrekt vijandige omgeving. Giordano fileert ze een voor een – jonge mensen die iets gezocht hebben, misschien het avontuur, sommige ook om te ontsnappen aan de toestand thuis. Giordano beschrijft vooral gewone Italiaanse jongens die beschermd zijn opgevoed en geen idee hebben van wat hen te wachten staat, zelfs niet als ze al weken in hun ‘vooruitgeschoven post’ zitten. De onderlinge discussie daar gaat bijvoorbeeld over de vraag welke rockmuziek nu wel of niet goed is. En of Zampieri misschien lesbisch is.
Pandemonium
Het hoogtepunt is één actie, wat heet. De groep moet een colonne Afghaanse vrachtwagens begeleiden naar een grote weg, dertig kilometer verderop – twee dagen zullen ze er over doen, omdat elke meter weg afgespeurd moet worden naar bermbommen. Onderweg gebeurt er een klein ongelukje met een van de pantserwagens en dan is het meteen pandemonium. Vier, vijf van het groepje zijn op slag dood, de Sardijn raakt zwaar verminkt. De hele actie blijkt een opzetje van vooral politieke betekenis, waar de soldaten geen weet van hebben, alleen Alessandro Egitto komt daar achter, lees daarvoor het boek.
Drie delen telt het: eerst de periode vlak voor het vertrek naar Afghanistan, dan het verblijf daar en tenslotte de nasleep, getekend door de opgelopen posttraumatische stress, die zich voor iedereen anders voordoet. Waarin alle betrokkenen zich afvragen: wat hebben we daar eigenlijk gedaan, waar was het allemaal voor nodig? Het boek eindigt met het bezoek van Egitto aan Angelo Torsu die niet alleen lichamelijk maar vooral ook geestelijk verminkt is door wat hij heeft meegemaakt. Egitto heeft dan ook al ontdekt (en aan den lijve ondervonden) hoezeer het groepje soldaten in die woeste woestijn door de ‘hogere politiek’ bij de neus is genomen.
Mij is weinig literatuur bekend over westerse soldaten in Afghanistan, buiten reportages van journalisten. Dit boek van Giordano drukt je als geen ander met de neus op de gruwelijke feiten – die ene keer dat ze op een korte patrouille te voet iets goeds proberen te doen loopt ook nog eens helemaal mis.
Boeiend schrijft Giordano zeker, het boek is een echte page turner.
Een aardige traditie wordt intussen voortgezet: de stofomslag van het boek toont, net als Giordano’s debuut De eenzaamheid van de priemgetallen in alle talen dezelfde foto, gemaakt door de Friese fotografe Mirjan van der Meer.