Lotgevallen van een naïeve architect
Boekbespreking door Sante Brun
Nadat ik afgelopen nacht De man zonder ziekte van Arnon Grunberg had uitgelezen, heb ik van verbijstering zeker anderhalf uur in het donker voor me uit liggen staren. Het is een gruwelijk verhaal en die gruwelijkheid wordt enorm versterkt door de matter-of-facttoon die Grunberg hanteert en door de laconieke houding van de titelfiguur Samarendra Ambani, die, anders dan je zou denken, een geboren en getogen Zwitser is, van beroep architect.
Ambani is geen gewone architect, in die zin dat, voor zover vermeld in het boek, hij geen gezellige doorzonwoningen of sjiek uitgevoerde kantoorgebouwen ontwerpt, maar veel verder kijkt. Zo heeft hij in Zwitserland een boeddhistisch centrum ontworpen. En dus lijkt het niet zo verwonderlijk dat hij zonder veel aarzeling meedoet aan een ontwerpwedstrijd – voor een operagebouw in de Iraakse hoofdstad Bagdad. Eénmaal voert hij een telefoongesprek met de man die kennelijk die wedstrijd organiseert, Hamid Shakir Mahmoud, die hem uit de doeken doet hoe het operagebouw en de daarin op te voeren opera’s van Puccinisterk zullen bijdragen aan het naderbij brengen van de vrede in het verscheurde land. En Sam, zoals Samarendra wordt genoemd, kan daar helemaal inkomen. (Hier moest ik even denken aan Fitzcarraldo van Werner Herzog.)
Sam maakt een schitterend ontwerp voor het gebouw en maakt met Mahmoud een afspraak in Bagdad – hij komt daar wel aan maar wordt er gruwelijk mishandeld en overleeft het maar ternauwernood. Hij komt weer terug bij zijn vriendin, zijn moeder, zijn zwaar gehandicapte zus; hij heeft een gehavend gezicht en is ook psychisch niet meer de oude.
Niettemin, of misschien wel daardoor, heeft hij wel oren naar een nieuw tamelijk exotisch plan: een bibliotheek bouwen voor de sjeik van Dubai, die het plan heeft opgevat van alle ooit verschenen boeken een exemplaar te redden van de ondergang. Bij Sam gaat geen lichtje branden als blijkt dat onder de bibliotheek een geheim te houden bunker moet komen, hij stort zich opnieuw helemaal in het ontwerp, gedreven door de meest verheven gedachten aangaande architectuur. En dan gaat hij het plan voorleggen in Dubai, een oase van rust en democratie vergeleken bij Irak.
De eerste dagen gaat alles goed, hij vindt alleen de kakkerlakken in zijn flat niet prettig, maar op een avond rijdt hij zelf met een slokje op terug van een feestje met andere expats, wordt gesneden door een jeep, remt niet op tijd en loopt schade aan de auto op. Daarna gaat het snel, hij wordt opgesloten en terwijl hij niet veel anders weet te zeggen dan dat hij architect is en Zwitser en een opdracht uitvoert van de sjeik, dringt het tot hem door dat hij verdacht wordt van spionage en nog veel meer, dingen die hem uiteindelijk de das zullen omdoen. Omdat bij de autoriteiten al vaststaat dat ze met hem een grote vis te pakken hebben, doet zijn verweer er niet toe. Bovendien: hoe bewijs je dat je niet werkt voor de Mossad?
En wie weet, misschien heeft hij zich, in zijn naïveteit, wel onbewust ingelaten met dat soort dingen – zijn grote vriend en voorbeeld de architect Fehmer denkt het ook en uiteindelijk ook zijn moeder en zijn vriendin. Zelfs hijzelf vindt het wel gemakkelijk dat te denken – hij weet verder niets beter dan tot het bittere einde door te werken aan de finesses van het operagebouw in Bagdad.
Wat te denken van dit boek van 220 pagina’s, ditmaal aanzienlijk mooier en in beter Nederlands geschreven dan veel vorige werken?
Je kunt twee kanten op: een man die zijn uiterlijk (Indiaas) niet meeheeft en een enigszins contactgestoorde dromer is en daardoor in de problemen komt, dat is een mogelijkheid.
Anderzijds is het ook een grimmig toekomstbeeld, een wereld waarin Europa, verzinnebeeld door het keurige Zwitserland, een sereen eiland van rust en recht is, in een wereld waarin de westerse waarden en het Romeinse recht er helemaal niet meer toe doen. Sam kan zo beschouwd worden als een voorloper; absurde opdrachten op het gebied van de kunst zijn in Europa misschien gewoon, maar in het Midden-Oosten zijn ze verdacht en aanleiding tot marteling en strenge bestraffing.
Ik mag toch zeggen dat ik wel wat gewend ben, maar misschien zegt het feit dat ik er stokstijf met opengesperde ogen van heb wakker gelegen nog wel het beste, dat Grunberg een kunstenaar is die, zacht gezegd, je iedere keer weer verrast.