Bonita Avenue: een ongelooflijk debuut
Boekbespreking door Sante Brun
Met Peter Buwalda zou wel eens een Nederlandse schrijver kunnen zijn opgestaan die bijvoorbeeld Arnon Grunberg en Adri van der Heijden met het grootste gemak naar de kroon steekt. Zijn romandebuut heet Bonita Avenue
Bonita Avenue in Berkeley, Los Angeles, is een van die vele straten met mooie grote huizen en veel groen van volwassen bomen, vlak bij de bergen en bij de oceaan, in dat gezegende deel van de Verenigde Staten. Het is ook de straat waar de familie van wiskundeprofessor Siem Sigerius haar gelukkigste tijd doorbracht, de eerste jaren ook van dat gezin dat bestaat uit Siem en zijn voormalige buurvrouw Tineke en haar twee dochters Joni en Janis, beiden genoemd naar popidolen uit de jaren zestig van de vorige eeuw.
Siem en Joni en haar latere vriend Aaron zijn de hoofdfiguren in Bonita Avenue, het alom bejubelde debuut van Peter Buwalda en ik zeg het maar meteen: de eerste verschijnselen van de verheffing tot cultboek van die pil van bijna 550 pagina’s zijn al te vinden op internet. Er is trouwens ook een belangrijke bijfiguur, Wilbert, de krankzinnige en criminele zoon uit het eerste huwelijk van Sigerius, die uiteindelijk, zal ik maar zeggen, de knoop doorhakt.
Het zou niet goed zijn het verhaal van het boek uitvoerig te vertellen omdat je er dan voor de toekomstige lezer veel spanning vanaf zou halen bovendien: probéér het maar eens kort samen te vatten. Laat ik het erop houden dat er, om maar eens met Gerard Reve te spreken, geen normaal mens in voorkomt en dat wil ik toch een beetje toelichten.
Psychopaat van in de genen
Siem wordt achtereenvolgens wiskundeprofessor, rector magnificus van de Tubantia University en minister van onderwijs met als enige opleiding mulo-b, en natuurlijk flink wat zelfstudie; zijn achtergrond is die van de Utrechtse achterstandswijk, Wijk C. Tineke is een halfprofessionele meubelmaker en haar dochter Joni – in enkele hoofdstukken de ik-figuur – is een kille en volstrekt amorele poenmaakster, die er geen been in ziet rijk te worden in de porno-industrie. Haar vriend Aaron is een begenadigd fotograaf, die echter krankzinnig wordt – wellicht vergiftigd door de keiharde karakters van zijn vriendin en haar stiefvader. Met Siem beoefent hij tevens intensief de judosport. En Wilbert is een levensgevaarlijke psychopaat en dat zit overduidelijk in zijn genen – die van Siem, al denkt Siem zelf van niet. Allemaal hebben ze hun grote en kleine geheimen voor elkaar, spelen ze rolletjes en rollen die onvermijdelijk tot de catastrofe leiden. En tegen de achtergrond speelt de vuurwerkramp van Enschede een rol als een soort voorbode voor hoe het gaat aflopen.
Die op zich soms onwaarschijnlijke karakters vormen dan ook een zeer explosief mengsel, waarvan de laatste tientallen pagina’s van het boek uiterst realistisch verslag doen. Het is of de schrijver geen andere uitweg meer ziet dan zich hardhandig, bijna in paniek, te ontdoen van de monsters die hij heeft opgeroepen. Zelfs de kille Joni komt er niet helemaal ongeschonden uit.
De manier waarop Buwalda een en ander uit de doeken doet is duizelingwekkend. Eenheid van tijd en handeling is ver te zoeken, soms zit je in een verhaal in een verhaal in een verhaal in een en dezelfde alinea en komt dan toch keurig op je pootjes terecht. Dat is echt perfect gedaan, ik had er weinig moeite mee voortdurend te beseffen in welk tijdperk ik nú weer was aangeland.
Minister Kruidenier
Ook qua plaats gaan we letterlijk van de hak op de tak, dan weer zijn we Los Angeles in de jaren zeventig en dan weer in Venlo, Brussel of Enschede ergens in 2008, moeiteloos switchen we van Wijk C in de jaren zeventig naar de kapitale boerderij van Sigerius in Twente en het rijtjeshuis van Aaron in Roombeek in de jaren negentig en opnieuw rond 2008. Steeds mengt Buwalda echt bestaande situaties door zijn fictie, zo treden kort premier Wim Kok op en D66-voorman Thom de Graaf op, maar ook doorzichtige aliassen zoals minister Kruidenier van onderwijs die natuurlijk staat voor minister Apotheker van Landbouw. Buwalda weet de weg in LA, in Sjanghai, in Venlo, Enschede, Utrecht en Nijmegen. Hij kent het universitaire milieu van binnenuit, maar ook de machinaties van de politiek, hij weet wat af van wiskunde en van de porno-industrie – en dat is belangrijk voor een boek: dat de lezer zichzelf niet een koude douche bezorgt doordat de schrijver te weinig blijkt te weten van een onderwerp waar de lezer wel in thuis is. (Harry Mulisch had daar een hinderlijk handje van.) Buwalda weet zo het onvoorwaardelijke vertrouwen van de lezer te winnen, en dat is met opzet gedaan, dan komt de catastrofe des te harder aan.
Maar komaan, ik draai om de feiten heen. Het is natuurlijk een debuut en zolang Buwalda geen tweede, minstens zo goed boek publiceert moet je voorzichtig zijn met de vergelijking met schrijvers die kunnen bogen op een groot en ontzagwekkend oeuvre. Maar afgezien daarvan: Bonita Avenue kan, en dat zeg ik zonder reserve, rustig staan naast boeken van door mij zeer bewonderde schrijvers als T.C. Boyle of, beter nog, Jonathan Franzen; het is een episch werk dat mijn nachtrust een paar nachten enigszins gestoord heeft.
Met Peter Buwalda zou wel eens een Nederlandse schrijver kunnen zijn opgestaan die bijvoorbeeld Arnon Grunberg en Adri van der Heijden met het grootste gemak naar de kroon steekt.