De actualiteit van de nieuwe Umberto Eco
Boekbespreking door Sante Brun
Il Cimitero di Pragavan Umberto Eco mag dan een typische negentiende-eeuwse roman vol duivelse riten, dolksteken in het duister en smerige krochten zijn (die doen denken aan Das Parfüm van Patrick Süsskind) en van gemene dubbelspionnen, culminerend in leven en dood van een typische ‘hysterische’ vrouw genaamd Diana Vaughan – er is sindsdien niet veel veranderd. En ergens ben ik dan ook een passage tegengekomen die een aardige beschrijving geeft van de decadente verrotting van de Italiaanse samenleving, zoals teweeg gebracht door de gewetenloze ordinaire zakenm an Silvio Berlusconi.
Nederlandse vertaling komt eraan
Getuige de flaptekst had de uitgever van Il pendolo di Foucault (De slinger van Foucault) van Umberto Eco er in 1988 al moeite mee, hij uitte daar een zeker heimwee naar de eerste roman van Eco, Il nome della rosa (De naam van de roos) die tenminste kon bogen op de klassieke eenheid van tijd, plaats en handeling. Het verhaal van Il pendolo daarentegen slingert zo’n beetje stuurloos door de hele geschiedenis.
Het nieuwste boek van Eco, Il Cimitero di Praga (De begraafplaats van Praag) heeft ook die duizelingwekkende gang door de tijd, maar gelukkig zijn plaats en handeling min of meer volgens de klassieke normen en wat meer zegt: in Il Cimitero keert Eco terug naar zijn oude liefde, namelijk de wereld van de geheime genootschappen en van het cloak and daggervan de tweede helft van de negentiende eeuw in Italië maar vooral in Parijs.
Dreyfus
Toch heeft ook hier de uitgever dezelfde duizelingwekkende ervaring als de lezer. De flaptekst zegt: ‘In de negentiende eeuw, in Turijn, Palermo en Parijs treffen we een hysterische sataniste, een abt die twee keer doodgaat, diverse lijken in een Parijs’ riool, een garibaldijn genaamd Ippolito Nievo, verdwenen is ter hoogte van Stromboli, de vervalste brief van Dreyfus aan de Duitse ambassade, de geleidelijke groei van de falsificatie die bekend werd onder de naam De protocollen van de wijzen van Sion… Jezuïeten die samenspannen met vrijmetselaars, vrijmetselaars, carbonari en mazzinianen die priesters wurgen met hun eigen darmen, een reumatische Garibaldi met kromme benen, de plannen van de Piemontese, Franse, Pruisische en Russische geheime diensten, de rampspoed die Parijs treft tijdens de Pruisische bezetting en de periode van de Commune, toen de mensen ratten aten, dolkstoten, stinkende holen waar misdadigers in de geur van absinthplannen maken voor bomaanslagen en revolutie, valse baarden, valse notarissen, valse testamenten, duivelse broederschappen en zwarte missen. Prima materiaal voor een roman in negentiende-eeuwse stijl… Met één groot verschil, namelijk dat alle personen die voorbij komen echt bestaan hebben met uitzondering van de centrale figuur.’
Antisemitisme
Die centrale figuur is Simone Simonini, oorspronkelijk geheim agent, die zich, typisch Eco, een tijdlang dezelfde persoon waant als abt Della Piccola. Hij is vooral een kundig falsaris, die een pamflet schrijft dat een verslag moet zijn van een fictieve bijeenkomst van Joodse rabbijnen op de Joodse begraafplaats van Praag, waarin die het streven naar wereldheerschappij door de Joden op touw zetten. Hij schrijft het stuk vooral omdat hij door zijn grootvader opgevoed is tot een fel antisemiet in de negentiende eeuw vol toenemend antisemitisme. Simonini’s doel is het pamflet duur te verkopen, maakt niet uit aan wie, zodat hij in Parijs zijn verdoken maar dure levenswijze kan bekostigen.
Uiteindelijk komt hij erachter dat zijn geschrift niet alleen niet heeft opgebracht wat hij ervan verwachtte, maar ook dat het brutaalweg gebruikt is om de genoemde Protocollen te schrijven, die later Hitler zouden inspireren bij het schrijven van Mein Kampf.
De laatste zin van de uitgever in de flaptekst is trouwens ook de moeite van het overdenken waard; ‘Ook al omdat de enige gefantaseerde persoonlijkheid in dit verhaal de waarachtigste van allemaal is, en zeer veel lijkt op anderen die nog altijd onder ons zijn.’
Berlusconi
Met andere woorden: Il Cimitero di Praga mag dan een typische negentiende-eeuwse roman vol duivelse riten, dolksteken in het duister en smerige krochten zijn (die doen denken aan Das Parfüm van Patrick Süsskind) en van gemene dubbelspionnen, culminerend in leven en dood van een typische ‘hysterische’ vrouw genaamd Diana Vaughan – er is sindsdien niet veel veranderd en ergens ben ik dan ook een passage tegengekomen die een aardige beschrijving geeft van de decadente verrotting van de Italiaanse samenleving, zoals teweeg gebracht door de gewetenloze ordinaire zakenman Silvio Berlusconi.
Het is maar goed dat Umberto Eco zijn uitgever ietwat tegemoet is gekomen door achterin het boek een overzichtelijk schema te geven waarop de roman is gebaseerd. Daar profiteert de lezer namelijk ook sterk van, al is het hebben van overzicht over het van de hak op de tak springende verhaal niet noodzakelijk om te genieten van deze magistrale, met gravures in negentiende-eeuwse feuilletonstijl geïllustreerde roman. Hoewel ik er wel snel aan wil toevoegen dat ik Baudolino nog altijd Eco’s ‘leukste’ boek vind.
Het boek komt op 17 januari uit in Nederlandse vertaling onder de (eigenaardige) titel Begraafplaats van Praag.
Sante Brun