Who's Online
1 visitors online now
Schrijf ons

Je kunt ons altijd schrijven via de contactpagina. Daar vind je ook richtlijnen, voor het geval dat je mail-notificaties wenst bij nieuwe 'posts' aangaande Best. 

Rubrieken
Opinie of niet?

ls een post op deze site begint met wat in de typografie heet een initiaal, zoals de A hier, bevat zij een mening of interpretatie van de schrijver.

English?

Translation by Google in Chrome: please, click the right mouse button and select 'English'.

Archieven
februari 2011
Z M D W D V Z
 12345
6789101112
13141516171819
20212223242526
2728  

Een nette man tussen de horken van Deshima

Boekbespreking door Sante Brun

DeshimaJacob de Zoet, in dienst van de VOC is een steile protestant uit Domburg in Zeeland, die in zijn godsdienstijver zelfs zo ver gaat dat hij een psalmenboek naar Deshima smokkelt – de Japanners zouden hem zwaar straffen als ze het ontdekt hadden. Op het eiland treft De Zoet zijn ‘collega’s’ aan, die je rustig kunt samenvatten als een zootje ongeregeld, een stel botte racisten die desgewenst elkaar zouden vertrappen als er iets mee achterover te drukken viel. De Zoet is daarentegen een sympathieke man met nieuwsgierige belangstelling voor de cultuur van de Japanners – hij wordt zelfs verliefd op een Japans meisje.

David Mitchell heeft een duidelijke bedoeling gehad met de eigenaardige titel die hij zijn roman meegaf: The Thousand Autumns of Jacob de Zoet. Hij wilde kennelijk meteen met de titel duidelijk maken hoe vreemd en meestal onbegrijpelijk de denkwijze van de Japanners van de achttiende en negentiende eeuw was. Japanners die hun land, onbegrijpelijk maar min of meer poëtisch het land van de duizend herfsten noemden, en dat was nog maar een van de vele namen.

Jacob de Zoet (losjes gebaseerd op een historische figuur, Hendrik Doeff) is een klerk in dienst van de Oost-Indische Compagnie die aan het eind van de achttiende eeuw opdracht krijgt de boekhouding van de Nederlandse handelspost op het Japanse eilandje Deshima na te zien omdat er vermoedens van grootschalige corruptie zijn. Deshima was op dat moment de enige plek waar het volledig van de buitenwereld afgesloten Japanse Shogunaat handel dreef met het buitenland. De Japanners vertrouwden uitsluitend de Hollanders maar beperkten dat vertrouwen tot het strikt noodzakelijke om bijvoorbeeld zilver en koper te kunnen exporteren. De Nederlanders mochten niet reizen door het land, mochten de taal niet leren en mochten hun godsdienst niet belijden.

Jacob de Zoet is een steile protestant uit Domburg in Zeeland, die in zijn godsdienstijver zelfs zo ver gaat dat hij een psalmenboek naar Deshima smokkelt – de Japanners zouden hem zwaar straffen als ze het ontdekt hadden. Op het eiland treft De Zoet zijn ‘collega’s’ aan, die je rustig kunt samenvatten als een zootje ongeregeld, een stel botte racisten die desgewenst elkaar zouden vertrappen als er iets mee achterover te drukken viel. De Zoet is daarentegen een sympathieke man met nieuwsgierige belangstelling voor de cultuur van de Japanners – hij wordt zelfs verliefd op een Japans meisje.

Als De Zoet uiteindelijk de boeken heeft uitgeplozen en de vinger achter de corruptie heeft weten te krijgen, wordt dat door zijn baas Vorstenbosch schijnbaar gewaardeerd, maar op het moment dat De Zoet denkt, na het vertrek van een deel van de ‘bemanning’ van Deshima met het retourschip, bevorderd te worden, blijkt alles anders, en wordt hij gedegradeerd tot ondergeschikte van een gehate ambtenaar – Vorstenbosch zelf hoort namelijk ook tot de bedriegers, hetgeen later zal blijken: de hele voorraad koper aan boord van het retourschip wordt onderweg voor eigen rekening verkocht in plaats van voor die van de rechtmatige eigenaresse, de VOC.

Napoleon

Maar dat weet De Zoet natuurlijk niet, het boek beschrijft treffend de isolatie van een eiland als Deshima: een bepaalde brief uit Zeeland doet er vijf jaar over om Deshima te bereiken – en dat gebeurt zeker als het vaste schip uit Batavia enkele jaren weg blijft. Dat Nederland intussen bezet is door Napoleons Frankrijk, en feitelijk in oorlog is met Engeland en dat de VOC zelfs heeft opgehouden te bestaan, dat dringt niet tot Deshima door.

Dat gebeurt pas als een Engels fregat opduikt in de baai waar Deshima ligt. De Britse kapitein eist overgave van de handelspost, maar De Zoet, die door allerlei omstandigheden die samenhangen met de komst van het Britse schip feitelijk de baas is geworden op Deshima, weigert pertinent zich over te geven, al is hij doodsbang. Hetgeen leidt tot een beschieting door de Engelsen. Waarom het fregat midden onder de oorlogshandelingen plotseling de zeilen hijst en de baai uit vaart, dat wordt niet erg duidelijk, al lijkt er een verband met de enorme jichtaanval waarvan de commandant, kapitein Penhaligon, te lijden heeft of anders de dood door een val uit het want van een mooie halfbloed scheepsjongen die zich mag verheugen in de bijzondere belangstelling van de Britse kapitein.

Je kunt zeggen dat Jacob de Zoet – de Japanners noemden hem Dazûto – daarna nog lang en gelukkig leefde. Hij verwekt een zoon bij een Japanse courtisane maar moet die achterlaten als hij na twintig jaar – en niet na vijf – terugkeert naar Walcheren.

Kindermoorden

Maar eerst brengt hij een ernstige misstand in Japan tot een oplossing. Het meisje Orito op wie hij verliefd was geworden, had een half verbrand gezicht en was daardoor niet bruikbaar als nette bruid. Meisjes met een of ander ‘defect’ waren in die tijd in Japan veroordeeld tot een leven als prostituee. Maar De Zoet ontdekt dat er nog een andere mogelijkheid is: intreden in het klooster op de berg Shiranui. Daar blijkt een gruwelijke sekte te huizen, die onsterfelijkheid nastreeft door de zielen van pasgeboren baby’s te oogsten. De baby’s maken de monniken zelf, door de vrouwen in het klooster zwanger te maken en de kinderen zogenaamd voor adoptie weg te nemen. De kinderen worden direct in het geheim verdronken waardoor hun zielen ‘vrijkomen’.

Shiroyama, de Magistraat van Nagasaki, die zelfmoord moet plegen omdat hij zijn stad niet heeft kunnen verdedigen tegen het Britse fregat, beseft door tussenkomst van De Zoet wat voor monster zijn vriend, de abt van het klooster, Enemoto is, en neemt hem mee in de dood.

Mitchell maakt het zichzelf en zijn lezers niet gemakkelijk. Daar is ten eerste de vorm, waarin hij zijn figuren in een (cursief gedrukte) monologue intérieure laat denken terwijl ze handelen of een gesprek voeren. Verder spreken ze allemaal een licht archaïsch Engels. En ook heel achttiende-eeuws zijn de uitweidingen waarin zijn relaas overgaat in de stijl van een historisch of antropologisch essay. Maar als je daar eenmaal aan gewend bent kun je niet anders dan bewondering hebben voor de mate waarin Mitchell (die lang in Japan woonde) in staat is een helder beeld te schetsen van de Japanse besloten maatschappij van toen, die zich wel in een ander zonnestelsel leek te bevinden. Wat misschien ook werkelijk zo was.

Een reactie op “Een nette man tussen de horken van Deshima”

Reageer