Een doelloze schrijver op een schimmige berg
Boekbespreking door Sante Brun
Marcus Kolpa kennen we al uit Dis van Marcel Möring. In mijn stukje over dat boek schreef ik al dat Möring Dante is, want Dis is de naam van de stad in Dante’s hel. Louteringsberg, Mörings nieuwe roman, waarin we ons helemaal concentreren op Kolpa, is het Vagevuur en ik neem aan dat er nog een deel zal volgen dat Paradijs zal heten.
Marcus Kolpa, die – maar als we dat te weten komen zijn we al flink opgeschoten in het boek – bij zijn geboorte Polak heette, heeft een boek geschreven, de inhoud waarvan ons volkomen duister blijft, maar dat geldt niet voor het effect dat het heeft gehad op Kolpa’s leven. Hij is er namelijk steenrijk van geworden. Maar goed ook, want hoewel Marcus het hele boek lang aantekeningen maakt en stapels manuscripten vervaardigt, het tweede boek komt er niet van.
Van het geld heeft hij een huis gekocht op een heuvel ergens in de Achterhoek, voedt hij eigenhandig zijn dochter Rebecca op nadat zijn vrouw Chaja, die we ook kennen uit Dis, onder geheimzinnige omstandigheden is verdwenen – een feit dat een slagschaduw werpt over de intrige. Trouwens ook het feit dat Marcus’ vader niet bekend is. En over slagschaduwen gesproken, de jodenvervolging in de Tweede Wereldoorlog speelt een belangrijke en uiteindelijk zelfs verrassende rol in het verhaal.
In het huis ontvangt Marcus weinig mensen, hij heeft een huishoudster, mevrouw Sanders, die hij op een afstand houdt. Veelvuldig bezoekt hem een vriend, de fotograaf Albert. Marcus heeft met iedereen, ook met zijn dochter, een harmonieuze maar vooral koele verhouding. ‘Dochter’ zegt hij tegen haar, en zij zegt ‘Vaderlief’ terug.
Möring is er in geslaagd de eigenaardige verhoudingen tussen de spelers vanzelfsprekend te laten zijn, maar ook schimmig, je kijkt er de hele tijd net naast. En veel, zo niet alles, blijkt uiteindelijk anders, maar hoe? Mij moet je dat niet vragen. Marcus’ moeder, huisbakken als maar mogelijk is en niet erg bezig met haar joodse afkomst, verhuist opeens (maar lang geleden) naar Israël, Marcus krijgt pas weer ‘contact’ met haar als ze overleden is – en hem veel geld nalaat.
Bij toeval komt Marcus er achter dat zijn moeder zijn moeder niet is, dat zijn vader misschien een Amerikaanse professor is, genaamd Hollander, die ook nog iets te maken heeft gehad met het huis op de berg, de louteringsberg. Ook komt hij achter de activiteiten naar aanleiding waarvan, wellicht, Chaja is verdwenen, vagelijk wordt gehint naar linksradicale acties. Marcus gaat intussen ogenschijnlijk onverstoorbaar door met sigaren roken en gedetailleerd beschreven exquise maaltijden bereiden. Hij is wel met alles bezig, maar het lijkt hem vaak nauwelijks te raken. Zelfs niet als hij er achter komt dat Chaja beland is in een krankzinnigengesticht in, alweer, Israël.
Het is een boek van het type dat je ‘in één adem uitleest’. Maar ergens halverwege was er toch een moeizaam door te komen, modderig deel – het boek is prachtig geschreven, maar het had ook verder wat geserreerder gekund dan de vijfhonderd pagina’s die het nu telt.
Maar niet zeuren, ik blijf erbij, sterker nog, ik ben gesterkt in mijn mening dat Möring een van de grotere schrijvers van het Nederlands taalgebied is. Dat het joodse verleden een schier onuitputtelijke bron is. En dat ook dit boek me deed denken aan Jonathan Franzen, net als het laatste boek van die andere joodse schrijver, Arnon Grunberg. Al schrijft die ronduit hartstochtelijk, vergeleken bij Möring.