Ziet de mens
Boekbespreking door Sante Brun
Een troepje mensen trekt door een verlaten landschap in westelijke richting. Al snel wordt het duidelijk dat dit vluchtelingen zijn uit Centraal-Azië, na de ineenstorting van het Sovjetrijk op zoek naar een beter wereld.
We krijgen een indringend beeld van de onderlinge verhoudingen, de onderlinge haat en nijd omdat ze nauwelijks voedsel vinden en al helemaal geen onderdak, de gezamenlijke haat tegen een Ethiopiër die zich bij hen voegt en die verdacht wordt van zwarte kunst. Onderweg worden ze ook nog het slachtoffer van mensensmokkelaars. Het zijn mensen die op de rand van het bestaan en over de rand van medemenselijkheid leven.
Tegelijk is er in een stadje ergens in Rusland een politiecommissaris, Pontus Beg, die niet gek veel te doen heeft buiten drinken en eenmaal in de maand de liefde bedrijven met zijn huishoudster, en die door allerlei oorzaken op het idee komt dat hij wel eens Jood zou kunnen zijn. Hij raadpleegt daarvoor de enige Jood die nog in het stadje aanwezig is, een oude rabbijn, die hem bekend maakt met enkele van de vele wonderlijke aspecten van de Joodse godsdienst en die hem ertoe brengt de Talmoed te bestuderen, zodat hij wellicht een echte Jood kan worden.
Tommy Wieringa, de schrijver van het hier gedeeltelijk samengevatte boek dat ‘Dit zijn de namen’ heet, weet ons steeds weer te verrassen.
Van een kleine afstand gezien lijkt het voor de hand te liggen: de troep vluchtelingen die veel weg heeft van de Joden die veertig jaar door de woestijn zwierven, de commissaris die denkt Jood te zijn. Maar dan? (Ik moest trouwens ook denken aan So weit die Füsse tragen van Josef Martin Bauer uit het begin van de jaren vijftig, maar dit terzijde.)
De zwervers komen aan in het stadje van Beg, en worden daar uiteraard verafschuwd omdat ze, in hun uithongering en uitputting en de stank die ze verspreiden, tonen hoe ver een mens kan afdalen in de hel. Daar komt bij dat ze vuilnisbakken leegeten. Ze komen in de gevangenis terecht waar blijkt dat ze het hoofd van de Ethiopiër bij zich hebben – niemand kan verklaren waarom. De enige vrouw in het gezelschap is onderweg zwanger geraakt en krijgt in de gevangenis een kind. Onder het stel is een jongen die onbedorven lijkt en dus degene is die open kaart speelt met Beg.
Ik ga hier nu niet alle symbolische beelden opnoemen die althans bij mij opkwamen bij het lezen van deze nieuwe roman van Wieringa.
Dit is weer zo’n boek dat ik maar half begrijp. Maar de halve verwijzingen die ik hierboven heb samengevat maken het juist tot een boeiend verhaal, hoe zal ik het zeggen – het is een volwassen verhaal, een bevestiging van wat we al wisten, namelijk dat Wieringa een van onze grote internationale schrijvers is.
Vóór Wieringa las ik het laatste boek van Thomas Rosenboom en ik moet zeggen dat het was of ik van de kou in een warm bad gleed. Rosenboom heeft een aanzienlijk minder zachtzijden manier van schrijven. Ik wil daarmee niet zeggen dat Wieringa zoetsappig schrijft, zijn tekst is alleen onwaarschijnlijk toegankelijker vergleken bij die van veel andere schrijvers.
Dat ik ook dit boek maar half begrepen heb blijkt uit het feit dat ik de titel ‘Dit zijn de namen’ niet in verband heb kunnen brengen met het verhaal. Of het moet zijn dat de Joodse religie iets met woorden en met namen heeft.